Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Maatregel. Verlaging bijstand over een maand met 100%. Appellante heeft geen algemeen geaccepteerde arbeid aanvaard. Het college heeft voldoende maatwerk geleverd bij haar arbeidsinschakeling. Het valt appellante te verwijten dat zij heeft geweigerd om het aangeboden dienstverband te aanvaarden en daarmee is zij de verplichting om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet nagekomen.

Uitspraak



10/76 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 18 december 2009, 09/573 (aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Boxtel (college)

Datum uitspraak: 28 februari 2012

I. PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2012. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door C.H.J. Stoop.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellante ontvangt vanaf 15 augustus 2007 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.

1.2. Bij besluit van 4 maart 2008 heeft het college onder verwijzing naar de uit de wet voortvloeiende arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB in een traject beschikking aangegeven dat om appellante te ondersteunen in het vinden en behouden van betaald werk voor haar een WWB-dienstverband wordt ingekocht bij Personeelsbeheer B.V. te Boxtel (WSD). Appellante heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen dit besluit.

1.3. Op 28 augustus 2008 heeft appellante geweigerd een door het college in het kader van het traject Snelwerkplus aangeboden dienstverband bij WSD te aanvaarden. Bij besluit van 26 september 2008 heeft het college de bijstand van appellante over de maand oktober 2008 verlaagd met 100%. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft aanvaard.

1.4. Bij besluit van 15 januari 2009 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 26 september 2008 ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het dienstverband bij WSD, gelet op de achtergrond en aard daarvan, dient te worden aangemerkt als een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Het college heeft aan het besluit tot verlaging dan ook ten onrechte ten grondslag gelegd dat appellante algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank is de juiste grondslag dat appellante de verplichting tot gebruik maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet of onvoldoende is nagekomen en dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject.

3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden gekeerd tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het besluit van 15 januari 2009 in stand zijn gelaten.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Vast staat dat appellante heeft geweigerd om het in het kader van het traject Snelwerkplus aangeboden dienstverband bij WSD te aanvaarden.

4.2. De Raad stelt, in lijn met zijn eerdere uitspraken (onder meer CRvB 26 april 2011, LJN BQ3331), voorop dat het niet aan de belanghebbende maar aan het college is om te bepalen welke re-integratievoorziening voor de belanghebbende is aangewezen om het uiteindelijk beoogde doel (arbeidsinschakeling) te bereiken. Wel is vereist dat het college maatwerk levert en de voorziening het resultaat is van een zorgvuldige, op de persoon toegesneden, afweging (Kamerstukken II 2002/03, 28 870, nr 3, blz. 5 en 6). Het college dient voorts aan de belanghebbende kenbaar te maken waaruit de voorziening concreet bestaat, waarom deze voorziening, gelet op de individuele feiten en omstandigheden, is aangewezen en welk tijdpad wordt gevolgd.

4.3. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het traject Snelwerkplus, gelet op de achtergrond en de aard daarvan, een voorziening is gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB . Gelet op het feit dat de arbeidsverplichtingen op haar van toepassing zijn, diende appellante hieraan dan ook haar medewerking te verlenen.

4.4. Appellante stelt zich op het standpunt dat het haar niet te verwijten is dat zij heeft geweigerd het in het kader van het traject Snelwerkplus aangeboden dienstverband bij WSD te aanvaarden.

4.4.1. Appellante heeft daartoe onder meer betoogd dat het college niet voldoende maatwerk heeft geleverd bij haar arbeidsinschakeling. De Raad deelt dit standpunt niet. Op basis van de gedingstukken heeft het college voldaan aan de in 4.2 omschreven vereisten. Appellante werd op 4 maart 2008 aangemeld bij WSD. In het naar aanleiding daarvan opgestelde trajectplan is opgenomen dat appellante aangemeld wordt bij het mobiliteitscentrum van WSD en dat de komende tijd gezocht wordt naar een reguliere baan of een externe detacheringsplek. Toen arbeidsinschakeling op deze wijze niet werd bereikt, onder andere omdat appellante aangaf geen interesse te hebben in enkele voor haar geschikt geachte vacatures bij de Rabobank , een drukkerij in Schijndel, een call centre in ’s-Hertogenbosch en bij BCM, heeft het college er in juni 2008 voor gekozen appellante aan te melden voor het traject Snelwerkplus bij WSD. Het college heeft appellante voorts zowel mondeling als schriftelijk geïnformeerd over het traject Snelwerkplus en de daarbinnen bij WSD te verrichten werkzaamheden.

4.4.2. Appellante heeft tevens aangevoerd dat van haar niet verlangd kon worden bij WSD werkzaamheden te verrichten die ook uitgevoerd werden door aldaar geplaatste medewerkers met een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening. Deze omstandigheid vormt echter geen gegronde reden om de in het kader van het traject Snelwerkplus aangeboden werkzaamheden bij WSD niet te aanvaarden. In dat kader is van belang dat, zoals het college heeft toegelicht, het traject Snelwerkplus meer omvat dan alleen het verrichten van werkzaamheden. Het betreft een dienstverband voor maximaal zes maanden, met als doel activering, het in kaart brengen van mogelijkheden en beperkingen en het volgen van een adequaat traject, om de uitstroom naar regulier werk of regulier onderwijs te bevorderen.

4.4.3. Appellante heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de voorziening Snelwerkplus haar niet aangeboden had mogen worden. In dit kader wijst zij op artikel 15 van de Re-integratieverordening gemeente Boxtel (re-integratieverordening), waarin is bepaald dat alleen uitkeringsgerechtigden die ontheven zijn van de verplichting tot aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid in aanmerking komen voor een traject gericht op arbeidsactivering. Nu zij niet ontheven is van deze verplichting, kon het college haar ook niet verplichten tot deelname aan een traject gericht op arbeidsactivering. De Raad deelt dit standpunt niet. Zoals het college terecht heeft opgemerkt, bepaalt artikel 9 van de re-integratieverordening dat de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling onder te verdelen zijn in ondersteuning bij arbeidsinschakeling, werkervaring en arbeidsactivering. Zoals is overwogen in 4.3 is het traject Snelwerkplus aan te merken als een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Nu in het geheel geen sprake is van een traject gericht op arbeidsactivering, faalt de grond van appellante reeds hierom.

4.4.4. Gelet op het in 4.4.1 tot en met 4.4.3 overwogene valt het appellante te verwijten dat zij heeft geweigerd om het in het kader van het traject Snelwerkplus aangeboden dienstverband bij WSD te aanvaarden en dat zij aldus de in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB neergelegde verplichting om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet is nagekomen. Hieruit vloeit voort dat het college ingevolge artikel 18, tweede lid, van de WWB gehouden was de bijstand van appellante overeenkomstig de Afstemmingsverordening 2006 van de gemeente Boxtel (verordening) te verlagen. Tussen partijen is niet in geschil dat de hoogte en de duur van de opgelegde verlaging in overeenstemming zijn met de verordening.

4.5. Appellante heeft aangevoerd dat de opmerkingen van een medewerker van WSD dat zij in verband met haar privésituatie en opvoeding therapie nodig heeft in strijd zijn met het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 12 van de Universele verklaring van de rechten van de mens. De opmerkingen van deze medewerker van WSD, wat daar inhoudelijk ook van zij, zijn in het hier aan de orde zijnde geschil niet relevant, aangezien deze opmerkingen niet ten grondslag liggen aan de door het college opgelegde maatregel.

4.6. Het door appellante gedane beroep op artikel 87, eerste lid, van het EG-Verdrag en de Verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun is door haar op geen enkele wijze gemotiveerd of onderbouwd. Aan deze beroepsgrond wordt daarom voorbij gegaan.

4.7. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en M. Hillen en Y.J. Klik als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2012.

(get.) J.F. Bandringa.

(get.) R.L.G. Boot.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature