Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

vordering tot verlening van medewerking aan bloedonderzoek.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector civiel recht

Locatie Lelystad

zaaknummer / rolnummer: 191236 / KL ZA 11-1026

Vonnis in kort geding van 25 oktober 2011

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

advocaat mr. D.J.P. van Barneveld te Arnhem,

tegen

[gedaagde],

zonder vaste woonplaats ([postadres]), maar ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding feitelijk verblijvende te Almere, Baljuwstraat 2,

gedaagde,

advocaat mr. O. Bolluyt te Lelystad.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de telefoongesprekken tussen de griffie en de advocaat van [eiser], een aanvang nemend op 25 oktober 2011 omstreeks 11:00 uur, op basis waarvan de voorzieningenrechter heeft bepaald dat de zitting plaats zou vinden op het politiebureau te Almere, Baljuwstraat 2, en de betekening van de dagvaarding op uiterlijk 25 oktober 2011 te 13:00 uur zou geschieden;

- de in persoon betekende dagvaarding van 25 oktober 2011 met 1 productie;

- de mondelinge behandeling van 25 oktober 2011 op het politiebureau te Almere, Baljuwstraat 2.

1.2. De voorzieningenrechter heeft vervolgens onmiddellijk ter plaatse mondeling vonnis gewezen.

2. De feiten

2.1. [eiser] is als hoofdagent werkzaam bij Politie Flevoland.

2.2. [gedaagde] werd op 24 oktober 2011 door drie medewerkers van de Nederlandse Spoorwegen geverbaliseerd, waarbij hij zich agressief gedroeg. Daarop werd een melding bij Politie Flevoland gedaan.

2.3. Op 24 oktober 2011 omstreeks 21:30 uur werd [gedaagde] aangehouden door twee politieambtenaren, waaronder [eiser], waarbij [gedaagde] een open verwonding opliep bij zijn mond. Nadat [gedaagde] deze verwonding opgelopen had, spuwde hij [eiser] in het gezicht, terwijl [eiser] op dat moment zijn mond geopend had. Hierdoor kwam er speeksel en bloed in de mond van [eiser].

2.4. [gedaagde] heeft ondanks een daartoe strekkend verzoek van [eiser] geweigerd om zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek om vast te kunnen stellen of [gedaagde] drager is van een overdraagbare aandoening.

3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert - zakelijk weergegeven - dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:

a. [gedaagde] wordt veroordeeld om op straffe van een dwangsom zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, zodat onderzocht kan worden of hij drager is van een besmettelijke aandoening of ziekteverwekker, in het bijzonder van het HIV-virus en/of hepatitis B en/of C of een andere overdraagbare aandoening;

b. [eiser] wordt gemachtigd om de onder a. bedoelde veroordeling zo nodig met behulp van de sterke arm af te dwingen;

c. [gedaagde] wordt bevolen de uitkomsten van het bloedonderzoek ter beschikking van [eiser] te stellen;

d. wordt bepaald dat dit vonnis in plaats treedt van de toestemming van [gedaagde] om het bloedmonster af te nemen en/of de onderzoeksresultaten ter beschikking van eiser te stellen;

e. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.2. [eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag.

[eiser] heeft bij de aanhouding van [gedaagde] bloed en speeksel van [gedaagde] in zijn mond gekregen, doordat [gedaagde] hem in het gezicht gespuugd heeft. Hiermee heeft [gedaagde] een onrechtmatige daad gepleegd jegens [eiser] en in elk geval is er sprake van een onrechtmatige daad door [gedaagde]s weigering om aan het door [eiser] verzochte bloedonderzoek mee te werken. Hierbij is van belang dat [gedaagde] bij de politie ambtshalve bekend is als intraveneuze drugsgebruiker en hij mitsdien kan worden gerekend tot de groep van personen met een verhoogd risico op het HIV-virus en hepatitis B en/of C. Om helderheid te verkrijgen over een mogelijke besmetting, bestaat een medische noodzaak dat binnen 48 uur na de mogelijke besmetting bloedonderzoek bij [gedaagde] plaatsvindt en, mocht er sprake zijn van een mogelijke besmetting met het HIV-virus, [eiser] binnen 72 uur na besmetting met postexpositie profylaxe medicatie dient te starten.

[eiser] heeft een groot belang bij het bloedonderzoek, omdat hij middels het bloedonderzoek helderheid kan verkrijgen omtrent een mogelijke besmetting met het HIV-virus of hepatitis B of C en eventueel te starten medicatie met mogelijke ernstige bijwerkingen. Tevens legt de onzekerheid omtrent de mogelijke besmetting een zware psychische druk op [eiser]. Ten slotte heeft [eiser] er recht op dat de gevolgen van de onrechtmatige daad, waaronder de onzekerheid omtrent de mogelijke besmetting, door [gedaagde] zoveel mogelijk worden ingeperkt.

3.3. [gedaagde] heeft gesteld dat er twijfels zijn bij het spoedeisend belang en dat het gedwongen ondergaan van bloedonderzoek niet in verhouding staat tot het voorval tussen hem en [eiser].

4. De beoordeling

4.1. Het spoedeisend belang van eiser vloeit in voldoende mate voort uit zijn stellingen en standpunten.

4.2. In deze zaak rijst de vraag of het belang van [eiser] om helderheid te verkrijgen over een mogelijke besmetting zwaarder weegt dan het recht van [gedaagde] op zijn privacy en onaantastbaarheid van zijn lichaam, hetgeen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen. Het gedwongen ondergaan van een bloedonderzoek, zoals gevorderd, maakt op deze grondrechten een inbreuk.

4.3. Deze grondrechten vinden echter hun grenzen in de bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Tussen burgers onderling kan een zodanige beperking worden gegrond op artikel 6:162 BW, dit mede aan de hand van de in dat artikel besloten liggende normen die op grond van datgene wat in het maatschappelijk verkeer betaamt tegenover elkaar in acht moeten worden genomen.

4.4. Voldoende gesteld en niet bestreden is dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door [eiser] speeksel en bloed in de mond te spugen. Voorts is onweersproken gesteld dat [gedaagde] kan worden gerekend tot de groep van personen met een verhoogd risico op het HIV-virus en hepatitis B en/of C.

4.5. De mogelijke besmetting van [eiser] met het HIV-virus en/of hepatitis B en/of C door het onrechtmatig handelen van [gedaagde] dwingt [eiser] tot de keuze om al dan niet te starten met medicatie met mogelijk ernstige bijwerkingen. Daarnaast legt de onduidelijkheid over de mogelijke besmetting een zware psychische druk op [eiser].

Daar staat tegenover dat het ondergaan van een bloedonderzoek en het ter beschikking stellen van de onderzoeksresultaten van het bloedonderzoek voor [gedaagde] een zeer geringe inbreuk op zijn lichamelijke integriteit betekent.

4.6. Aldus overwegende weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het belang van [eiser] om helderheid te verkrijgen over een mogelijke besmetting zwaarder dan de grondrechten van [gedaagde] op zijn privacy en onaantastbaarheid van zijn lichaam.

4.7. De gevorderde veroordeling tot medewerking aan het bloedonderzoek, zo nodig met behulp van de sterke arm, en de ter beschikking stelling van de onderzoeksresultaten aan [eiser], zal dan ook worden toegewezen.

4.8. Verder zal worden bepaald dat dit vonnis in de plaats zal treden van de toestemming van [gedaagde] om het bloedmonster af te nemen en de onderzoeksresultaten ter beschikking van [eiser] te stellen.

4.9. De door [eiser] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. [eiser] heeft hierbij geen belang, aangezien de in rechtsoverweging 4.7. bepaalde machtiging tot gebruik van de sterke arm moet worden geacht voldoende uitkomst te bieden om het bloedmonster af te kunnen nemen.

4.10. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:

- dagvaarding EUR 90,81

- griffierecht 260,00

- salaris advocaat 452,00

Totaal EUR 802,81

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. beveelt [gedaagde] om alle noodzakelijke medewerking te verlenen tot het afnemen en laten onderzoeken van zijn bloed door een door [eiser] aan te wijzen arts en te laten onderzoeken of hij, [gedaagde], drager is van een besmettelijke aandoening/ziekteverwekker, in het bijzonder van het HIV-virus en/of hepatitis B en/of C of een andere overdraagbare aandoening;

5.2. bepaalt dat de onder 5.1. uitgesproken veroordeling zo nodig met behulp van de sterke arm kan worden afgedwongen c.q. ten uitvoer kan worden gelegd door [eiser] en een door [eiser] aan te wijzen arts;

5.3. bepaalt dat [gedaagde] dient te gehengen en gedogen dat de onderzoeksresultaten van het bloedonderzoek ter kennis van [eiser] wordt gebracht;

5.4. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde] om het bloedmonster af te nemen en de onderzoeksresultaten ter beschikking van [eiser] te stellen;

5.5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 802,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren;

5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en mondeling in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature