Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank veroordeelt een Nijmegenaar wegens het langdurig mishandelen van zijn levensgezel tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand geheel voorwaardelijk en een werkstraf van 40 uur.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer : 05/730382-11

Datum zitting : 29 december 2011

Datum uitspraak : 12 januari 2012

Tegenspraak

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen:

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum- en plaats],

adres : [adres],

plaats : [woonplaats].

Raadsman : mr. L.G.U. Compri, advocaat te Nijmegen.

Officier van justitie : mr. A.M. Tromp.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Tijdens de terechtzitting van 29 december 2011 heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat de feiten op de tenlastelegging foutief genummerd zijn. De officier van justitie heeft derhalve verzocht feit 2 als feit 1, feit 3 als feit 2, feit 4 als feit 3 en feit 5 als feit 4 te lezen.

De raadsman heeft zich niet verzet tegen dit verzoek.

De rechtbank zal deze foutieve nummering als kennelijke verschrijving beschouwen en de tenlastelegging als navolgt nummeren en lezen:

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart 1999

t/m 23 maart 2011 te Nijmegen,

(telkens) opzettelijk zijn levensgezel, althans een persoon,

te weten Y.A.C. [slachtoffer1], heeft mishandeld,

waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden,

bestaande die mishandelingen het uit het kracht slaan en/of stompen tegen het

hoofd en/of tegen het lichaam en/of het schoppen tegen het lichaam en/of het

gooien met voorwerpen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of het duwen tegen

het lichaam;

2.

hij op enig tijdstip in of omstreeks het jaar 2002 te Nijmegen,

ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk Y.A.C. [slachtoffer1]

van het leven te beroven,

opzettelijk die [slachtoffer1] voornoemd met kracht een of meermalen tegen het hoofd

en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te slaan en/of te stompen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:

hij op enig tijdstip in of omstreeks het jaar 2002 te Nijmegen,

aan zijn levensgezel, althans een persoon, te weten Y.A.C. [slachtoffer1], opzettelijk

zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht

een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te

slaan en/of te stompen;

meer subsidiair:

hij in of omstreeks jaar 2002 te Nijmegen,

ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan zijn levensgezel,

althans een persoon, te weten Y.A.C. [slachtoffer1], opzettelijk zwaar lichamelijk

letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer1] een of meer malen (met kracht)

tegen haar hoofd en/of lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of

gestompt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.

hij op enig tijdstip in of omstreeks het jaar 2008 te Nijmegen,

ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan M. [slachtoffer2]

opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk een

(bier)fles tegen en/of naar en/of in de richting van haar hoofd heeft gegooid,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:

hij op enig tijdstip in of omstreeks het jaar 2008 te Nijmegen,

opzettelijk mishandelend een (bier)fles tegen het hoofd van M. [slachtoffer2]

heeft gegooid,

waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

meer subsidiair:

hij op enig tijdstip in of omstreeks het jaar 2008 te Nijmegen,

M. [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,

althans met zware mishandeling,

hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een bierfles tegen en/of

naar en/of in de richting van het hoofd van M. [slachtoffer2] heeft gegooid;

4.

hij op of omstreeks 24 maart 2011 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk

(met) een kandelaar en/althans een of meer voorwerpen, in elk geval enig goed,

geheel of ten dele toebehorende aan Y.A.C. [slachtoffer1], in elk geval aan een ander

of anderen dan aan verdachte, heeft gegooid en aldus dat goed heeft vernield

en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 29 december 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L.G.U. Compri, advocaat te Nijmegen.

De officier van justitie heeft ter zake van feit 2 vrijspraak gevorderd. Verder heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 3 primair en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van ambulante behandeling en voorts tot het verrichten van 80 uren werkstraf subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

2a. Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

Feit 1

De raadsman heeft aangevoerd dat het verdachte onder 1 impliciet subsidiair tenlastelegde, namelijk de eenvoudige mishandeling deels verjaard is en dat het openbaar ministerie voor dit deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De rechtbank overweegt hierover het volgende.

Mishandeling wordt zo blijkt uit artikel 300 Sr, bedreigd met een gevan genisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 70 lid 1 Sr bepaalt dat het recht tot strafvordering vervalt door verjaring in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld. Ingevolge art. 72 Sr stuit elke daad van vervolging de verjaring.

Uit de stukken blijkt dat in casu de Officier van Justitie eerst op 30 maart 2011 de inbewaringstelling van verdachte heeft gevorderd. Uit de stukken blijkt niet van een enige hieraan voorafgaande daad van vervolging, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de verjaring eerst op 30 maart 2011 is gestuit.

Het bovenstaande brengt mee dat ter zake van de eenvoudige mishandeling voor zover die zou zijn gepleegd voor 30 maart 2005 het recht tot strafvervolging ex art. 70 lid 1 onder 2° jo. art. 72 Sr wegens verjaring is vervallen. Het Openbaar Ministerie is in zoverre niet-ontvankelijk.

Feit 2

De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit, nu zij ter zake dit feit handelt in strijd met het ‘ne bis in idem-beginsel’. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd, dat dit een feit uit 2002 betreft. Uit de justitiële documentatie blijkt, dat verdachte in 2004 voor een poging tot doodslag in 2002, onder parketnummer 05-070419-03, is gedagvaard. In die zaak is verdachte vrijgesproken. Nu onder feit 2 een poging tot doodslag gepleegd in 2002 is tenlastegelegd, is het mogelijk dat verdachte reeds voor dat is voorgekomen en zou er derhalve in strijd met het ‘ne bis in idem-beginsel’ zijn gehandeld door hem daarvoor nu nogmaals te vervolgen.

De rechtbank overweegt hierover als volgt.

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. De raadsman heeft zijn de stelling niet nader onderbouwd. Het had evenwel op de weg van de raadsman gelegen om een dergelijke stelling te onderbouwen. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in 2004 is vervolgd voor een feit gepleegd op 3 juni 2002 te Nijmegen primair tenlastegelegd als poging tot doodslag, subsidiair als bedreiging met zware mishandeling. Verdachte is vrijgesproken van het primaire en veroordeeld voor het subsidiaire. Zonder nadere onderbouwing, die als gezegd ontbreekt, blijkt niet dat dit het zelfde feit is als waarvoor verdacht nu wordt vervolgd.

3. De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van feit 2

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman, dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte daarom daarvan vrijspreken.

Ten aanzien van feit 3

Door de raadsman is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Verdachte heeft weliswaar in 2008 in Nijmegen een deels gevulde bierfles tegen een muur kapot gegooid, maar verdachte heeft die fles niet in de richting of tegen het hoofd van de in de kamer aanwezige M. [slachtoffer2] gegooid. Die fles heeft ongeveer een meter naast haar hoofd een muur geraakt. Er was dus geen aanmerkelijke kans op een ernstige verwonding van [slachtoffer2]. Ook was dit niet bedreigend bedoeld.

.

De vraag of verdachte een bierflesje tegen of zelfs maar in de richting heeft gegooid daargelaten, is de rechtbank van oordeel dat het gooien van een deels gevulde bierfles in de richting of tegen het hoofd van iemand, naar algemene ervaringsregels niet een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich brengt.

Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor het onder 3 primair tenlastegelegde.

De subsidiair tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer2] acht de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar verklaart [slachtoffer2] dat de door verdachte gegooide bierfles haar heeft geraakt, maar verdachte ontkent dit en de enige andere aanwezige getuige, Y.A.C. [slachtoffer1], verklaart niet te weten of [slachtoffer2], haar dochter, door de fles is geraakt. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van het hem onder 3 meer subsidiair tenlastelegde.

Ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging geldt het volgende. Zoals ten aanzien van het primair tenlastegelegde reeds is overwogen, brengt het gooien van een bierfles tegen of in de richting van het hoofd in de gegeven omstandigheden niet een aanmerkelijke kans op lichamelijk letsel met zich laat staan een aanmerkelijke kans op de dood van die [slachtoffer2]. Gelet hierop kan ook het gooien van een bierfles niet worden gekwalificeerd als bedreiging met zware mishandeling noch met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het hem onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

Ten aanzien van feit 4

Door en namens verdachte is betoogd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde. Dit aangezien de in de tenlastelegging genoemde kandelaar aan verdachte in eigendom toebehoorde en waardoor het bestandsdeel wederrechtelijk niet kan worden bewezen.

De rechtbank overweegt hierover als volgt.

Uit het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet eenduidig vast komen te staan dat de tenlastegelegde kandelaar en de overige niet nader omschreven goederen in eigendom aan aangeefster toebehoorden. De verklaring van aangeefster dat alle spullen in de woning haar eigendom waren, acht de rechtbank op voorhand niet aannemelijk nu zij en verdachte al ruim 10 jaar samenwoonden en verdachte in die periode een eigen inkomen had. Aangeefster heeft ten aanzien van de kandelaar voorts niet specifiek verklaard dat deze haar eigendom was. Nu verdachte ontkent dat de kandelaar aangeefster toebehoorde en zegt dat de kandelaar daarentegen aan hem toebehoorde, hetgeen ook geldt voor de overige niet nader omschreven goederen en de rechtbank geen verdere ondersteuning in het dossier heeft gevonden voor de stelling van aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat de kandelaar en de overige niet nader omschreven goederen aangeefster toebehoorden en kan het bestandsdeel ‘wederrechtelijk’ niet bewezen worden. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken voor het onder 4 tenlastegelegde.

Ten aanzien van feit 1:

De raadsman van verdachte heeft bepleit verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde vrij te spreken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er van de vermeende mishandelingen geen aangiftes zijn gedaan. Daarbij komt dat er geen duidelijkheid is over hetgeen verdachte nu precies zou hebben gedaan en wanneer dit zou hebben plaatsgevonden. Ook is niet bekend of deze handelingen pijn dan wel letsel zouden hebben veroorzaakt. Verder hebben verbalisanten, die bij een vermeend incident ter plaatse waren, geen verwondingen geconstateerd bij aangeefster. Bovendien ontkent verdachte geweld tegen aangeefster te hebben gebruikt.

Bewijs

De rechtbank overweegt hierover als volgt..

Aangeefster heeft verklaard, dat zij gedurende de relatie en samenleving met verdachte meerdere malen door hem is mishandeld. De dochter van aangeefster M. [slachtoffer2] bevestigt dat haar moeder regelmatig is mishandeld door verdachte. Zij zag regelmatig blauwe plekken bij haar moeder en zij hoorde regelmatig verdachte en haar moeder ruzie maken. Ook heeft zij bij die ruzies weleens gezien dat verdachte haar moeder met de hand in het gezicht sloeg. Bovendien heeft haar moeder haar ook verteld dat zij bij meerdere ruzies klappen had gekregen van verdachte. Voorts heeft verdachte bij zijn verhoren bij de rechter-commissaris verklaart, dat hij aangeefster wel eens een tik heeft gegeven. .

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in het dossier voldoende wettig en overtuigend wijs voorhanden is dat verdachte aangeefster, die toen zijn levensgezel was, in de ten laste gelegde periode meermalen heeft geslagen. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat zij daardoor pijn heeft ondervonden. Daarnaast is slaan van iemand tegen het hoofd of lichaam een handeling die naar zijn aard pijn veroorzaakt. Het daartegen door de raadsman gerichte verweer wordt daarom verworpen.

Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

hij op tijdstippen in de periode van 23 maart 1999 t/m 23 maart 2011 te Nijmegen,

(telkens) opzettelijk zijn levensgezel, te weten Y.A.C. [slachtoffer1], heeft mishandeld,

waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden,

bestaande die mishandelingen het uit het met kracht slaan tegen het hoofd en/of het lichaam;

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd

De feiten zijn strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.

6. De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;

- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:

• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 29 november 2011; en

• een reclasseringsadvies van Reclassering Iriszorg, gedateerd 29 maart 2011, betreffende verdachte;

• een voortgangsverslag van Reclassering Iriszorg 23 december 2011 betreffende verdachte.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.

Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige levenslevensgezel. De rechtbank rekent verdachte in sterke mate aan dat hij –onder invloed van alcohol- zijn emoties niet onder controle heeft gehad en op een dergelijke heeft gehandeld. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer op zeer grove wijze aangetast. Daarnaast leveren dergelijke feiten over het algemeen gevoelens van onrust en angst bij het slachtoffer, te meer nu deze feiten hebben plaatsgevonden in de huiselijke kring.

In algemene zin is voor een dergelijke mishandeling een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd.

Uit het voortgangsverslag komt naar voren dat verdachte zijn gebruik van alcohol onderschat. Daarnaast blijkt het onmogelijk dit met verdachte te bespreken. Verdachte heeft zich dan ook niet behandelbaar opgesteld. De rapporteur acht het dan ook niet geïndiceerd om verdachte een toezicht op te leggen. Daarbij wordt verdachte, vanwege voldoende geldelijke middelen in de familie, in staat geacht in het particuliere circuit zijn alcoholgebruik aan te pakken indien dit nodig mocht zijn.

Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte ter zitting heeft aangegeven zijn leven een andere wending te willen geven en heeft aangegeven dat hij wil meewerken aan professionele hulp betreffende zijn problemen.

Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 29 december 2011 verklaard, dat hij zijn alcoholproblematiek erkent, maar geen reden ziet voor reclasseringstoezicht. Verder heeft hij te kennen gegeven, dat hij zijn alcoholmisbruik via de het particuliere circuit wil aanpakken.

Uit het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het de rechtbank gebleken dat verdachte al eerder het voornemen heeft geuit zijn alcoholverslaving te willen overwinnen en te zullen aanpakken. Dit is nog niet gebeurd. Immers uit het voortgangsverslag van 23 december 2011 komt naar voren dat verdachte zijn gebruik van alcohol onderschat en zich niet behandelbaar opstelt. De rechtbank acht het dan ook niet wenselijk dat verdachte zijn alcoholproblematiek via het particuliere circuit aanpakt, omdat de rechtbank niet het vertrouwen heeft dat verdachte dit daadwerkelijk zal gaan doen.

De rechtbank ziet dan ook gelet op verdachte zijn persoonlijke omstandigheden en de hardnekkigheid van zijn alcoholproblematiek, en nu de onderhavige feiten onder invloed van alcohol zijn gepleegd, aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Deze bijzondere voorwaarden houden in dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering en verplicht wordt tot ambulante behandeling bij de polikliniek Iriszorg/Kairos (De Tender genaamd) voor zijn alcohol problematiek.

Daarbij acht de rechtbank het passend en geboden om verdachte een taakstrak op te leggen om de ernst van het feit te benadrukken en verdachte te weerhouden in de toekomst dergelijke feiten te plegen.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van de onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde eenvoudige mishandeling (art 300 Sr).

Spreekt verdachte vrij van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten.

Verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feitent zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

A. een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:

- Meldingsgebod

Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroordeelde zich binnen 14 dagen volgend op de datum dat het vonnis onherroepelijk is, tijdens kantooruren melden bij Iriszorg afdeling Reclassering, adres Tarweweg 20 te Nijmegen. Hierna moet hij zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode blijven melden zo lang en frequent als de reclassering dit nodig acht.

- Behandelverplichting

De veroordeelde wordt verplicht tot ambulante behandeling bij de polikliniek Iriszorg/Kairos (De Tender genaamd) voor zijn alcoholproblematiek, dit voor zover en zolang deze instelling dit in overleg met de reclassering noodzakelijk acht.

Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.

B. het verrichten van een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren.

Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.

De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.

Stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen.

Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 12 (twaalf) uren, zijnde 6 (zes) dagen hechtenis.

Aldus gewezen door mr. R.M. Maanicus als voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr. G.M.L. Tomassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 januari 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature