Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij uitspraak van 18 november 2011 heeft de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van 31 augustus 2011 geschorst.

Uitspraak



201110808/4/R3.

Datum uitspraak: 27 januari 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:

[verzoeker], wonend te Someren,

om opheffing (artikel 8:87 van de Awb) van de bij uitspraak van 18 november 2011, in zaak nr. 201110808 /2/R3, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:

1. [wederpartij sub 1], wonend te Someren,

2. [wederpartij sub 2], wonend te Someren,

en

de raad van de gemeente Someren,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij uitspraak van 18 november 2011 heeft de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van 31 augustus 2011 geschorst.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 januari 2011, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en P.J.H. van der Linden, werkzaam bij Els & Linde B.V., [wederpartij sub 1], bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, werkzaam bij milieu-adviesbureau Het Groene Schild, [wederpartij sub 2], bijgestaan door mr. drs. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, de raad, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Kuijken en mr. S. Dusch, beiden werkzaam bij de gemeente, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, vertegenwoordigd door H.A.J. van Hout, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het plan voorziet in een uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van de intensieve veehouderij van [verzoeker] aan de [locatie] te Someren in verband met sanering van de veehouderijbedrijven aan de Hollestraat 28 en de Ruiter 17 te Someren.

2.2. Bij uitspraak van 18 november 2011 heeft de voorzitter de voorziening getroffen dat het besluit van de raad van 31 augustus 2011 wordt geschorst. Daarbij heeft de voorzitter overwogen dat de onderhavige procedure een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan betreft waarbij de raad, ingevolge artikel 19j, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998), rekening moet houden met de gevolgen die het plan kan hebben voor Natura 2000-gebieden, en dat naar zijn voorlopig oordeel naar die gevolgen onvoldoende onderzoek is verricht.

2.3. Ingevolge artikel 19j, eerste lid, aanhef en onder a, van de Nbw 1998 houdt een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die terzake in het wettelijk voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied.

Ingevolge het tweede lid maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, van dat gebied.

Ingevolge het vierde lid maakt de passende beoordeling van deze plannen deel uit van de ter zake van die plannen voorgeschreven milieu-effectrapportage.

Ingevolge artikel 7.2a van de Wet milieubeheer wordt een milieu-effectrapport gemaakt bij de voorbereiding van een op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht vast te stellen plan waarvoor, in verband met een daarin opgenomen activiteit, een passende beoordeling moet worden gemaakt op grond van artikel 19j, tweede lid, van de Nbw 1998.

2.4. Naar aanleiding van de uitspraak van 18 november 2011 heeft [verzoeker] een passende beoordeling laten maken. De resultaten daarvan zijn opgenomen in het rapport "Passende beoordeling [locatie] te Someren" van december 2011 van Els & Linde B.V. Dit rapport heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd aan zijn verzoek.

2.5. In het rapport wordt geconcludeerd dat door de uitbreiding van de intensieve veehouderij aan de [locatie] van 39.000 tot 82.000 vleeskuikens in opfok geen effecten zijn te verwachten op de in de nabijheid van het plangebied gelegen Natura 2000 gebieden Groote Peel, Strabrechtse Heide en Weerterbos omdat de depositie van stikstof op die gebieden wordt verminderd ten opzichte van de in het rapport gehanteerde referentiedata. Uit tabel 9 en 10 van het rapport kan worden afgeleid en ter zitting is toegelicht dat aan deze conclusie ten grondslag ligt dat de gevolgen van de uitbreiding van de veehouderij aan de [locatie] worden gemitigeerd doordat op een viertal andere locaties de bedrijfsvoering van intensieve veehouderijen - Hollestraat 28, Ruiter 17, Zandstraat 61 en Hoof 28 - wordt gestaakt.

2.6. Ter zitting heeft de raad gesteld dat hij voornemens is het rapport ter inzage te leggen opdat er zienswijzen over kunnen worden ingediend. Naar verwachting zal dan in de raadsvergadering van juli of augustus nadere besluitvorming plaatsvinden waarbij hij er vooralsnog van uitgaat dat zal worden besloten dat het rapport deel uitmaakt van het plan, omdat het ook in het belang van de gemeente is dat voornoemde locaties worden opgeheven en de activiteiten zich concentreren in het bedrijf aan de [locatie].

2.7. De voorzitter constateert dat de raad nog geen definitief standpunt heeft ingenomen over het rapport en zich, gelet daarop, nog niet heeft uitgesproken over de aanvaardbaarheid van het plan, gelet op de gevolgen ervan voor de omliggende Natura 2000-gebieden. In dit verband wijst de voorzitter - naar aanleiding van het betoog van [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] dat ten onrechte geen milieu-effectrapportage is uitgevoerd - tevens op het bepaalde in artikel 7.2a van de Wet milieubeheer . In zoverre heeft de raad nog niet voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht en ziet de voorzitter, mede gelet op de betrokken belangen, geen aanleiding om het verzoek van [verzoeker] in te willigen. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat het college ter zitting heeft toegelicht dat naar verwachting eerst in mei 2012 zal worden beslist op de door [verzoeker] in november 2011 aangevraagde vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Nbw 1998, zodat de opheffing van de getroffen voorlopige voorziening niet meebrengt dat [verzoeker] de gewenste uitbreiding van zijn bedrijf mag realiseren voor 3 maart 2012, zijnde de datum waarop volgens [verzoeker] zijn aanspraak op een voor de uitbreiding verleende subsidie verloopt.

2.8. Reeds om bovenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

2.9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. wijst het verzoek af;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van de bij [wederpartij sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 481,11 (zegge: vierhonderdeenentachtig euro en elf cent), waarvan € 437,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en tot vergoeding van de bij [wederpartij sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 481,11 (zegge: vierhonderdeenentachtig euro en elf cent), waarvan € 437,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.

w.g. Hagen w.g. Pikart-van den Berg

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2012

413.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature