Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Poging tot doodslag. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op haar toenmalige partner door vanaf de tweede verdieping een televisie van ongeveer veertien kilo naar het slachtoffer te gooien. Het slachtoffer is hierbij geraakt en heeft hoofdletsel opgelopen. Slechts door een gelukkig toeval is een en ander voor het slachtoffer niet met veel ernstiger of zelfs met fatale gevolgen geëindigd. Gevangenisstraf voor de duur van 299 dagen, met aftrek, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar; bijzondere voorwaarde: reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en/of begeleiding door en/of (ambulante) behandeling bij De Waag.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/901029-11

Datum uitspraak: 1 maart 2012

(Verkort vonnis)

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],

adres: [adres].

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 februari 2012.

De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. P.H.P. van Vught, advocaat te Eindhoven, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.

De officier van justitie mr. I.W. Streefland heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 312 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte alle aanwijzingen van de reclassering zal opvolgen, ook indien dat inhoudt een meldingsgebod en/of het volgen van een behandeling bij De Waag, en voorts tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerd voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.

De tenlastelegging.

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 09 november 2011 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [X] van het leven te beroven, opzettelijk een televisietoestel (met een gewicht van ca. 14 kg) uit het raam van (de tweede verdieping van) een woning op het hoofd/lichaam van die [X] heeft gegooid en/of laten vallen (die beneden op de stoep liep), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 287 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 09 november 2011 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [X], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een televisietoestel (met een gewicht van ca. 14 kg) uit het raam van (de tweede verdieping van) een woning op het hoofd/lichaam van die [X] heeft gegooid en/of laten vallen (die beneden op de stoep liep), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 09 november 2011 te [woonplaats] [X] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een televisie (met een gewicht van ca. 14 kg) uit het raam van (de tweede verdieping van) een woning op het hoofd/lichaam van die [X] gegooid en/of laten vallen;

art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat:

zij op 09 november 2011 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [X] van het leven te beroven, opzettelijk een televisietoestel met een gewicht van ca. 14 kg uit het raam van de tweede verdieping van een woning op het hoofd van die [X] heeft gegooid die beneden op de stoep liep, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid

Bewijsoverweging.

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, nu verdachte niet het opzet had aangever [X] te doden. Zij wilde [X] slechts laten schrikken door de televisie naar beneden te gooien en heeft hem daarbij onverhoopt geraakt.

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

Verdachte heeft verklaard dat zij die avond ruzie had met [X] en dat [X], nadat hij verdachte meermalen had geslagen, de woning had verlaten. Verdachte heeft vervolgens een televisie van ongeveer veertien kilo, die naast de slaapkamerdeur op de grond stond, opgepakt en is met deze televisie naar het raam van die slaapkamer gelopen. Terwijl zij de televisie vasthad heeft zij vervolgens het raam geopend. Toen zij, kijkend door het raam, [X] beneden onder het raam door zag lopen, heeft zij de televisie naar beneden gegooid, waarna de televisie [X] op het hoofd heeft getroffen.

Het gooien van een televisie van een dergelijk gewicht vanuit een raam, gelegen op de tweede verdieping van een woning naar beneden in de richting van een persoon die op dat moment onder dat raam doorloopt, brengt naar het oordeel van de rechtbank de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans met zich dat die persoon door dit voorwerp op het hoofd geraakt wordt, ten gevolge waarvan bij het slachtoffer zodanig letsel had kunnen ontstaan dat deze hierdoor had kunnen komen te overlijden. Door haar handelen heeft verdachte zich dan ook willens en wetens blootgesteld aan deze aanmerkelijke kans. Dat verdachte, zoals zij zelf heeft verklaard, uitsluitend aldus zou hebben gehandeld om [X] schrik aan te jagen, in de wens aan een reeks van gestelde mishandelingen door [X] van verdachte een einde te willen maken omdat volgens verdachte "de maat vol was", maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met het voor poging tot doodslag ten minste vereiste voorwaardelijk opzet.

Beroep op psychische overmacht.

De raadsman heeft bepleit verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu verdachte - gelet op haar psychische gesteldheid vanwege haar moeizame relatie met [X], waarbij verdachte stelselmatig door [X] zou zijn mishandeld, de gebeurtenissen eerder op de dag tussen verdachte en [X], en door het feit dat haar zoon eerder die dag een korte periode vermist was geweest - handelde uit psychische overmacht.

Op grond van bovenstaande verklaring van verdachte neemt de rechtbank weliswaar aan dat verdachte - gelet op de omstandigheden die hiervoor door de raadsman zijn genoemd - door enige psychische druk vanuit de persoon van [X] heeft gehandeld, doch niet is gebleken dat bij verdachte sprake was van een zodanige psychische dwang dat van haar in redelijkheid niet gevergd kon worden anders te handelen dan zij in dit geval heeft gedaan. Zowel het dossier als de verklaring van verdachte ter terechtzitting bieden hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Het beroep op psychische overmacht slaagt dan ook niet.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op haar toenmalige partner door vanaf de tweede verdieping een televisie van ongeveer veertien kilo naar het slachtoffer te gooien. Het slachtoffer is hierbij geraakt en heeft hoofdletsel opgelopen. Slechts door een gelukkig toeval is een en ander voor het slachtoffer niet met veel ernstiger of zelfs met fatale gevolgen geëindigd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.

De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel d.d. 10 november 2011 uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking met politie of justitie is geweest.

De rechtbank heeft acht geslagen op een reclasseringsadvies van het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering, d.d. 23 januari 2012 betreffende verdachte.

De rapporteur meldt dat de grondslag voor het onderhavige delict een onderdeel lijkt te zijn van een jarenlang patroon waarin stelselmatig mishandelingen voorkwamen. Verdachte was door onder andere een gebrek aan vaardigheden op het gebied van opkomen voor zichzelf, assertiviteit en het op waarde schatten van haar eigen persoon, niet bij machte de vicieuze cirkel te doorbreken en grenzen te stellen. Het ophouden van de schone schijn als gevolg van schaamte had tot gevolg dat verdachte geen steun of reflectie had van mensen van buitenaf. Tevens speelt partnerkeuze een rol bij de mishandelingen, daar verdachte in het verleden al eens een relatie heeft gehad waarin sprake was van mishandelingen.

De rapporteur concludeert dat verdachte een zelfstandige vrouw is bij wie weinig problemen aanwezig zijn en die over het algemeen positieve banden met familie en vrienden heeft. De rapporteur schat het recidiverisico als laaggemiddeld in. De kans bestaat echter dat verdachte opnieuw terecht komt in een destructieve relatie wanneer er geen behandeling/begeleiding komt met betrekking tot het verbeteren van de assertiviteit, het stellen van grenzen, het zelfbeeld en de eigenwaarde van verdachte. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.

De rechtbank onderschrijft dit advies en zal dienovereenkomstig beslissen.

Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de door verdachte beschreven relatie met [X], waarin zij, stelselmatig door [X] zou zijn mishandeld -hetgeen [X] in een gesprek met de reclassering min of meer heeft bevestigd- alsmede de houding van verdachte ter terechtzitting, waarin zij ogenschijnlijk oprecht heeft verklaard dat zij zich achteraf goed realiseert waar haar handelen toe had kunnen leiden en dat dit haar nog dagelijks serieuze schuldgevoelens oplevert, zal de rechtbank een lagere straf aan verdachte opleggen dan door de officier van justitie geëist. Naar het oordeel van de rechtbank volstaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede een significant voorwaardelijk deel als waarschuwing voor de toekomst. De rechtbank acht de gevorderde werkstraf daarnaast niet geboden.

Inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerd voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

- 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

poging tot doodslag

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 299 (TWEEHONDERDNEGENENNEGENTIG) DAGEN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 200 (TWEEHONDERD) DAGEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 (TWEE) JAREN vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

en onder de bijzondere voorwaarde:

- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en/of begeleiding door en/of (ambulante) behandeling bij De Waag;

geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;

verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een televisie.

Dit vonnis is gewezen door

mr. H.J.M. Smid-Verhage, voorzitter,

mrs A.J.J.M. Weijnen en M.C. Bruining, rechters,

in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature