Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vader en moeder zijn in 2010 ten overstaan van de Duitse rechter een gezagsregeling ex artikel 1676 BGB overeengekomen op grond waarvan de vader volledig en de moeder beperkt gezag heeft. Vader vraagt eenhoofdig gezag. Nederlands recht is van toepassing. De opsomming in artikel 1:253n BW dient niet als limitatief te worden beschouwd.

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Civiel – Afdeling Familie

Zaaknummer: 125201 FA RK 11-1951

beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 8 februari 2012

in de zaak van:

[vader],

hierna te noemen de vader,

wonende te [plaats],

advocaat: mr. J.H. Hofstede te Doetinchem,

tegen

[moeder],

hierna te noemen de moeder,

wonende te [plaats], Bondsrepubliek Duitsland,

niet in rechte verschenen.

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:

- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 26 september 2011;

- het journaalbericht met bijlage van mr. Hofstede van 21 december 2011;

- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 28 december 2011.

De feiten

Uit het huwelijk van partijen is geboren de thans nog minderjarige kinderen:

- [kind A], geboren op [1994] in de [gemeente],

- [kind B], geboren op [1997] te [plaats], en

- [kind C], geboren op [2006] te [plaats], Bondsrepubliek Duitsland.

Bij beschikking van het Amtsgericht Bocholt van 2 juni 2010 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 4 augustus 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Montferland.

Bij beschikking van het Amtsgericht Bocholt van 30 juli 2010 is bepaald dat het ouderlijk gezag over voornoemde kinderen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, school en medische zaken uitsluitend door de vader wordt uitgeoefend. Ten aanzien van de overige zaken is er sprake van gezamenlijk gezag.

De minderjarigen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vader.

Het verzoek

De vader verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen dat hij alleen wordt belast met het gezag over voornoemde minderjarigen. Tevens verzoekt de vader, voor zover nodig, te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn.

Hij stelt dat een wijziging van het gezag in het belang van de minderjarigen is. De moeder kampt met psychiatrische problematiek, is werkloos en leidt een ongestructureerd en instabiel leven. Zij geeft geen uitvoering aan haar ouderlijk gezag. De kinderen wonen bij de vader en worden feitelijk alleen door hem verzorgd. De moeder heeft meerdere malen te kennen gegeven geen contact met [kind A] en [kind B] te willen. Aanvankelijk was er nog wel sprake van omgang tussen [kind C] en de moeder waarbij het wel is voorgekomen dat de vader [kind C] pas na politie-interventie van de moeder terugkreeg. Sinds de zomer van 2011 maakt de moeder ook geen aanspraak meer op de uitvoering van de omgangsregeling met [kind C].

De vader is van mening dat het in het belang van de kinderen is dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. De vader verzoekt het eenhoofdig gezag in verband met praktische zaken, zoals de aanvraag van reisdocumenten. Partijen hebben onderling geen contact. Enig overleg en/of communicatie op welk gebied dan ook is niet mogelijk . Hierdoor bestaat het onaanvaardbare risico dat de kinderen klem of verloren zullen raken. Het is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd verandering zal komen.

Het advies

De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting geadviseerd het verzoek toe te wijzen.

De beoordeling

De moeder is niet ter terechtzitting verschenen. De rechtbank stelt vast dat zij - gezien het door haar ondertekende ‘bericht voor ontvangst’ - de (aangetekende) oproep van de rechtbank heeft ontvangen, en op de hoogte moet worden geacht te zijn van de zitting en de inhoud van het onderhavige verzoek.

De minderjarigen [kind A] en [kind B] hebben schriftelijk hun mening aan de rechtbank kenbaar gemaakt.

Op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 is de Nederlandse rechter bevoegd van het verzoek kennis te nemen, nu de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.

Op grond van de artikelen 5 en 15 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Den Haag, 19 oktober 1996, Trb. 1997, 299, “Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996”) wordt om diezelfde reden met toepassing van het Nederlandse recht op het verzoek beslist.

Ten tijde van de echtscheiding woonden de kinderen reeds bij de vader in Nederland. Uitgangspunt is dan ook dat Nederlands gezagsrecht ook toen reeds van toepassing was, ondanks het feit dat in de beschikking van het Amtsgericht Bocholt van 30 juli 2010 kennelijk is aangesloten bij de naar Duits recht wel, en naar Nederlands recht niet bestaande mogelijkheid een deel van het gezag aan één ouder toe te kennen (artikel 1671 B ürgerliches Gesetzbuch). Dit brengt mee dat als hoofdregel geldt dat de ouders na de echtscheiding op grond van artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezamenlijk gezag zijn blijven uitoefenen. Ingevolge artikel 21 lid 1 van de hiervoor genoemde EG-verordening 2201 /2003 wordt de uitspraak van de Duitse rechter echter zonder nadere procedure erkend. Er is derhalve sprake van gedeeltelijk gezamenlijk gezag.

Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 251a, eerste lid, 252, eerste lid, 253 q, vijfde lid of 277, eerste lid van boek 1 van het BW beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Weliswaar is het gezamenlijke gezag niet direct te gronden op een van de vier genoemde artikelen (al komt artikel 1:251a BW wel in de buurt ), maar geoordeeld wordt dat de opsomming in artikel 1:253n BW niet bedoeld is limitatief te zijn.

Nu de beschikking van het Amtsgericht Bocholt van 30 juli 2010 wordt erkend, kan deze op dezelfde voet als een uitspraak van de Nederlandse rechter worden gewijzigd.

De rechtbank is van oordeel dat in onderhavig geval sprake is van gewijzigde omstandigheden, nu de moeder, die kampt met psychiatrische problematiek, het contact met alle drie kinderen definitief lijkt te hebben verbroken, geen uitvoering meer geeft aan haar gezag over de kinderen en de verzorging en opvoeding van de kinderen volledig aan de vader overlaat. De vader heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij, nu er geen contact en overleg mogelijk is met de moeder, hiervan hinder zal ondervinden bij het nemen van belangrijke beslissingen ten aanzien van de kinderen. De moeder heeft gedurende de echtscheidingsprocedure geweigerd haar medewerking te verlenen aan de inschrijving van de kinderen op het adres van de vader in Nederland, waardoor vervangende toestemming van de rechtbank nodig was. Gebleken is dat de situatie van beperkt gezag geen oplossing biedt voor alledaagse problemen, enerzijds omdat voor bijvoorbeeld de aanvraag van reisdocumenten de handtekening van de moeder nodig blijft en anderzijds omdat de reikwijdte van het gezag van de moeder in Nederland tot onduidelijkheid leidt, zoals is gebleken bij de aanvraag van speltherapie voor [kind C]. De vader vreest dat dergelijke situaties zich ook in de toekomst zullen blijven voordoen.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie waarin een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. De rechtbank acht het daarom in het belang van de kinderen dat de vader alleen het gezag krijgt.

Nu het eenhoofdig gezag van de vader met zich brengt dat hij kan beslissen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, zal de rechtbank het verzoek van de vader te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn, als overbodig afwijzen.

De beslissing

De rechtbank:

belast de vader alleen met het gezag over de minderjarigen:

- [kind A], geboren op [1994] in de [gemeente],

- [kind B], geboren op [1997] te [plaats],

- [kind C], geboren op [2006] te [plaats], Bondsrepubliek Duitsland;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of ander verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature