Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor wapenbezit.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/600704-11; 16/600817-10 (tul) [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 september 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1960] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats],

thans gedetineerd te PI Flevoland – HvB Almere Binnen te Almere,

raadsman: mr. J.J. Stobbe, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Een wapen en munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de processen-verbaal van bevindingen die zich in het dossier bevinden.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting ;

- het proces-verbaal van bevindingen van binnentreden in de woning van verdachte ;

- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar het wapen en de patronen .

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 13 juli 2011 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, voorhanden heeft gehad een wapen (enkelloops kogelgeweer, merk Remington, model speedmaster 552) en een hoeveelheid munitie (14 scherpe patronen, kaliber .22).

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie , terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie .

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 121 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat er rekening dient te worden gehouden met het lichte kaliber van het wapen en met de beladen voorgeschiedenis waardoor verdachte zich genoodzaakt voelde een wapen aan te schaffen. Voorts stelt de raadsman dat er geen sprake van recidivegevaar is en dat een voorwaardelijke straf afdoende zal zijn. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om er bij de vaststelling van de strafmaat rekening mee te houden dat verdachte een eigen bedrijf heeft en dat zijn schoonvader terminaal ziek is.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens dient dan ook streng te worden opgetreden.

De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte het wapen heeft aangeschaft omdat er sprake is van een langlopend familieconflict. Verdachte voelt zich bedreigd door zijn eigen familie en heeft uit angst een wapen in huis gehaald. De rechtbank wil benadrukken dat juist in dergelijke situaties het risico voor de veiligheid van personen groot is en dat zij het verdachte zeer kwalijk neemt dat hij een dergelijk wapen in zijn bezit had. Verdachte heeft immers zelf ter zitting verklaard dat hij voornemens was om bij een mogelijke bedreiging in de lucht te schieten.

Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van

- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 15 juli 2011;

- een rapport van Reclassering Nederland betreffende verdachte d.d. 15 juli 2011.

De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf lager dient te zijn, nu de rechtbank niet de noodzaak ziet van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor een langere duur dan één maand. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van reclasseringscontact en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden niet in de rede ligt, omdat verdachte vrijwillig hulp zoekt voor zijn angsten en reeds is aangemeld voor een behandeling bij De Waag.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van één maand, teneinde de ernst van het feit te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.

7 De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd te verlengen met één jaar.

De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zou de vordering tot tenuitvoerlegging kunnen worden toegewezen. De rechtbank is echter met de officier van justitie van oordeel dat de proeftijd met één jaar dient te worden verlengd en dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf in onderhavig geval niet passend is.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 14a, 14b, 14c, 14f, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie , terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie .

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

Voorlopige hechtenis

- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;

Vordering tenuitvoerlegging

- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar.

Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bruna, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. N. van der Velden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 september 2011.

Mr. Van der Velden is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature