Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft op 18 augustus 2011 een auto gestolen, waarin hij op 19 augustus 2011 heeft gereden zonder dat hij over een geldig rijbewijs beschikte. De politie heeft verdachte achtervolgd, waarbij verdachte een stopteken genegeerd heeft. Tijdens deze achtervolging heeft verdachte een aantal levensgevaarlijke manoeuvres uitgehaald, waarbij verdachte tegen een Volvo is gebotst, die daardoor beschadigd is geraakt.

Verdachte is na de botsing met de Volvo doorgereden en heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op twee politieagenten. Verdachte heeft koste wat het kost aan een aanhouding willen ontkomen en heeft dit zwaarder laten wegen dan het leven van de daarbij betrokken politieagenten. Verdachte is met aanzienlijke snelheid tegen de motoragenten aangereden, waardoor de agenten ten val zijn gekomen en gewond zijn geraakt.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

Parketnummer: 16/600834-11 [P]

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 februari 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1992] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats],

thans gedetineerd te PI Utrecht, Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.

Raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1. primair heeft geprobeerd politieagent [benadeelde 1] met voorbedachte raad van het leven te beroven, dan wel subsidiair heeft geprobeerd [benadeelde 1] van het leven te beroven, dan wel meer subsidiair al dan niet met voorbedachte raad heeft geprobeerd [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door af/in te rijden op deze persoon;

2. primair heeft geprobeerd politieagent [benadeelde 3] met voorbedachte raad van het leven te beroven, dan wel subsidiair heeft geprobeerd [benadeelde 1] van het leven te beroven, dan wel meer subsidiair al dan niet met voorbedachte raad heeft geprobeerd [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door af/in te rijden op deze persoon;

3. primair zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak, verbreking of valse sleutel van de auto van [benadeelde 2], dan wel subsidiair zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die auto;

4. zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling dan wel beschadiging van de auto van

[benadeelde 4].

Uitleg van de tenlastelegging

Na wijziging van de tenlastelegging is onder 1 en 2 ten laste gelegd dat verdachte met een (personen)auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, althans een snelheid van (meer dan) ca. 30 km p/uur, (recht) op [benadeelde 1]/[benadeelde 3] is af/in gereden.

Wat betreft de zowel onder 1 als onder 2 ten laste gelegde bestanddelen ‘althans een snelheid van (meer dan) ca. 30 km p/uur’ en het daaraan voorafgaande ‘met aanzienlijke snelheid’ acht de rechtbank het van belang uit te leggen dat zij het bestanddeel ‘met aanzienlijke snelheid’ niet aldus begrijpt dat daarmee wordt bedoeld dat veel harder dan 30 kilometer per uur is gereden. De rechtbank vat dit zo op dat daarmee wordt bedoeld dat met een hardere snelheid is gereden dan ter plaatste, gelet op de verkeerssituatie, passend was.

Met betrekking tot de begrippen ‘inrijden op een persoon’ en ‘afrijden op een persoon’ overweegt de rechtbank dat zij onder het begrip ‘inrijden op’ een meer doelbewuste handeling verstaat dan onder het begrip ‘afrijden op’. Bij ‘inrijden op’ kan worden gedacht aan de situatie waarin doelbewust op een persoon wordt ingestuurd, terwijl deze persoon zich bij ‘afrijden op’ al in de rijrichting van het voertuig bevindt.

De rechtbank heeft kennelijke schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd gelezen.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.

Met betrekking tot het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangegeven dat zij van mening is dat uit de aangiften, de processen-verbaal van bevindingen en uit de vele getuigenverklaringen blijkt dat verdachte met aanzienlijke snelheid op de agenten is afgereden. Verdachte heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op de dood van de agenten aanvaard. Verdachte heeft een potentieel dodelijke situatie gecreëerd die hij niet meer kon veranderen toen hij dichtbij de agenten was. Het is derhalve niet van belang of verdachte op het laatste moment nog heeft geprobeerd om te remmen of uit te wijken.

Verdachte heeft naar het oordeel van de officier van justitie met voorbedachte raad gehandeld. Verdachte wist dat hij door de agenten werd achtervolgd en hij had goed zicht op hen. Verdachte heeft derhalve de gelegenheid gehad om zich te bezinnen.

Met betrekking tot het onder 3 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op basis van de aangifte en de verklaring van [benadeelde 2] bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met valse sleutel.

Feit 4 kan bewezen worden verklaard gelet op de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 3], de aangifte van [benadeelde 4] en de verklaring van verdachte.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde pogingen tot moord en van de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde pogingen tot doodslag. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad nu er geen gelegenheid tot bezinning is geweest. Voorts is geen sprake van boos opzet, nu verdachte niet de wil heeft gehad om de agenten van het leven te beroven. Van voorwaardelijk opzet is geen sprake omdat er in de gegeven omstandigheden geen aanmerkelijke kans op de dood voor de agenten bestond, omdat de agenten beschermde kleding droegen. Bovendien heeft verdachte, indien de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood van de agenten, die kans niet bewust aanvaard. Verdachte heeft nog geprobeerd om te remmen en hij heeft geprobeerd om de agenten te ontwijken. De raadsman is met betrekking tot het onder 1 en 2 meer subsidiair tenlastegelegde van oordeel dat ook hier de voorbedachte raad niet bewezen kan worden. De rechtbank kan naar het oordeel van de verdediging tot een bewezenverklaring komen van (poging tot) zware mishandeling.

De verdediging is voorts van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit heeft gepleegd.

De verdediging heeft zich met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De vaststelling van de feiten

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

Uit de aangifte van [benadeelde 2] blijkt dat zijn personenauto, merk Mercedes met kenteken [kenteken], op 18 augustus 2011 gestolen is in Zoetermeer. Aangever bewaarde de reservesleutel in de logeerkamer van de woning van zijn vriendin, waar hij ook verblijft. Verdachte bleef wel eens in die woning slapen omdat hij een relatie heeft met de dochter van de vriendin van aangever. Hij had ook toegang tot de logeerkamer.

Verdachte heeft ook de nacht van 16 op 17 augustus 2011 in die woning doorgebracht.

[benadeelde 1] reed op 19 augustus 2011 op de A1 van Amsterdam in de richting van Apeldoorn. Op de linkerrijstrook reed een Mercedes met kenteken [kenteken]. [benadeelde 1] kreeg van de meldkamer door dat dit voertuig gesignaleerd stond. Hij heeft zijn collega [benadeelde 3] gevraagd om erbij te komen. Toen [benadeelde 1] de Mercedes volgde, zag hij opeens dat de bestuurder zijn snelheid verhoogde en dat hij de afslag naar Baarn/Eembrugge nam. Onderaan de afslag sloeg de Mercedes af naar Baarn en de snelheid was inmiddels flink verhoogd. Vlak voor een rotonde in Baarn heeft de Mercedes met de rechterzijde een Volvo aan de linkerzijde geraakt.

Van deze aanrijding met de Volvo is aangifte gedaan door [benadeelde 4]. De aangever heeft verklaard dat hij in zijn auto met kenteken [kenteken] stilstond voor een rotonde en dat hij toen sirenes hoorde. Daarna hoorde hij een harde klap. Links van hem zag hij een Mercedes rakelings voorbij rijden, die tegen de linkerkant van zijn auto is aangereden waardoor de linkerspiegel is afgebroken, het linkervoorportier en linkerachterportier beschadigd zijn en er over de gehele linkerzijde van de auto krassen zijn ontstaan.

De Mercedes is na de botsing met de Volvo doorgereden. [benadeelde 3] heeft gebaard naar de bestuurder dat hij de auto moest stoppen, maar daarop reageerde de bestuurder niet. De agenten reden tijdens de achtervolging meermalen met optische signalen en geluidsignalen aan.

Er volgde een achtervolging die door het centrum van Baarn ging. De Mercedes reed met hoge snelheid en deels tegen de richting in. De auto reed met volle vaart een winkelstraat in die op dat tijdstip niet toegankelijk is voor auto’s. Er moesten mensen opzij springen voor de auto.

Tijdens de achtervolging is [benadeelde 3] op een gegeven moment het zicht op de Mercedes verloren. Hij zag een man staan die de linkerkant op gebaarde, dus toen is hij die kant op gereden. De weg waar hij in reed, was geen doorgaande weg, maar de inrit naar de begraafplaats. [benadeelde 3] had een gele jas aan en een gele helm op en hij had zijn optische signalen en zijn geluidssignalen aan. [benadeelde 3] zag toen dat de bestuurder het voertuig had gekeerd en in zijn richting reed. De Mercedes kwam recht op hem afrijden. Hij hoorde dat de Mercedes gasgevend reed. De bestuurder deed geen enkele poging om te stoppen. [benadeelde 3] is toen via de motorkap van de Mercedes op de grond terecht gekomen. Hij heeft hierdoor spierpijn over zijn hele lichaam en een zware kneuzing van zijn rechterschouder opgelopen .

Bij de begraafplaats stonden drie getuigen die de Mercedes hebben zien rijden. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de Mercedes aardig hard reed. De Mercedes reed een rondje op de lus en reed toen in de richting van de politiemotor met de agent erop. De Mercedes minderde geen vaart en het leek juist alsof hij gas bijgaf. De Mercedes reed de motoragent frontaal aan, waardoor de motor een aantal meters werd meegesleept. De agent werd ook meegesleept. Getuige [getuige 2] heeft gezien dat de Mercedes een rondje op de lus reed. De agent reed rechtdoor, waardoor de Mercedes hem tegemoet kwam rijden. De bestuurder van de Mercedes ging harder rijden en stopte in het geheel niet voor de agent. Hij reed toen tegen de voorkant van de motor aan, waardoor de agent op zijn schouder viel. De auto heeft niet geremd. Getuige [getuige 3] heeft gezien dat de Mercedes duidelijk harder ging rijden toen hij de lus door was. De auto heeft de agent toen met de voorzijde aan de bestuurderskant geraakt.

Na het passeren van de pilaren bij de begraafplaats is er vrij zicht op de plek waar de motoragent stond voordat hij werd aangereden. Vanaf maximaal 26,5 meter en minimaal 14 meter voor het botspunt kon de motorrijder gezien worden door de bestuurder van de auto. Toen de afstand 14 meter was, was er geen zichtbelemmering meer door pilaren of de tussen de pilaren staande personen.

Er was aan de linkerkant van de (mede op grond van sporen aangenomen) positie van de motor 2,6 meter beschikbaar en aan de rechterzijde 1,9 meter. De Mercedes kon de motor alleen links passeren. De Mercedes is met de voorzijde van de bestuurderskant van de auto tegen de motorrijder aangereden. Het glijspoor van de motor is 9 meter.

[benadeelde 1] heeft de aanrijding tussen de Mercedes en [benadeelde 3] niet zien gebeuren, omdat hij hen uit het zicht had verloren. Er stonden twee mensen op straat die een bepaalde richting op gebaarden, waaruit hij opmaakte dat zij kennelijk die straat waren ingereden. Vrijwel direct toen hij die straat in kwam rijden, zag hij dat de Mercedes hem tegemoet kwam rijden. Hij zag dat de snelheid van de auto niet verminderde, maar juist werd verhoogd. De auto kwam op hem afrijden. Hij werd door de bestuurder van de Mercedes aangereden, waardoor hij buiten bewustzijn is geweest. [benadeelde 1] heeft door de aanrijding meerdere schaafwonden, een pijnlijke en dikke rechterknie, een hersenschudding en diverse kneuzingen opgelopen.

Getuige [getuige 4] heeft met betrekking tot deze aanrijding gezien dat de auto zeker 50 km/u reed en dat de agent door de aanrijding een enorme klap kreeg. De agent werd als het ware getorpedeerd, zweefde een stuk door de lucht en kwam toen op de rijbaan terecht. Hij schoof een stuk over de weg heen. De getuige heeft niet gezien dat de auto de motor probeerde te ontwijken. Getuige [getuige 5] zag dat ‘de auto door de agent heen wilde rijden’. De getuige [getuige 5] heeft gezien dat de auto hard op de motor afreed en dat daarna een botsing volgde. Getuige [getuige 6] heeft gezien dat de auto zeker harder dan 30 km/u reed. Voordat de auto de agent raakte, heeft deze getuige niet gezien dat de auto hard heeft geremd. Getuige [getuige 7] heeft gezien dat de Mercedes harder reed dan de maximaal toegestane snelheid. De auto reed de agent tegemoet en vervolgens volgde er een botsing.

De aanrijding met [benadeelde 1] heeft met een hoger snelheidsverschil plaatsgevonden dan de aanrijding met [benadeelde 3], want het glijspoor van de motor is 16 meter en de motor is zwaarder beschadigd.

Uit technisch onderzoek zijn geen gebreken naar voren gekomen aan de twee motoren waaraan de oorzaak van de aanrijding te wijten zou kunnen zijn. Er zijn ook aan de Mercedes geen gebreken aangetroffen welke van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan van de aanrijdingen.

De motor van de Mercedes sloeg na de aanrijding met [benadeelde 1] af, waarna de bestuurder uit de auto is uitgestapt en is weggelopen. Verdachte was de bestuurder van deze auto. Verdachte is kort na de aanrijdingen met [benadeelde 3] en [benadeelde 1] te Baarn aangehouden.

Aan aangever [benadeelde 2] is een bij verdachte in beslag genomen sleutel van de auto getoond. De aangever herkende deze sleutel als de reservesleutel van zijn gestolen auto.

4.3.2 Bewijsoverwegingen

Overwegingen ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde

Voorbedachte raad? Vrijspraak van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde

Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet in voldoende mate vast komen te staan dat de verdachte een voorgenomen plan had om de slachtoffers aan te rijden om hen te doden. Ook is niet gebleken dat verdachte voorafgaand of tijdens het afrijden op de agenten de mogelijkheid van een moment van bezinning heeft gehad. De voorbedachte raad kan dan ook niet worden bewezen.

De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde.

Opzet op de dood?

De rechtbank overweegt met betrekking tot de vraag of bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om [benadeelde 3] en [benadeelde 1] van het leven te beroven het volgende.

Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte onvoorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de agenten, in die zin dat hij willens en wetens zou hebben geprobeerd de agenten te doden. Derhalve dient beoordeeld te worden of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op hun dood. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden en verdachte die kans bewust heeft aanvaard.

Is er sprake van een aanmerkelijke kans op de dood?

De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of in deze zaak sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.

Verdachte heeft beide agenten voor hem op de weg gezien terwijl hij zich in de Mercedes in hun richting voortbewoog. Desondanks is hij niet gestopt. Integendeel, verdachte is doorgereden en heeft zijn snelheid juist verhoogd. De rechtbank overweegt met betrekking tot de snelheid van verdachte dat de politie door middel van technisch onderzoek niet precies heeft kunnen vaststellen hoe hard verdachte heeft gereden.

Ook de getuigenverklaringen zijn onvoldoende om de precieze snelheid vast te stellen, onder meer omdat de getuigen van de botsing met [benadeelde 3] daarover niet geheel gelijk verklaren: bij de politie verklaart [getuige 3] over 15 a 20 km per uur, [getuige 2] over 45-50 km per uur, [getuige 1] over 50-60 km per uur. De getuigen spreken in ieder geval - bij de rechter-commissaris iets genuanceerder dan bij de politie - over gas geven en/of niet remmen.

De getuigen van de botsing met [benadeelde 1] spreken over zeker 30 km per uur en zeker 50 km per uur. Vaststaat dat bij deze botsing het snelheidsverschil tussen auto en motor groter was dan bij de eerste botsing.

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte uit alle macht heeft proberen te ontkomen aan de politie. Hij heeft daarbij aanmerkelijk harder gereden dan een ter plaatse veilige snelheid, zoals blijkt uit de verklaringen van de verbalisanten en de getuigen. De motor van [benadeelde 3] is bovendien negen meter meegesleurd met de auto en de motor van [benadeelde 1] zestien meter. Beide motoren en de auto waarin verdachte reed zijn zwaar beschadigd geraakt door de botsingen. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte met aanzienlijke snelheid heeft gereden.

De rechtbank neemt bij de beoordeling van de aanmerkelijkheid van de kans op de dood voorts in aanmerking dat het algemeen bekend is dat motorrijders zwakkere verkeersdeelnemers zijn dan automobilisten en dat de gevolgen van een motorongeval relatief ernstig zijn voor de bestuurder van de motor.

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het met een grote personenauto met aanzienlijke snelheid op een motorrijder afrijden onder de gegeven omstandigheden naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op een ernstige aanrijding met dodelijke gevolgen voor de motorrijder oplevert.

De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat de beschermende kleding van de motoragenten aan het voorgaande niet afdoet. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de door de officier van justitie overgelegde SWOV-Factsheet Motorrijders blijkt dat veiligheidskleding tot een verlaging van vooral de kans op licht letsel leidt met 33-50%. Bij ernstiger vormen van aanrijding en letsel, waarvan in casu sprake is, beschermt de kleding derhalve niet zodanig dat daarmee de kans op overlijden niet meer aanmerkelijk dient te worden geacht.

Heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust aanvaard?

De vaststelling dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood is echter nog niet voldoende om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde opzet op de dood te kunnen concluderen. Daarvoor is ook nodig dat vaststaat dat de verdachte die aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard.

De rechtbank neemt in de beoordeling van de vraag of verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard mee dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte over een langere afstand binnen de bebouwde kom uiterst risicovol heeft gereden. Verdachte reed, deels tegen de richting in, in het centrum van Baarn zonder rijbewijs en met een te hoge snelheid. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte al voorafgaand aan de botsingen met [benadeelde 3] en [benadeelde 1] onaanvaardbare risico’s in het verkeer heeft genomen om te ontkomen aan de politie.

Verdachte is een doodlopende inrit ingereden, heeft een U-bocht gemaakt en heeft vervolgens vlak voor de aanrijding met [benadeelde 3] niet geremd, maar juist gas bijgegeven. Daarna is hij doorgereden en kort daarop heeft hij [benadeelde 1] met aanzienlijke snelheid aangereden.

Bij beide aanrijdingen had verdachte goed zicht op de agenten. De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte dat hij [benadeelde 3] niet zag omdat hij keek naar de drie personen die bij de begraafplaats stonden. Verdachte wist immers dat hij werd achtervolgd door twee agenten. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de agenten bij de inrit van de begraafplaats uit het oog had verloren, maar dat hij er wel vanuit ging dat zij hem nog steeds volgden. Bovendien is uit het technisch onderzoek gebleken dat vanaf minimaal 14 meter voor het botspunt vrij zicht bestond op [benadeelde 3]. Dat werd toen niet meer belemmerd door pilaren of de getuigen, die zich tussen de pilaren bevonden.

Zoals hiervoor is overwogen wist verdachte dat er een aanmerkelijke kans bestond op een dodelijke afloop door met de Mercedes met aanzienlijke snelheid op de motorrijders af te rijden en daar tegenaan te rijden. Desondanks is de verdachte met onverminderde snelheid op hen afgereden.

Uit het voorgaande trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte - door te handelen zoals hiervoor is omschreven - de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dat zijn weggedrag zou kunnen leiden tot een aanrijding met dodelijke gevolgen voor de agenten.

De verdediging heeft aangevoerd dat er geen (voorwaardelijk) opzet op het doden van de agenten was, omdat verdachte heeft geprobeerd om hen te ontwijken. De rechtbank verwerpt dit verweer. Daargelaten de vraag of aannemelijk is geworden dat verdachte de agenten heeft proberen te ontwijken, is de rechtbank van oordeel dat pogingen tot het ontwijken van de agenten kort voor de aanrijdingen geen positief effect meer konden opleveren. Verdachte had met zijn handelingen een potentieel dodelijke situatie geschapen, die hij zo kort voor de aanrijdingen niet meer kon veranderen.

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat vastgesteld kan worden dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de verbalisanten bewust heeft aanvaard.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk geprobeerd heeft om de motoragenten [benadeelde 3] en [benadeelde 1] van het leven te beroven.

Overwegingen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

De verdediging heeft vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde bepleit omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs zou zijn dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2011 een vriend van hem, [Vriend verdachte], was tegengekomen. Hij stapte bij [Vriend verdachte] in de auto om naar een feest te gaan. Na een tijd rijden stopte [Vriend verdachte] de auto op een parkeerplaats naast een Mercedes. Een vriend van [Vriend verdachte] gaf toen de sleutels van die Mercedes aan [Vriend verdachte] en zei dat [Vriend verdachte] en verdachte in die Mercedes moesten stappen. Verdachte heeft toen besloten om die auto te gaan besturen. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto niet herkende als zijnde de auto van de vader van zijn vriendin.

De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Verdachte heeft bij de politie eerst iets geheel anders verklaard, vervolgens heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen en hij is pas ter terechtzitting voor het eerst met deze verklaring gekomen. De gang van zaken zoals door verdachte is beschreven, is in het geheel niet aannemelijk geworden.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor weergegeven aangifte en verklaring van [benadeelde 2] en het korte tijd na de diefstal aantreffen van de auto en de gestolen reservesleutel bij verdachte, bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met valse sleutel van de auto.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat

Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:

hij op 19 augustus 2011 te Baarn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1], politieambtenaar bij het KLPD, van het leven te beroven, met dat opzet met een personenauto met aanzienlijke snelheid, recht op deze [benadeelde 1] is afgereden, waardoor een botsing is veroorzaakt en waardoor deze [benadeelde 1] een hersenschudding en diverse kneuzingen en een gezwollen rechterknie en schaafwonden heeft opgelopen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde:

hij op 19 augustus 2011 te Baarn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 3], politieambtenaar bij het KLPD, van het leven te beroven, met dat opzet met een personenauto met aanzienlijke snelheid, op deze [benadeelde 3] is afgereden, waardoor een frontale botsing is veroorzaakt en waardoor deze [benadeelde 3] over zijn hele lichaam (spier)pijn heeft opgelopen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde:

hij in de periode van 18 augustus 2011 tot en met 19 augustus 2011 te Zoetermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Mercedes, kenteken [kenteken], toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;

Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:

hij op 19 augustus 2011 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk Volvo, kenteken [kenteken], toebehorende aan [benadeelde 4], heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk tegen de linkerzijkant van deze Volvo aan te rijden, waardoor er schade aan zowel het voorportier als het achterportier is ontstaan en de linkerspiegel is afgebroken en er over de gehele zijkant krassen zijn ontstaan.

Voorzover in het bwezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd;

Ten aanzien van feit 3 primair: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;

Ten aanzien van feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank overweegt met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte het volgende.

Psychische overmacht?

Verdachte heeft verklaard dat [Vriend verdachte], toen de politie langsreed, tegen hem heeft gezegd dat de auto was gestolen. [Vriend verdachte] zei toen tegen verdachte dat hij de afslag Baarn moest nemen en dat hij niet mocht stoppen, maar dat hij door moest rijden. [Vriend verdachte] zei daarbij ook dat hij een vuurwapen bij zich had.

Voorzover de verklaring van verdachte dient te worden begrepen als een beroep op psychische overmacht, kan dit beroep niet slagen, reeds omdat het door verdachte gestelde niet aannemelijk is geworden. Verdachte heeft bij zijn eerste verklaring bij de politie een geheel andere verklaring afgelegd dan hij ter terechtzitting heeft gedaan. Bij de volgende verhoren bij de politie heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte is dus pas voor het eerst ter terechtzitting met voornoemde verklaring gekomen. Daarbij komt dat uit het voorgaande blijkt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de Mercedes heeft gestolen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte er een eigen belang bij had om voor de politie op de vlucht te gaan, te meer daar verdachte reed zonder dat hij de beschikking had over een rijbewijs. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op grond van het voorgaande ongeloofwaardig. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.

Toerekeningsvatbaarheid

Over verdachte is een psychologisch rapport d.d. 2 februari 2012 opgesteld door I. van Asselt, GZ-psycholoog. Uit dit rapport blijkt onder meer het volgende. Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Op basis van de persoonlijkheidspathologie in combinatie met de lage intellectuele capaciteiten, verliest verdachte gemakkelijk overzicht over de situatie en kan hij onverantwoord en impulsief gedrag laten zien, als hij zich in het nauw gedreven voelt. Men kan stellen dat het aannemelijk is dat verdachte het overzicht en de controle verloor over de situatie en zichzelf, voorafgaand en ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte was daardoor verminderd in staat om zijn wil in vrijheid te bepalen. Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde diefstal van de auto wordt dit verband niet gezien en wordt hij toerekeningsvatbaar geacht. Voor de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 4 wordt geadviseerd om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.

Over verdachte is ook een psychiatrisch rapport opgemaakt d.d. 3 februari 2012 door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater. Deze deskundige komt tot dezelfde conclusies als voornoemde psycholoog.

De rechtbank kan zich met voornoemde conclusie, te weten dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar voor de feiten 1, 2 en 4 moet worden beschouwd, verenigen. Zij neemt deze conclusie dan ook over en maakte deze tot de hare.

Conclusie

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier heeft aangegeven dat zij bij het formuleren van de vordering heeft gelet op de rapportages van de psycholoog en de psychiater. Deze deskundigen adviseren dat aan verdachte een intensieve dagbehandeling wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Nu de wet bepaalt dat het bij oplegging van een gevangenisstraf van meer dan vier jaren niet mogelijk is om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en de officier van justitie een gevangenisstraf van een dergelijke duur geen recht vindt doen aan de ernst van de feiten, is zij van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van 6 jaren dient te worden opgelegd. Verdachte kan dan in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling een behandeling volgen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt opgelegd voor de duur van 5 jaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een ambulante behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf. De verdediging heeft de rechtbank daarbij verzocht om een zo laag mogelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat verdachte met een nieuwe opleiding wil beginnen en omdat uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft op 18 augustus 2011 een auto gestolen, waarin hij op 19 augustus 2011 heeft gereden zonder dat hij over een geldig rijbewijs beschikte. De politie heeft verdachte achtervolgd, waarbij verdachte een stopteken genegeerd heeft. Tijdens deze achtervolging heeft verdachte een aantal levensgevaarlijke manoeuvres uitgehaald, waarbij verdachte tegen een Volvo is gebotst, die daardoor beschadigd is geraakt.

Verdachte is na de botsing met de Volvo doorgereden en heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op de politieagenten [benadeelde 1] en [benadeelde 3]. Verdachte heeft koste wat het kost aan een aanhouding willen ontkomen en heeft dit zwaarder laten wegen dan het leven van de daarbij betrokken politieagenten. Verdachte is met aanzienlijke snelheid tegen de motoragenten aangereden, waardoor de agenten ten val zijn gekomen en gewond zijn geraakt. De omstandigheid dat deze agenten het er levend vanaf hebben gebracht is niet aan verdachte te danken.

De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat het handelen van verdachte gericht was tegen politieambtenaren. Het is immers van groot maatschappelijk belang dat politieambtenaren hun werkzaamheden kunnen doen en niet worden tegengewerkt of belemmerd in de uitoefening van hun functie. Verdachte heeft door zijn gedragingen het gezag en respect dat de politie toekomt in ernstige mate miskend. Voorts ondervinden de slachtoffers tot op heden grote psychische gevolgen van de handelingen van verdachte, zoals ook blijkt uit de door hen ingediende slachtofferverklaringen. De slachtoffers zijn sinds de aanrijdingen niet of nauwelijks in staat geweest om te werken.

De rechtbank acht voorts van belang dat verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie in 2007 tot de PIJ-maatregel veroordeeld is voor een poging tot doodslag.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat acht geslagen op de onder 5 genoemde rapporten van psycholoog Van Asselt en psychiater Gerritsen. Uit deze rapportages blijkt dat verdachte vanwege zijn psychopathologie een strak extern structurerend en controlerend kader nodig heeft. Bij het voortbestaan van de problematiek van verdachte is de kans op herhaling van soortgelijke feiten als de onderhavige verhoogd. Het is daarom van belang dat verdachte een behandeling, die gericht is op de zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, krijgt. Het is vooral van belang dat verdachte vaardigheden ontwikkelt voor als hij zich in een voor hem niet overzichtelijke en onvoorspelbare situatie terecht komt. Naar het oordeel van de rapporteurs is het niet wenselijk en zinvol om verdachte opnieuw klinisch te behandelen, omdat ambulante behandeling voldoende lijkt om het recidiverisico terug te dringen en omdat dit geen meerwaarde heeft boven de behandeling die verdachte in het kader van de PIJ-maatregel al heeft doorlopen. Er wordt geadviseerd om aan verdachte een (intensieve) ambulante behandeling bij een ambulante forensische instelling als De Waag op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Het juridisch kader daarbij dient langdurig (minimaal drie jaar) te zijn.

Omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie van oordeel is dat het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal, gelet op de inhoud van voornoemde rapportages, anders dan de officier van justitie, ook een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden is, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt (intensieve) ambulante behandeling in een forensische setting bij De Waag of een soortgelijke instantie. De rechtbank legt verdachte daarbij een proeftijd van vijf jaren op, omdat zij van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en deze proeftijd nodig is om dit risico voldoende terug te dringen.

Ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank voor wat betreft de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.

7 De benadeelde partijen

7.1 Het standpunt van de officier van justitie

De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 2] dienen volgens de officier van justitie volledig te worden toegewezen met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om de vordering van [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren omdat verdachte van het onder 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft verzocht om de vordering van [benadeelde 3] toe te wijzen tot een bedrag van € 500,- en de vordering van [benadeelde 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 750,- en de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

De vordering van benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 2.719,00 (immateriële schade) voor het onder 1 bewezen verklaarde feit.

De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 1.500,00 ter zake van immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit. Het gevorderde bedrag is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade en zij zal dit bedrag toewijzen.

Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

De vordering van benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 1.500,00 (immateriële schade) voor het onder 2 bewezen verklaarde feit.

De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 1.000,00 ter zake van immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit. Het gevorderde bedrag is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade en zij zal dit bedrag toewijzen.

Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

De vordering van benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 2.200,00 (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, voor het onder 3 bewezen verklaarde feit.

De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank, naast het vermeerderen van de toegekende vordering met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2011, tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8 Het beslag

8.1 De teruggave aan verdachte

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (mobiel zwart Blackberry (447018) en mobiel wit Samsung (447019)) aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.2 De teruggave aan de rechthebbende

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp personenauto Mercedes [kenteken](121901) aan [benadeelde 2], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 287, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd;

Ten aanzien van feit 3 primair: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;

Ten aanzien van feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde:

* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt (intensieve) ambulante behandeling in een forensische setting bij De Waag of een soortgelijke instantie;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;

Bijkomende straffen

- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 jaren;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten mobiel zwart Blackberry (447018) en mobiel wit Samsung (447019);

- gelast de teruggave aan [benadeelde 2] van het inbeslaggenomen voorwerp personenauto Mercedes [kenteken](121901);

Benadeelde partijen

? [benadeelde 1]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van

€ 1.500,00, ter zake van immateriële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

? [benadeelde 3]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 1.000,00,

ter zake van immateriële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

? [benadeelde 2]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 2.200,00 ter zake van materiële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

Schadevergoedingsmaatregel

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:

- benadeelde partij [benadeelde 1], € 1.500,00, 25 dagen hechtenis,

- benadeelde partij [benadeelde 3], € 1.000,00, 20 dagen hechtenis,

- benadeelde partij [benadeelde 2], € 2.200,00, 32 dagen hechtenis,

met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Riani el Achhab, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 februari 2012.

Mr. Grapperhaus is buiten staat mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature