Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verdachte wordt voor diefstal met braak in vereniging veroordeeld tot 1 maand voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 100 uur.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/661032-11

Datum uitspraak: 9 februari 2012

op tegenspraak

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1988],

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats].

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2012.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 22 oktober 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een pand/bedrijf (gelegen aan de Heemstedestraat 25) heeft weggenomen een kluis (met daarin namen voor alarmpassen en/of een of meer pinbonnen en/of een pinafslag en/of een geldbedrag en/of een geldkistje/geldkluis), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of (cafetaria) Hartig, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een (toegangs)deur van dat pand/bedrijf open te breken/te forceren, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;

Subsidiair:

hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 22 oktober 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kluis (met daarin namen voor alarmpassen en/of een of meer pinbonnen en/of een pinafslag en/of een geldbedrag en/of een geldkistje/geldkluis) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

2. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3. Waardering van het bewijs

3.1 Binnentreden

De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de politie niet ‘zomaar’ had mogen binnentreden in de box. Een box maakt onderdeel uit van een woning, zodat artikel 1, eerste lid van de Algemene wet op het binnentreden van toepassing is. De politie had ingevolge dit artikel het doel van het binnentreden moeten melden. Nu de politie dit heeft verzuimd, is het binnentreden onrechtmatig en daarmee is ook het bewijs onrechtmatig verkregen.

Beoordeling

De politie had een melding ontvangen dat er zou worden ingebroken in een box behorende bij een flat(gebouw) aan de [B-straat]. Bij de flat aangekomen zien de verbalisant braakschade aan de deur die toegang geeft tot het trappenhuis van het flatgebouw. Verbalisanten betreden vervolgens de boxgang van het flatgebouw. Bij de box behorende bij nummer [nr] aangekomen horen de verbalisanten een geluid gelijkend op vallend muntgeld. Daarop betreden zij de box.

De vraag dient te worden gesteld of een box als de onderhavige onder het begrip ‘woning’ valt. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, gezien de ligging van de box (in een keldergang) ten opzichte van de hoger gelegen woning; zelfs indien deze box wel als (deel van) een woning moet worden beschouwd zou het verweer niet opgaan op grond van het ‘Schutznorm’-principe. Ter toelichting op dit laatste dient dat het belang dat in casu geschonden zou zijn het belang is van de bewoner(s) van de woning [B-straat nr], bij welke woning de onderhavige boxruimte behoort, zoals bijvoorbeeld van medeverdachte [medeverdachte 4].

Het verweer wordt verworpen.

3.2 Ten aanzien van het primair ten laste gelegde

Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Het eventuele scenario, zoals zijdens de verdediging geopperd, dat de verdachten de kluis van een ander zouden hebben verkregen is, bij gebreke van een plausibel relaas van de kant van verdachte hoe dat in zijn werk zou zijn gegaan, niet geloofwaardig. Redengevend daarvoor is tevens het tijdstip (het was midden in de nacht) en het korte tijdsverloop tussen de inbraak en het aantreffen van de ontvreemde goederen in de box (maximaal drieënhalf uur). De inbraak moet volgens de aangifte na 23.00 uur gepleegd zijn en de verdachten zijn omstreeks 02.30 uur aangehouden door de politie in de box, waarna de box is afgedicht. Bovendien heeft verdachte geen verklaring gegeven voor het feit dat hij in de box aanwezig was en ongeveer hetzelfde geldbedrag als twee medeverdachten in zijn bezit had, wat er op kan duiden dat de bij de inbraak betrokken verdachten de buit gelijkelijk hebben verdeeld. Daarnaast waren er inbrekerswerktuigen aanwezig in de box en in de in de nabijheid van het flatgebouw aangetroffen auto van medeverdachte [medeverdachte 3].

3.3 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

Ten aanzien van het primair ten laste gelegde

in de periode van 21 oktober 2011 tot en met 22 oktober 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand/bedrijf gelegen aan de Heemstedestraat 25 heeft weggenomen een kluis met daarin namen voor alarmpassen en pinbonnen en een pinafslag en een geldbedrag en een geldkistje, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door een toegangsdeur van dat pand/bedrijf open te breken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5. De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7. Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een werkstraf voor de duur van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedrijfsinbraak. Bedrijfsinbraken zijn hinderlijke feiten, die naast schade die dikwijls groter is dan alleen de waarde van de bij de inbraak buit gemaakte goederen, veel hinder, extra werk en verlies door onderbreking van de bedrijfsvoering veroorzaken voor de gedupeerden. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin. De rechtbank heeft rekening gehouden met het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 3 januari 2012 en heeft kennis genomen van het beknopte reclasseringsadvies van 25 oktober 2011.

8. Beslag

De verdediging heeft aangevoerd dat het in beslag genomen geld dient terug gegeven te worden aan verdachte, nu verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op het primair bewezen geachte het in beslag genomen geldbedrag aan het slachtoffer toebehoort en derhalve zal de rechtbank de teruggave van het geldbedrag aan [slachtoffer] gelasten.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht .

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van het primair bewezen verklaarde

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.

Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.

Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van:

1 Geld Euro

-

245,50 Euro (4160949)

Dit vonnis is gewezen door

mr. W.M. van den Bergh, voorzitter,

mrs. T.H. van Voorst Vader en J.B. Oreel, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Bruggen, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature