Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Procesrecht, griffierecht. Verzet gegrond. Op basis van de mededeling in het roljournaal van het hof, mochten verzoekers de heffing van het griffierecht als definitief beschouwen en mochten zij erop vertrouwen dat geen aanvullende heffing zou plaatsvinden.

Uitspraak



GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

BESCHIKKING

op het verzet op grond van art. 25 van de inmiddels vervallen Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz) van:

1. X en

2. mr. F.E.C. Koopman, kantoorhoudende te ‘s Hertogenbosch,

verzoekers.

1. De procedure

Bij op 28 juni 2011 door de griffie ontvangen verzoekschrift zijn verzoekers in verzet gekomen tegen de hierna te noemen beslissing van de griffier van dit hof van 24 juni 2011. Bij brief van 6 juli 2011 hebben verzoekers hun verzet nader toegelicht.

2. Bestreden beslissing

Bij beslissing van 24 juni 2011 heeft de griffier van dit hof in de zaak met zaaknummer 200.065.086/01 de beslissing het volledige griffierecht te heffen gehandhaafd, omdat de definitieve toevoeging niet tijdig is overgelegd.

De zaak betreft een geldvordering.

3. Verzoek

Verzoekers maken bezwaar tegen het in rekening brengen van het volledige griffierecht.

Daartoe stellen verzoekers dat zij bij memorie van antwoord tevens inhoudende incidenteel appel van 14 september 2010 uitdrukkelijk hebben aangegeven dat de (definitieve) toevoeging is afgegeven op 1 juni 2010 onder nummer 1FB7443. Destijds hebben zij ook een kopie van de toevoeging overgelegd. Omdat ook in het roljournaal van het hof stond aangegeven dat de toevoeging definitief was, gingen verzoekers ervan uit dat de toevoeging was verwerkt en mochten zij erop vertrouwen dat het griffierecht definitief was vastgesteld. Verzoekers verwijzen ter onderbouwing van deze stelling naar een uitdraai van het roljournaal van 12 mei 2011, die zij bij hun brief van 6 juli 2011 hebben gevoegd.

4. Beoordeling

4.1. Ingevolge artikel 56a lid 1 van de WGBZ zijn in zaken die bij dagvaarding worden ingeleid de in de wet opgenomen artikelen alleen van toepassing indien de eerste roldatum valt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen (1 november 2010). Het hof beoordeelt derhalve onderhavige zaak aan de hand van de Wtbz.

4.2. Ingevolge artikel 17 lid 1 van de Wtbz wordt het verschuldigde griffierecht voor drievierde deel in debet gesteld indien op het tijdstip waarop het griffierecht wordt verschuldigd – ex artikel 2 lid 1 Wtbz voor de gedaagde in een dagvaardingprocedure zodra van zijn verschijnen blijkt - een afschrift van de toevoeging is overgelegd. Blijkens de toelichting op artikel 17 lid 1 Wtbz wordt ook toegestaan dat een mededeling wordt gedaan dat de toevoeging is aangevraagd. Ingevolge artikel 29 van de Wet op de Rechtsbijstand dient het afschrift van het besluit van toevoeging zo spoedig mogelijk worden overgelegd, maar in ieder geval voordat de einduitspraak is gedaan.

4.3. Uit het dossier blijkt dat tijdig, namelijk bij indiening van het H2 formulier van 7 mei 2010 voor de rol van 18 mei 2010, mededeling van de aanvraag van de toevoeging is gedaan en, voorts, dat op 1 juni 2010 de definitieve toevoeging is afgegeven.

De zaak is op 10 mei 2011 geroyeerd.

In de bij de brief van 6 juli 2011 meegestuurde uitdraai van het roljournaal van het hof van 12 mei 2011 staat vermeld dat het griffierecht ten aanzien van verzoekers definitief in debet was gesteld. Onbekend is hoe deze vermelding in het roljournaal is gekomen; de toevoeging bevond zich tot 6 juni 2011, toen zij als bijlage werd meegestuurd met het verzoek van verzoeker sub 2 het geheven griffierecht te verminderen, niet in het dossier van het hof.

Het hof is van oordeel dat, hoewel thans niet meer is na te gaan of de toevoeging tijdig is opgestuurd door verzoeker sub 2, gezien de daaromtrent gedane mededeling van het hof in het roljournaal, verzoekers de heffing als definitief mochten beschouwen en erop mochten vertrouwen dat geen aanvullende heffing zou plaatsvinden. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat op de voormelde, op 14 september 2010, ingediende memorie was aangegeven dat op 1 juni 2010 een definitieve toevoeging was afgegeven.

4.4. Het voorgaande leidt ertoe dat het bezwaar van verzoekers gegrond is en dat het griffierecht voor drievierde deel alsnog in debet gesteld dient te worden.

4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. Beslissing

Het hof verklaart het verzet gegrond en gelast de griffier het in de zaak met zaaknummer 200.065.086/01 met betrekking tot X te heffen griffie¬recht voor drievierde deel in debet te stellen.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J.M Smit,

A.M.A. Verscheure en C. Uriot en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 september 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature