Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Artikel 1:253A BW. Schorsing van de omgangsregeling voor de duur van twee jaar.

Uitspraak



RECHTBANK GRONINGEN

Sector Civielrecht

zaaknr.: 128721/FA RK 11-1896

beschikking d.d. 10 januari 2012

in de zaak van:

[de vrouw],

wonende te [adres],

verzoekster,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. I. Wagenaar,

en

[de man],

wonende te [adres],

verweerder,

hierna te noemen de man.

PROCESVERLOOP

De vrouw heeft op 24 augustus 2011 een verzoekschrift ingediend waarin zij de rechtbank verzoekt te bepalen dat de uitoefening van het recht op omgang van de man met het minderjarige kind van partijen wordt geschorst.

Op 5 september 2011 is ter griffie van de rechtbank een F9 formulier met bijlage ontvangen van de advocaat van de vrouw.

De rechtbank heeft de minderjarige gehoord op 21 september 2011.

De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren op 22 december 2011. Ter zitting zijn verschenen de vrouw bijgestaan door mr. Wagenaar, alsmede D. Nowee namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) te Groningen.

De man is, hoewel daartoe op de voorgeschreven wijze opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

RECHTSOVERWEGINGEN

Vaststaande feiten

In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan:

- bij beschikking van 25 september 2001 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 29 oktober 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;

- partijen hebben het gezamenlijke gezag over de minderjarige:

* [kind], geboren op [datum ]in de gemeente Groningen;

- de minderjarige heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw;

- bij de voormelde beschikking is een omgangsregeling tussen de man en [kind] vastgesteld van één weekend per 14 dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen;

- bij beschikking van 5 februari 2008 heeft deze rechtbank het verzoek van de man om vastgestelde omgangsregeling te wijzigen in een zeer substantiële uitbreiding daarvan, afgewezen.

Standpunt van de vrouw

Omstreeks Pinksteren 2011 heeft de man aangegeven zich niet langer aan de vastgestelde omgangsregeling te zullen houden. In de optiek van de man heeft hij recht op een evenredige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Om zijn vermeende recht te verzilveren heeft de man zich de afgelopen periode regelmatig bij school opgehouden om van [kind] te verlangen met hem mee naar huis te gaan. [kind] durft dit niet te weigeren.

De man gaat hiermee volledig voorbij aan de belangen van [kind] en begrijpt niet dat hij haar onder zware druk zet. Vanwege haar PDD-NOS en lage intelligentieniveau heeft [kind] behoefte aan regelmaat en structuur. De dwingende benadering van de man blokkeert [kind] in haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Een en ander heeft er toe geleid dat [kind] op enig moment niet meer naar school wilde en in juli 2011 enige dagen thuis is gebleven.

Ook heeft [kind] uitdrukkelijk en bij herhaling te kennen gegeven niet meer naar de man te willen omdat zij bang voor hem is. De vrouw heeft de angsten en verontrustende uitlatingen van [kind] over de man serieus genomen en heeft haar aangemeld bij kinderpsychologe [naam]. De behandeling van de psychologe is gericht op het verkrijgen van duidelijkheid over de oorzaak van de weerstand bij [kind], alsmede op het versterken van haar weerbaarheid. Pogingen van de vrouw om hierover met de man te praten leiden tot meer boosheid bij de man. De spanningen en negatieve emoties die de man bij de vrouw oproept hebben hun weerslag op [kind].

De vrouw acht het in het belang van [kind] dat er een periode wordt vastgesteld waarbinnen geen omgang tussen de man en [kind] zal plaatsvinden. Ter zitting heeft de vrouw verzocht het contact voor de duur van twee jaar te schorsen. De vrouw is van mening dat het recht van [kind] op een veilige en ongestoorde leefsituatie in dit verband zwaarder dient te wegen dan het recht op omgang tussen de man en [kind]. Na ommekomst van deze periode kan opnieuw worden bezien welke vorm van omgang kan plaatsvinden.

Beoordeling

In artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat ingeval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen ontstaan partijen dit geschil kunnen voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. In lid 2 van dit artikel is onder andere bepaald dat de rechtbank indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben kan opleggen. De vrouw heeft verzocht om het contact tussen de man en [kind] voor een termijn van twee jaar te schorsen. De rechtbank oordeelt daartoe als volgt.

[kind] is een meisje van 13 jaar dat is gediagnosticeerd met PDD-NOS. Bij [kind] bestaan ernstige bezwaren tegen omgang met de man zonder dat duidelijk wordt waardoor dit komt. [kind] is hiervoor onder behandeling bij een psycholoog. De psycholoog geeft in de door haar opgestelde verklaring aan dat [kind] erg emotioneel reageert als er over de man gesproken wordt. Zij is heel erg boos op de man en wil absoluut niet meer naar hem toe. [kind] heeft bij de psycholoog ook aangegeven de man te willen vermoorden. Omdat [kind] dichtklapt als er over de man wordt gesproken is het ook de psycholoog niet duidelijk wat de onderliggende oorzaken zijn van de houding van [kind] ten opzicht van de man.

Op grond van de verkregen informatie zoals in opgemeld verzoek aangegeven en ter zitting aangevuld, is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [kind] is dat er gedurende een periode van twee jaar geen - gedwongen - omgang is met de man. Mogelijk dat er in de komende periode waarin [kind] de zekerheid heeft dat zij niet verplicht bij de man op bezoek hoeft, meer duidelijkheid komt over de onderliggende problematiek zodat ook de ingezette hulpverlening daar meer op gericht kan worden. De rechtbank zal het verzoek toewijzen.

BESLISSING

De rechtbank:

schorst de bij beschikking van 25 september 2011 vastgestelde omgangsregeling tussen de man en de minderjarige [kind], geboren op [datum], voor de duur van twee jaar;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. P. Schadd-De Boer en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 10 januari 2012 in aanwezigheid van mr. M.M. Verbeek, griffier.

mmv

De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.

Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.

Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature