Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor mishandeling van toenmalige levenspartner, vernieling van het interieur van haar woning en poging tot zware mishandeling van een verbalisant. Uit de aangifte leidt het hof af dat de wijze waarop verdachte aangeefster heeft bejegend niet alleen gewelddadig, maar ook bizar en vernederend kan worden genoemd. Gevoerd verweer inzake het ontbreken van opzet op de vernieling verworpen. Het hof wil verdachte een - laatste - kans, uitsluitend vanwege een wijziging in zijn levensomstandigheden, niet onthouden en verdachte een werkstraf opleggen. Dat het hof de ernst van het bewezen verklaarde daarmee geenszins miskent, moge blijken uit de aanzienlijke omvang daarvan.

Uitspraak



Gerechtshof Leeuwarden

Sector strafrecht

Parketnummer: 24-002876-10

Uitspraak d.d.: 24 januari 2012

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 december 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 24-001285-06, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1975],

wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 januari 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal bevelen van de gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden op 23 januari 2007. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,

mr. J. Boksem, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep gericht is tegen de vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde zal het hof verdachte daarin niet ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, tenlastegelegd dat:

1.

hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 1 juli 2010 en 2 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, (te weten [slachtoffer]), bij de armen, althans het lichaam, heeft vastgepakt en geduwd en/of gedrukt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] met haar hoofd tegen de een radiator, althans een hard voorwerp, sloeg en/of meermalen, althans eenmaal, aan het haar heeft getrokken en/of meermalen, althans eenmaal, in de/een arm(en) heeft geknepen en/of het vel van het bovenbeen heeft vastgepakt en/of (vervolgens) gedraaid/ verdraaid, althans in het bovenbeen heeft geknepen, en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn verdachtes handen die [slachtoffer] bij beide oren heeft vastgepakt en vervolgens hard aan de oren heeft getrokken en/of bij het haar heeft vastgepakt en door de kamer/woning heeft (mee)gesleurd en/of getrokken en/of meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of hals heeft gekrabt en/of geklauwd en/of in een wang heeft gebeten en/of meermalen, althans eenmaal, in de buik, althans tegen het lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, bij de armen heeft vastgepakt en/of vervolgens hard heeft heen en weer geschud en/of bij de keel/hals heeft gegrepen en/of dichtgeknepen en/of zijn verdachtes vingers ver in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd / gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.

hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 1 juli 2010 tot en met 2 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een deel van het interieur (van een woning gelegen aan of bij de [straat], aldaar,), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

3.

hij op of omstreeks 2 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, althans een persoon, genaamd [verbalisant 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -terwijl verdachte op het dak van een woning zat- meerdere, althans een, dakpan(nen) rakelings langs het hoofd van de [verbalisant 1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen omtrent het bewijs van het onder 2 ten laste gelegde

Het onder 2 ten laste gelegde ziet op de vernieling dan wel beschadiging dan wel het onbruikbaar maken van een deel van het interieur van de woning van aangeefster. Door en namens verdachte is betoogd dat het voor een bewezenverklaring vereiste opzet ontbreekt, nu de gedragingen van verdachte zouden zijn voortgekomen uit onhandigheid en alcoholgebruik, in combinatie met zijn kwetsbare persoonlijkheid.

Het hof overweegt hierover het navolgende.

Uit het ambtsedige proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] en opgenomen op pagina 28 tot en met 31 van het dossier van de politie Fryslan, blijkt onder meer dat nagenoeg de gehele bovenverdieping van de woning van aangeefster, waaronder de overloop, de bedden en het beddengoed, kledingstukken en een computer, was besmeurd met witte verf. De verklaring van verdachte, herhaald ter terechtzitting van het hof, dat hij daags tevoren doende was geweest de woning te schilderen en daarbij - mede onder invloed van alcohol - per ongeluk meermalen de verfpot had omgestoten, acht het hof niet geloofwaardig, daargelaten de vraag of deze kennelijke staat hem zou disculperen. Uit de zich in het dossier bevindende foto's blijkt dat verdachte met verf, op het moment van de opname nog vloeibaar, diverse (kruis)patronen op de bedden heeft aangebracht, hetgeen niet duidt op vlekken, veroorzaakt door het omvallen van de verfpot, maar op niets anders dan volle opzet. Voorts is door voornoemde verbalisant, in het bijzijn van zijn collega [verbalisant 3], geconstateerd dat er water in en over een televisietoestel was gegoten en een afgesloten kastdeur met zodanige kracht was opengebroken dat de slotplaat op de grond lag. Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij wellicht wat onbesuisd de plantjes, die zich direct achter het televisietoestel bevonden, water had gegeven en evenmin aan zijn ontkenning de kastdeur te hebben geforceerd. Het moge wellicht zo zijn dat verdachte een kwetsbare persoonlijkheid heeft, dat ontneemt echter niet het opzettelijke karakter aan zijn gedragingen, temeer daar verdachtes verklaringen - zo komt het hof voor - niet zijn gespeend van een zekere berekening.

Gelet op het vorenstaande alsmede op dat deel van de aangifte dat betrekking heeft op het onder 2 ten laste gelegde acht het hof derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk goederen van een ander heeft vernield en beschadigd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.

hij in het tijdvak omvattende 1 juli 2010 en 2 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], bij de armen heeft vastgepakt en meermalen aan het haar heeft getrokken en meermalen in de armen heeft geknepen en het vel van het bovenbeen heeft vastgepakt en vervolgens gedraaid en meermalen met zijn verdachtes handen die [slachtoffer] bij beide oren heeft vastgepakt en vervolgens hard aan de oren heeft getrokken en bij het haar heeft vastgepakt en door de kamer heeft getrokken en in het gezicht heeft gekrabd en in een wang heeft gebeten en meermalen bij de armen heeft vastgepakt en vervolgens hard heeft heen en weer geschud en bij de keel heeft gegrepen en dichtgeknepen en zijn,verdachtes, vingers in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;

2.

hij in het tijdvak omvattende 1 juli 2010 tot en met 2 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een deel van het interieur van een woning, gelegen aan of bij de [straat] aldaar, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield en beschadigd;

3.

hij op 2 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, genaamd [verbalisant 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - terwijl verdachte op het dak van een woning zat - een dakpan rakelings langs het hoofd van die [verbalisant 1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.

het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.

het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige levenspartner, aan vernieling en beschadiging van het interieur van haar woning en aan een poging tot zware mishandeling van een verbalisant, die zich naar aanleiding van de melding van huiselijk geweld naar de betreffende woning had begeven. Uit de aangifte leidt het hof af dat de wijze waarop verdachte aangeefster heeft bejegend niet alleen gewelddadig, maar ook bizar en vernederend genoemd kan worden. Behalve de hiervoor bewezen verklaarde fysieke mishandelingen, heeft hij vloeistoffen over haar heen gegooid, haar meermalen onder de douche gezet en haar langdurig 'gegijzeld' gehouden in zijn woede en onvoorspelbaarheid. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat de kinderen van aangeefster, zes en twaalf jaar oud, van één of meerdere handelingen getuige zijn geweest. Het spreekt voor zich dat dit een traumatische ervaring moet zijn geweest, die sporen nalaat. Voorts heeft verdachte aanzienlijke schade aangericht in de woning van aangeefster, hetgeen reeds genoegzaam is uiteengezet in de overwegingen omtrent het bewijs van dat feit. Ten slotte heeft verdachte, toen hij zich op het dak had verschanst om aanhouding te voorkomen, een dakpan naar een verbalisant gegooid, toen deze zijn hoofd door het dakraam stak. Volgens diens verklaring ging de dakpan rakelings langs zijn hoofd.

Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten met een geweldsaspect, zij het niet van (zeer) recente datum.

Anderzijds heeft het hof gelet op hetgeen door verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht over zijn persoonlijke omstandigheden en de indruk die het hof ter terechtzitting heeft verkregen van de persoon van verdachte. Hoewel het bewezen verklaarde zich zonder meer leent voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, komt het hof een dergelijke straf daardoor (vooralsnog) als niet aangewezen voor. Verdachte heeft voorts aannemelijk weten te maken dat hij het gebeurde betreurt en zijn leven weer enigszins op orde heeft. Verdachte beschikt inmiddels over een uitkering, woont in bij zijn broer, hetgeen een zekere bescherming biedt, en hij heeft alweer geruime tijd een relatie. Het hof wil verdachte een - laatste - kans, uitsluitend om die reden, niet onthouden en verdachte een werkstraf opleggen. Dat het hof de ernst van het bewezen verklaarde daarmee geenszins miskent, moge blijken uit de aanzienlijke, na te noemen omvang van die straf.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 23 januari 2007, parketnummer 24-001285-06, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14 i, 14j, 22c, 22d, 45, 57, 300, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 23 januari 2007, parketnummer 24-001285-06, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, te vervangen door:

taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.

Aldus gewezen door

mr. T.H. Bosma, voorzitter,

mr. B.J.J. Melssen en mr. W.F. van Zant, raadsheren,

in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,

en op 24 januari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken,

zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature