Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 14 juli 2009 heeft de minister een verzoek van [wederpartij] tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register) als tolk Nederlands - Turks afgewezen.

Uitspraak



201103750/1/A3.

Datum uitspraak: 1 februari 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de minister van Veiligheid en Justitie, voorheen: de minister van Justitie,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 februari 2011 in zaak nr. 10/1028 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te Almere,

en

de minister.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2009 heeft de minister een verzoek van [wederpartij] tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register) als tolk Nederlands - Turks afgewezen.

Bij besluit van 3 december 2009 heeft de minister het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 februari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 december 2009 vernietigd en de minister gelast een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2011, hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 4 oktober 2011 heeft de minister het door [wederpartij] tegen het besluit van 14 juli 2009 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [wederpartij] bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 24 oktober 2011, beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep doorgezonden aan de Raad van State, alwaar het is ingekomen op 4 november 2011.

De minister en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 december 2011, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand, en [wederpartij] zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet be ëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) is er een register voor beëdigde tolken en vertalers.

Ingevolge artikel 3 dient de tolk dan wel de vertaler, om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:

- attitude van een tolk voor de tolk;

- attitude van een vertaler voor de vertaler;

- integriteit;

- taalvaardigheid in de brontaal;

- taalvaardigheid in de doeltaal;

- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;

- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;

- tolkvaardigheid voor de tolk;

- vertaalvaardigheid voor de vertaler.

Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.

Ingevolge artikel 37 zijn de artikelen 3 en 5, onderdeel a, gedurende een periode van twee jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de inschrijving in het register van degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet:

a. werkzaam zijn als vertaler in de zin van de wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers; of

b. definitief zijn ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers, bedoeld in de Tijdelijke regeling van 13 mei 2003 houdende machtiging van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch tot het beheer van het landelijke kwaliteitsregister tolken en vertalers (Stcrt. 2003, 94).

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit be ëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bbtv) is er een commissie beëdigde tolken en vertalers.

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, is de commissie belast met het adviseren over de competenties, genoemd in artikel 3 van de Wbtv .

Ingevolge artikel 8, eerste lid, wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:

a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in het Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:

1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;

2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of

3°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;

b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.

Ingevolge het tweede lid kan de minister onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties.

Ingevolge het derde lid wordt een tolk of vertaler op wie het overgangsrecht van artikel 37 van de Wbtv van toepassing is, ingeschreven in het register.

De raad voor rechtsbijstand heeft voor de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in het register bij het Besluit inschrijving Rbtv van 26 maart 2009 (Stcrt. 2009, 68; hierna: Besluit inschrijving) beleidsregels vastgesteld.

Volgens artikel 2 kan een tolk of vertaler, indien hij /zij niet beschikt over een diploma van een tolk- of vertaleropleiding op minimaal bachelorniveau, worden ingeschreven in het register na overlegging van een getuigschrift waaruit blijkt dat de tolk of vertaler in de desbetreffende talencombinatie dan wel vertaalrichting en vaardigheid een tolk- of vertalertoets heeft afgelegd die voldoet aan het door de raad voor rechtsbijstand vast te stellen dan wel vastgestelde kader voor toetsen.

Volgens artikel 3 kan de raad voor rechtsbijstand in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers indien voor een vaardigheid of talencombinatie dan wel vertaalrichting geen toets beschikbaar is.

Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:

• te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en

• te beschikken over taalvaardigheid in de desbetreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en

• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie dan wel vertaalrichting en

• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.

Volgens artikel 4 neemt de raad voor rechtsbijstand een besluit op het verzoek tot inschrijving nadat de Commissie beëdigde tolken en vertalers advies heeft uitgebracht.

2.2. De minister heeft zich in het besluit op bezwaar op het standpunt gesteld dat het overgangsrecht van artikel 37 van de Wbtv niet op [wederpartij] van toepassing is, zodat hij niet op grond van artikel 8, derde lid, van het Bbtv in het register kan worden ingeschreven. Verder heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat [wederpartij] niet voldoet aan de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bbtv gestelde eisen. Vervolgens heeft de minister beoordeeld of [wederpartij] overeenkomstig artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv anderszins heeft aangetoond over de wettelijke competenties te beschikken. In dat verband heeft de minister, aangezien er voor het Turks geen toets als bedoeld in artikel 2 van het Besluit inschrijving beschikbaar is, bezien of [wederpartij] voldoet aan de in artikel 3 van het Besluit inschrijving neergelegde eisen om in aanmerking te komen voor voorlegging van het verzoek tot inschrijving aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat [wederpartij] het Turks beheerst op hetzelfde niveau als iemand die een tolkopleiding op hbo-niveau heeft afgerond en dat evenmin blijkt dat hij scholing heeft gevolgd om tolkvaardigheden en -attitude te ontwikkelen.

2.3. De rechtbank heeft overwogen dat de minister zijn standpunt dat [wederpartij] niet heeft aangetoond het Turks op hbo-niveau te beheersen, niet heeft gemotiveerd. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de minister, gelet op hetgeen in het verweerschrift in beroep naar voren is gebracht, een te beperkte uitleg geeft aan artikel 3, tweede gedachtebolletje, van het Besluit inschrijving en daarmee aan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv. De minister heeft in dat verband ten onrechte uitsluitend beoordeeld of [wederpartij] een Turkse opleiding op hbo-niveau heeft afgerond, aldus de rechtbank. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de minister [wederpartij] had moeten wijzen op de mogelijkheid om de taalvaardigheid in het Turks met een verklaring van een deskundige aan te tonen. Het besluit op bezwaar is niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd, aldus de rechtbank.

2.4. De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij artikel 3, tweede gedachtebolletje, van het Besluit inschrijving te beperkt uitlegt. Verder betoogt de minister dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij op onjuiste wijze heeft beoordeeld of [wederpartij] beschikt over taalvaardigheid in de Turkse taal op hbo-niveau.

2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 31 augustus 2011 in zaak nr. 201011478/1/H3), moet worden vooropgesteld dat uit artikel 3 van de Wbtv , gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Bbtv, en bezien in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van de Wbtv (Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 8, blz. 8-9), voortvloeit dat een tolk slechts voor inschrijving in het register in aanmerking komt indien hij de taal waarvoor hij wenst te worden ingeschreven op hbo-niveau beheerst. In die uitspraak is voorts overwogen dat het op de weg van de tolk ligt om dit aan te tonen.

In het verweerschrift in beroep is de minister ingegaan op de stelling van [wederpartij] dat hij in Turkije een hbo-opleiding heeft gevolgd. In reactie op die stelling heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat voor het aantonen van de taalvaardigheid in het Turks op hbo-niveau onvoldoende is dat [wederpartij] in Turkije stond ingeschreven in het tweede jaar van een hogere beroepsopleiding, maar dat die opleiding daartoe met succes moet zijn afgerond. Er is geen grond voor het oordeel dat de minister zich niet op het standpunt mocht stellen dat het gedeeltelijk hebben gevolgd van een hbo-opleiding in de Turkse taal niet maakt dat de betrokkene het Turks op dat niveau beheerst. Voorts heeft de minister in het besluit op het bezwaar niet slechts bezien of [wederpartij] een in de Turkse taal gegeven opleiding op hbo-niveau heeft afgerond, maar heeft hij tevens bezien of [wederpartij] het Turks beheerst op hetzelfde niveau als iemand die een tolkopleiding Turks op hbo-niveau heeft afgerond. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte uit het verweerschrift van de minister afgeleid dat deze een te beperkte uitleg geeft aan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv.

De rechtbank heeft verder ten onrechte niet onderkend dat de minister de omstandigheid dat [wederpartij] jarenlange ervaring als tolk heeft, in de besluitvorming heeft betrokken. De minister mocht zich daarbij op het standpunt stellen dat die ervaring niet aantoont dat [wederpartij] het Turks op hbo-niveau beheerst. Voorts zijn de overige door de rechtbank genoemde omstandigheden, te weten dat Turks de moedertaal van [wederpartij] is en dat hij als vertaler in het register is ingeschreven, geen objectieve en concrete gegevens op grond waarvan aannemelijk kan worden geacht dat [wederpartij] het Turks op hbo-niveau beheerst. Hierbij verdient opmerking dat de minister onbetwist heeft gesteld dat [wederpartij] krachtens de overgangsregeling van artikel 37, aanhef en onder a, van de Wbtv als vertaler in het register is ingeschreven, zodat bij deze inschrijving niet is bezien of [wederpartij] het Turks op hbo-niveau beheerst.

Nu het op de weg van [wederpartij] lag om aan te tonen dat hij het Turks op hbo-niveau beheerst, heeft de rechtbank voorts ten onrechte overwogen dat het op de weg van de minister lag om hem te wijzen op de mogelijkheid van het overleggen van een verklaring van een deskundige over dat niveau.

2.4.2. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de minister het besluit op bezwaar onzorgvuldig heeft voorbereid en dat hij onvoldoende heeft gemotiveerd dat [wederpartij] niet heeft aangetoond te beschikken over taalvaardigheid in het Turks op hbo-niveau als bedoeld in artikel 3, tweede gedachtebolletje, van het Besluit inschrijving. Aangezien de minister zich derhalve op het standpunt mocht stellen dat [wederpartij] niet aan de in artikel 3 van het Besluit inschrijving neergelegde eisen voldeed, mocht de minister ervan afzien het verzoek tot inschrijving van [wederpartij] voor te leggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers. Voorts heeft de minister zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat [wederpartij] niet heeft aangetoond aan de wettelijke competenties te voldoen. Derhalve heeft de minister het verzoek tot inschrijving terecht afgewezen. De rechtbank is ten onrechte tot een ander oordeel gekomen.

Het betoog slaagt.

2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van de minister van 3 december 2009 alsnog ongegrond verklaren.

2.6. Bij besluit van 4 oktober 2011 heeft de minister opnieuw besloten op het door [wederpartij] tegen het besluit van 14 juli 2009 gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht , gelezen in verbinding met de artikelen 6: 18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.

Dit besluit is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank. Door de vernietiging van die uitspraak is de grondslag aan dit besluit komen te ontvallen. Het beroep tegen dit besluit is gegrond. Het besluit zal worden vernietigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 februari 2011 in zaak nr. 10/1028;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;

IV. verklaart het beroep tegen het besluit van de minister van Veiligheid en Justitie van 4 oktober 2011 betreffende bezwaarnr. K-0070-11 gegrond;

V. vernietigt dat besluit.

Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.

w.g. Roemers w.g. De Vries

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012

582-640.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature