Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

De kwijtscheldingsvrijstelling van artikel 3.13 Wet IB 2001 mist toepassing nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de op hem rustende lijfrenteverplichting aan zijn vader niet meer voor verwezenlijking vatbaar was. De door gemachtigde ter zitting afgelegde verklaring is in tegenspraak met hetgeen in de motivering van het beroepschrift is verwoord en is door de rechtbank niet in de beoordeling van het geschil betrokken.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/6322

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2012 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiser

(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 27 juli 2011 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met dagtekening 27 augustus 2010 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 230.014 (aanslagnummer [nummer a]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2012.

Namens eiser zijn verschenen zijn gemachtigde mr. [A] en [B]. Namens verweerder is verschenen [C].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 3 april 2010 elektronisch aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen gedaan voor het jaar 2007. Eiser heeft in deze aangifte een verzamelinkomen aangegeven van € 19.165. Bij aanslagregeling is dit inkomen door de inspecteur gecorrigeerd met € 210.849 en is het belastbaar inkomen vastgesteld op € 230.014.

2. Tussen partijen is in geschil de hoogte van de winst over het jaar 2007; of de kwijtscheldingsvrijstelling van artikel 3.13, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) van toepassing is; en of verweerder de voorlopige aanslag mocht verrekenen met de definitieve aanslag.

3. Eiser stelt zich op het standpunt dat in 2007 geen winst is gerealiseerd. In de motivering van het beroepschrift met dagtekening 9 september 2011 is onder meer vermeld:

"Subsidiair richt dit beroepschrift zich tegen de verrekening ex artikel 15 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR) van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007 (...) met de definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007. (...) De voorlopige aanslag onder subnummer [nummer b] is niet een verzoek c.q. aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB) vastgesteld, maar op basis van een aangifte, welke aangifte op grond van artikel 8, lid 3, AWR geen aanvraag is in de zin van artikel 1: 3, derde lid AWB .

(...)

Eiser heeft de door zijn vader (...) gedreven onderneming met ingang van 1 januari 2004 voortgezet. De overnamesom van € 202.982 is aan de vader schuldig gebleven. Deze schuldvordering is op de ondernemingsbalans van eiser aangemerkt als een voorziening. Bij de winstbepaling van de onderneming is er echter wel uitgegaan van een schuldvordering terzake waarvan jaarlijks rentekosten in aftrek zijn gebracht.

(...)

De schuldeiser of de vader van eiser heeft de vordering op eiser in het kader van een natuurlijke verbintenis (...) met diens verplichting tot nakoming van een rechtens niet afdwingbare schuld aan eiser verrekend. (...) De schuldeiser maar tevens schuldenaar is op grond van artikel 6:127 BW bevoegd om verrekening toe te passen voor beide verbintenissen en als gevolg hiervan gaan beide verbintenissen voor hun gemeenschappelijke beloop teniet.

(...)

Nu de onderneming van eiser in het jaar 2006 is gestaakt en in dit jaar de laatste winstbepaling als bedoeld in artikel 3.8 jo. artikel 3.25 Wet IB 2001 heeft plaatsgevonden, zou de vrijval van de schuld in de winst over het jaar 2006 moeten worden opgenomen.

(...)

De kwijtscheldingsregeling ex artikel 3.13, lid 1, onderdeel a Wet IB 2011 is van toepassing op de vrijval van de balansschuld in het jaar 2007, nu deze schuld daarin als een niet voor verwezenlijking vatbaar recht is opgenomen. Daarvoor is immers een voorziening getroffen".

Tot de gedingstukken behoort een kopie van een stuk met het opschrift "Lijfrenteovereenkomst betreffende uitgestelde (gerichte) lijfrente bij overdracht onderneming" (hierna: de lijfrenteovereenkomst). Blijkens deze kopie is deze overeenkomst door zowel eiser als door de vader ondertekend op 28 mei 2004. In die overeenkomst is onder meer vermeld:

"In aanmerking nemende

- dat [de vader] zijn tot 1 januari 2004 voor eigen rekening gedreven onderneming heeft overgedragen aan [de vader] (kennelijk is bedoeld [eiser]);

- dat [de vader] tot het bedrag van de behaalde stakingswinst geheel of ten dele (...) een lijfrente wenst te bedingen bij de voortzetter casu quo [eiser], als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel a juncto artikel 3.126, lid 1, van de Wet Inkomstenbelasting 2001".

Op 2 juli 2010 heeft eiser de navolgende balans aan verweerder overgelegd:

Balans

In de begeleidende brief bij de balans van 2 juli 2010 vermeldt eiser:

"De ondernemingsactiviteiten zijn per begin van het belastingjaar gestaakt. Daar er geen sprake is van een belaste stakingswinst, is er derhalve geen beroep gedaan op de ondernemersfaciliteiten. Er is in het jaar 2007 noch winst noch verlies gegenereerd."

In een brief van eiser van 23 juli 2010 aan verweerder is vermeld:

"Naar aanleiding van uw brief van 9 juli jl. inzake de aangifte inkomstenbelasting 2007 en de daarbij in aanmerking te nemen stakingswinst van euro 209.627. deel ik u hierbij het volgende mee.

Ik hoef deze verplichting c.q. schuld niet meer te betalen, want het is in 2010 kwijtgescholden door de schuldeiser in verband met de slechte resultaten in mijn onderneming en mijn deplorabele vermogenspositie.

Ik ben dan ook van mening dat deze kwijtscheldig mijn compensabele verliezen raakt, terwijl het overblijvende deel onder de kwijtscheldingswinst van artikel 3.13 lid 1 onderdeel a van de Wet inkomstenbelasting 2001 valt ".

4. Ter zitting heeft gemachtigde met het voordragen van zijn pleitnota verklaard dat van een overname van de onderneming door eiser nooit sprake is geweest, dat eiser enkel inventaris heeft overgenomen en dat de vader de waarde van de lijfrenteverplichting schuldig is gebleven aan eiser.

5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser de onderneming in 2007 heeft gestaakt en dat daarbij de op de balans per ultimo 2006 vermelde voorziening van € 213.257 is vrijgevallen en als stakingswinst moet worden aangemerkt. Indien het als voorziening aangeduide bedrag de lijfrenteverplichting jegens de vader behelst, betreft het een schuld die volgens de verklaring van eiser is kwijtgescholden, waardoor het desbetreffende bedrag als (stakings)winst moet worden aangemerkt. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat artikel 3.13 van de Wet IB 2001 van toepassing is. Ook overigens heeft verweerder de stellingen van eiser gemotiveerd betwist.

6. De rechtbank stelt voorop dat de verklaring van eiser als verwoord in zijn pleitnota, dat hij niet een onderneming van de vader heeft overgenomen en dat de vader de koopsom voor de lijfrenteverplichting aan hem schuldig is gebleven, in tegenspraak is met hetgeen in de motivering van het beroepschrift is verwoord. Gelet op de inhoud van de lijfrenteovereenkomst, waarvan niet is weersproken dat die zowel door eiser als door de vader is ondertekend, komt de verklaring in de pleitnota de rechtbank niet als aannemelijk voor. Derhalve zal de rechtbank die verklaring, nog daargelaten dat die als tardief kan worden aangemerkt, bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing laten.

7. Partijen zijn het erover eens dat met de op de balans per ultimo 2006 opgenomen voorziening de lijfrenteverplichting van eiser jegens de vader is bedoeld en dat deze verplichting een schuld is van de onderneming. De rechtbank ziet geen aanleiding partijen daarin niet te volgen.

Staken van de onderneming

8. Eiser heeft ter onderbouwing van het standpunt dat het kwijtschelden van de lijfrenteverplichting niet een gerealiseerde winst in het jaar 2007 is, aangevoerd dat hij zijn onderneming in het jaar 2006 heeft gestaakt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt zulks niet uit de aangifte inkomstenbelasting over dat jaar, terwijl de omstandigheid dat eiser een balans heeft overgelegd per ultimo 2006 ook niet duidt op het staken van de onderneming in dat jaar. Het door gemachtigde ter zitting overgelegde stuk op briefpapier van [...] Notarissen en dat door gemachtigde is aangeduid als sleutelverklaring aan de hand waarvan hij kennelijk aannemelijk wil maken dat de onderneming in 2006 is gestaakt, doet daaraan niet af. Daartoe overweegt de rechtbank dat dat stuk niet een sleutelverklaring behelst, maar alleen een begeleidend schrijven lijkt te zijn, en dat stuk niet een naam en handtekening bevat van degene die het stuk heeft opgemaakt. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij de onderneming in 2006 heeft gestaakt.

Kwijtscheldingsvrijstelling

9. Ingevolge artikel 3.13, eerste lid, onder a, van de Wet IB behoren niet tot de winst voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten door schuldeisers.

10. Eiser heeft verklaard dat de begunstigde van de lijfrenteverplichting, zijn vader, die verplichting heeft kwijtgescholden. Over het jaar waarin die verplichting is kwijtgescholden heeft eiser tegenstrijdig verklaard. Uit de omstandigheid dat die als voorziening aangeduide verplichting van € 213.257 nog wel is vermeld op de balans ultimo 2006 en niet meer is vermeld op de balans per ultimo 2007 leidt de rechtbank af dat die kwijtschelding in het jaar 2007 heeft plaatsgevonden. Derhalve is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser door die kwijtschelding in 2007 een winst heeft gerealiseerd ter grootte van dat bedrag.

11. Aangaande de vraag of de kwijtscheldingsvrijstelling van artikel 3.13 van de

Wet IB 2001 van toepassing is, overweegt de rechtbank dat het op de weg van eiser ligt aannemelijk te maken dat de lijfrenteverplichting niet meer voor verwezenlijking vatbaar was. Eiser heeft dit weliswaar gesteld maar dit op geen enkele wijze aan de hand van stukken of anderszins aannemelijk gemaakt. Derhalve mist artikel 3.13 van de Wet IB 2001 hier toepassing.

Verrekening

12. Met betrekking tot de stelling van eiser dat de schuld van de onderneming verrekend kan worden met een vordering van eiser op de vader, is de rechtbank van oordeel dat het bestaan van de vordering niet blijkt uit de balans en dat eiser het bestaan van die vordering ook overigens niet aannemelijk heeft gemaakt.

Verrekening voorlopige aanslag met aanslag

13. Aangaande de stelling van eiser dat de inspecteur niet bevoegd was de voorlopige aanslag te verrekenen met de definitieve aanslag overweegt de rechtbank dat die bevoegdheid voortvloeit uit artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen .

Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, rechter, in aanwezigheid van

mr. A.C. de Haas-van der Voort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

1 februari 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature