Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Ontneming € 1.886,40 (hennepteelt)

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

Parketnummer: 16-711183-11 (ontneming)

vonnis van de rechtbank d.d. 2 januari 2012

in de ontnemingszaak tegen

[verdachte],

geboren op [1977] te [geboorteplaats],

GBA-adres: [woonplaats], [adres],

feitelijk verblijvende te wonende te [woonplaats], [adres],

raadsvrouw mr. N. Smeets, advocaat te Utrecht.

1 De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:

- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;

- het strafdossier onder parketnummer 16-711183-11 waaruit blijkt dat verdachte op 2 januari 2012 door de meervoudige kamer is veroordeeld ter zake van het telen van hennep tot de in die uitspraak vermelde straf;

- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;

- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Hij heeft daarbij zijn vordering gewijzigd. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Smeets, advocaat te Utrecht.

2 De beoordeling

2.1 De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.886,40. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd om de dagen die verdachte (afgezet tegen zijn eis) te lang in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht te verrekenen met het te ontnemen bedrag en daarom het door verdachte te betalen bedrag op nihil te stellen.

2.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat zij zich kan vinden in het standpunt van de officier van justitie om het te ontnemen bedrag op nihil te stellen.

2.3 Het oordeel van de rechtbank

Dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan blijkt uit de in het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 2 januari 2012 genoemde bewijsmiddelen.

De rechtbank ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in art. 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.

De rechtbank is van oordeel dat de grondslagen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in de bijlagen bij de processen-verbaal nr. 2011134722 en 2011134414 juist zijn en dat er geen feiten of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan van die grondslagen moet worden afgeweken.

Verdachte heeft erkend dat hij in totaal twee maal heeft geoogst. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de volgende uitgangspunten en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van één oogst.

Uitgangspunten ten aanzien van de opbrengst:

Aantal planten: 20

Opbrengst per plant: 28,2 gram

Verkoopprijs per gram: € 3,28

Totaal bruto wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst:

20 x 28,2 gram x 3,28 = € 1.836,80

Uitgangspunten ten aanzien van de kosten per oogst:

Huur pand = € 500,--

Variabele kosten 20 x € 6,18 = € 123,60

Elektriciteitskosten = € 280,--

Totale kosten: € 903,60

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel:

Bruto opbrengst € 1.836,80

Kosten € 903,60

Wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst € 933,20

Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van € 1.866,40 (2 oogsten).

De rechtbank overweegt met betrekking tot het standpunt van de officier van justitie dat de betalingsverplichting dient te worden gematigd tot nihil het volgende.

De ontnemingsmaatregel is een afzonderlijke maatregel die geen deel uitmaakt van het pakket straffen die verdachte in de strafzaak kunnen worden opgelegd. Doel van de ontnemingsmaatregel is dan ook een geheel andere dan die van het opleggen van straffen, namelijk het afnemen of afromen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat onderscheid in ogenschouw nemende ziet de rechtbank geen aanleiding om de betalingsverplichting van verdachte te matigen omdat verdachte langer in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan de straf die hem in de strafzaak is opgelegd.

3 De beslissing

De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 1.886,40.

Zij legt verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 1.886,40, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Deze beslissing is gegeven door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 januari 2012.

Mr. Schoenmakers is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature