Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

KG; Wincanton Holding vordert overlegging van alle dossierstukken gerelateerd aan (eventueel) door Nauta Dutilh aan haar verleende fiscale- en juridische diensten. Het betoog van Nauta Dutilh dat zij geen juridische diensten aan Wincanton Holding heeft verleend, wordt niet gevolgd. Desondanks wil Nauta Dutilh niet meewerken aan de overleggen van dossierstukken. Zij doet met betrekking tot de juridische dossierstukken (onder meer) een beroep op haar geheimhoudingsplicht en het daarmee samenhangende verschoningsrecht. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel dat Wincanton Holding afgifte vordert van stukken uit een periode waarin de vennootschap zelf onderwerp van een juridische overnamestrijd was. Ten tijde van deze overnamestrijd hebben de oude bestuurders in samenspraak met hun advocaten een strategie voor Wincanton Holding ten dienste van Yukos Oil bepaald en de nieuwe bestuurders hebben in samenspraak met hun advocaten een strategie voor Wincanton Holding ten dienste van de Russchische staatsoliemaatschappij Rosneft bepaald. De hieruit voortvloeiende tegenstellingen hebben tot vele procedures geleid en inmiddels heeft het EHRM vastgesteld dat er een schending van artikel 1 Eerste Protocol EVRM is geweest met betrekking tot de uitwinning van de door de Russische staat beslagen vermogensbestanddelen van Yukos Oil. De voorzieningenrechter kan niet uitsluiten de bodemrechter - gelet op het in Nederland geldende algemene rechtsbeginsel dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor bijstand en advies tot een advocaat als vertrouwenspersoon moet kunnen wenden - zal oordelen dat adviezen die in het kader van een (door de oude bestuurders) ongewenste overnamestrijd aan Wincanton Holding zijn verstrekt niet zonder meer moeten worden overgelegd. Met het recht van bijstand en advies door een advocaat als vertrouwenspersoon is - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter - voorshands immers niet verenigbaar dat adviezen die in vorenbedoeld kader zijn verstrekt zonder meer aan het nieuwe bestuur van de vennootschap beschikbaar moeten worden gesteld. Met betrekking tot de afgifte van het fiscale dossier heeft de voorzieningenrechter overwogen dat Nauta Dutilh een (nieuw) aanbod aan Wincanton Holding heeft gedaan om het bij Nauta Dutilh beschikbare fiscale dossier te komen inzien. Het verdient naar het oordeel van de voorzieningenrechter - mede gelet op door Wincanton Holding ingestelde vorderingen - de voorkeur als partijen eerst proberen er onderling uit te komen. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat Nauta Dutilh haar aanbod gestand zal blijven doen. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd. (gelijktijdig behandeld met LJN: BV0463)

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 503622 / KG ZA 11-1779 HB/CGvB

Vonnis in kort geding van 23 december 2011

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WINCANTON HOLDING B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres bij dagvaarding van 15 november 2011,

advocaat mr. B.E.L.J.C. Verbunt te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

NAUTADUTILH N.V.,

kantoorhoudende te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. P.D. Olden te Amsterdam.

Partijen zullen hierna Wincanton Holding en NautaDutilh worden genoemd.

1. De procedure

Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met de nummers 503624/KG ZA 11-1780 HB/CGvB van Wincanton Holding tegen [advocaat 1] advocaten B.V. (verder: [advocaat 1]) en tegen Loyens & Loeff N.V. (verder: Loyens & Loeff). Ter terechtzitting van 5 december 2011 heeft Wincanton Holding, na wijziging van eis, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding en akte houdende wijziging van eis van 2 december 2011. NautaDutilh heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnotities in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

Ter zitting waren, voor zover hier van belang, aanwezig:

Aan de zijde van Wincanton Holding: dhr. [bestuurder 1], bestuurder, met

mr. Verbunt en zijn kantoorgenoot mr. G.H. Gispen.

Aan de zijde van NautaDutilh: mw. mr. [bestuurder 8], bestuurder, met mr. Olden en zijn kantoorgenoot mr. F.A.W. Bannier.

2. De feiten

2.1. Wincanton Holding is een Nederlandse houdstermaatschappij die op 31 december 1985 is opgericht.

2.2. NautaDutilh exploiteert een advocatenkantoor in een samenwerkingsverband met fiscalisten en notarissen in (onder meer) Amsterdam.

2.3. Op 30 september 2005 heeft Yukos CIS Investment LLC (hierna: Yukos CIS) – een vennootschap naar Armeens recht die binnen de vennootschap naar Russisch recht OAO Yukos Oil Company (hierna: Yukos Oil) de functie van tussenhoudster- en financieringsmaatschappij had – in het kader van een herstructurering van Yukos Oil, waarbij ook Financial Performance Holdings B.V. (hierna: FPH) en Stichting administratiekantoor FPH (hierna: STAK) waren betrokken, de aandelen in Wincanton Holding verworven. De heren [bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2]) en [bestuurder 3] (hierna: [bestuurder 3]) zijn op dezelfde dag als bestuurder van Wincanton Holding en FPH aangetreden. Yukos CIS was voor de herstructurering tevens aandeelhouder van de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden Yukos Hydrocarbons International Limited (hierna: YHIL).

2.4. Wincanton Holding heeft eveneens op 30 september 2005 in het kader van de herstructurering van Yukos Oil aandelen in FPH verworven en die vervolgens op haar beurt – tegen uitgifte van certificaten van die aandelen aan Wincanton Holding – op dezelfde dag aan STAK overgedragen. FPH heeft in het kader van de herstructurering op haar beurt de aandelen in YHIL verkregen.

2.5. Yukos Oil is bij vonnis van 1 augustus 2006 door de Arbitrale rechtbank in Moskou failliet verklaard. Het faillissement van Yukos Oil en de daaruit volgende (rechts)handelingen zijn sindsdien onderwerp geweest van verschillende gerechtelijke procedures in diverse landen, waaronder Nederland en Armenië.

2.6. Op 22 maart 2007 zijn [bestuurder 2] en [bestuurder 3] als bestuurders van respectievelijk Wincanton Holding en FPH afgetreden en vervangen door Maser B.V. – voorheen genaamd Pan-Invest B.V. – (hierna: Maser).

2.7. Bij e-mail van 15 juli 2007 heeft [bestuurder 2], voor zover hier relevant, het navolgende aan de heer [bestuurder 9], bestuurder van Maser (hierna: [bestuurder 9]) geschreven:

“(…)

Our focus should not be on what will happen at the auction, but rather what will happen thereafter, if anything, in respect of Yukos CIS. (…)

Could you ask your lawyers? I will also explore. In the meantime, Nauta Dutilh has agreed to take on the defense of Maser/Wincanton along the same Lines as is being taken for [bestuurder 2]/[bestuurder 3]/Yukos Finance, if need be.

Assuming you have no objections, I will put [advocaat 5] ( mr. [advocaat 5], werkzaam bij NautaDutilh, aanvulling vzr, hierna: mr. [advocaat 5]) in touch with you shortly.

(…)”

In reactie op deze e-mail heeft [bestuurder 9] op 20 juli 2007, voor zover hier relevant, het navolgende aan [bestuurder 2] geschreven:

“(…)

We agree that it is useful to have [advocaat 5] ( mr. [advocaat 5], vzr.) involved in this case. As management of Wincanton Holding from which I am directly the director, we would also like to involve our own counsel. It is useful to have a counsel for Wincanton as [advocaat 5] is seen as the “strategic advisor on group level”. [advocaat 6] of Houthoff Buruma (…) is willing to act as a counsel for Wincanton and is not conflicted. We shoud discuss the different roles of everybody involved shortly and also use this session as a brainstorm session.

(…)”

2.8. Bij brief van 8 augustus 2007 heeft mr. [advocaat 7], werkzaam bij NautaDutilh (hierna: mr. [advocaat 7]), [bestuurder 9], voor zover hier van belang, het volgende geschreven:

“(…)

Wincanton – advice /50074198/JCS/iko

As discussed with [bestuurder 2], I herewith send you our invoice for the retainer in connection with the above matter. Could you please procure that payment is made on the bank account mentioned on the invoice?

(…)”

De bijgevoegde factuur van 31 juli 2007 beloopt een bedrag van € 119.000,00 inclusief BTW. [bestuurder 2] heeft een kopie van voornoemd schrijven ontvangen.

2.9. Bij brief van 31 augustus 2007 heeft mr. [advocaat 7], voor zover hier van belang, het volgende aan [bestuurder 9] (en Maser) geschreven:

“(…)

Wincanton – advice /50074198/JCS/jvb

Please find enclosed our statement of fees in the above matter for services rendered during July 2007, together with a breakdown. Could you please procure that payment is made on the bank account mentioned on the invoice?

(…)”

De bijgevoegde factuur van 31 augustus 2007 beloopt een bedrag van € 40.367,17 inclusief BTW en is gericht aan Wincanton Holding. [bestuurder 2] heeft een kopie van voornoemd schrijven ontvangen.

2.10. Eveneens Op 31 augustus 2007 heeft [curator], de Russische curator in het faillissement van Yukos Oil (hierna: de curator), alle aandelen in Yukos CIS, verkocht aan de vennootschap naar Russisch recht OJSC Oil Company Rosneft (hierna: Rosneft) die in 1993 is opgericht en waarvan de Russische Federatie eigenaar is. Nadien zijn er door Yukos CIS in Armenië juridische procedures aanhangig gemaakt waarbij zij een verklaring voor recht heeft gevorderd dat de tussen de curator en Rosneft gesloten koopovereenkomst ongeldig is. De vorderingen van Yukos CIS zijn bij vonnis van 9 juli 2009 door de Armeense rechter afgewezen.

2.11. Bij brief van 14 september 2007 heeft mr. [advocaat 7], voor zover hier van belang, het volgende aan [bestuurder 9] (en Maser) geschreven:

“(…)

Wincanton – advice /50074198/JCS/jvb

Please find enclosed our statement of fees in the above matter for services rendered during August 2007, together with a breakdown. Could you please procure that payment is made on the bank account mentioned on the invoice?

(…)”

De bijgevoegde factuur van 12 september 2007 beloopt een bedrag van € 3.443,62 inclusief BTW en is gericht aan Wincanton Holding. [bestuurder 2] heeft een kopie van voornoemd schrijven ontvangen.

2.12. Op 6 mei 2008 is Maser als bestuurder van Wincanton Holding afgetreden en vervangen door [bestuurder 2] en de heer [bestuurder 4] (hierna: [bestuurder 4]). Maser is op 19 juni 2008 eveneens als bestuurder van FPH afgetreden en vervangen door [bestuurder 2] en de heer [bestuurder 5] (hierna: [bestuurder 5]).

2.13. NautaDutilh heeft Wincanton Holding een factuur d.d. 12 augustus 2008 doen toekomen voor werkzaamheden die mr. [advocaat 8] inzake Wincanton/advies (dossiernummer 53083977) heeft verricht voor een bedrag van in totaal € 12.563,54 inclusief BTW.

2.14. In een memorandum d.d. 26 augustus 2008 van mr. [advocaat 9], werkzaam bij NautaDutilh (hierna: mr. [advocaat 9]), gericht aan Wincanton Holding zijn, voor zover hier van belang, de navolgende passages opgenomen:

“(…)

Wincanton Holding B.V. (“Wincanton”) is considering the incorporation of a Delaware company and the transfer of that company of the depositary receipts (certificaten, the “DRs”) of all shares in the capital of Financial Performance Holdings B.V. (“FPH”) In exchange, Wincanton would acquire all shares in the Delaware company. (…)

You have asked our advice on whether the company may enter into this transaction, relevant corporate law aspects, and specifically whether the board of Wincanton is authorised to transfer the DRs.

This memo only regards corporate law matters and no tax advice.

(…)”

2.15. In een zogenaamde ‘opinion letter’ d.d. 22 september 2008 van NautaDutilh gericht aan (onder meer) Wincanton Holding zijn, voor zover hier van belang, de navolgende passages opgenomen:

“(…)

We have acted as legal counsel to Netherlands law to Wincanton Holding B.V. and Stichting Administratiekantoor Financial Performance Holdings (STAK, vzr.) in connection with the Transactions (as defined below).

(…)”

2.16. Eveneens op 22 september 2008 heeft Wincanton Holding haar certificaten van aandelen in FPH overgedragen aan de rechtspersoon naar Amerikaanse recht Consolidated Nile LLC, thans geheten Consolidated Nile LP (hierna: CNL).

2.17. Bij e-mail van 11 oktober 2008 heeft mr. [advocaat 5], voor zover hier van belang, het volgende aan [bestuurder 2] geschreven:

“(…)

Further to our Wednesday phone call we have found counsel for Wincanton (…). As you know all larger law firms are somehow conflicted.

For Wincanton I would like to recommend [advocaat 1] and [advocaat 10]f [advocaat 1] Advocaten.

(…)”

2.18. Bij e-mail van 13 oktober 2008 heeft mr. [advocaat 11], werkzaam bij NautaDutilh (hierna: mr. [advocaat 11]), voor zover hier van belang, het volgende aan (onder meer) [bestuurder 2] geschreven:

“(…)

As discussed, I had a meeting this morning with [advocaat 10] and [advocaat 1] (…) from [advocaat 1] advocaten. I have told them the Yukos story (…) and they will be happy to represent Wincanton in future litigation against Rosneft and its allies.

(…)”

2.19. Op 31 juli 2009 is Rosneft in het Armeense handelsregister geregistreerd als 100% aandeelhouder van Yukos CIS.

2.20. Op 4 augustus 2009 heeft Rosneft de heer [bestuurder 6], de toenmalige bestuurder van Yukos CIS (hierna: [bestuurder 6]), ontslagen en [bestuurder 1] als bestuurder van Yukos CIS benoemd.

2.21. Wincanton Holding heeft tevens een memorandum d.d. 12 december 2009 van mr. [advocaat 11] in het geding gebracht die aan STAK en Wincanton Holding is gericht en waarin de juridische positie van CNL wordt besproken.

2.22. Eind 2009 is CNL – die reeds op 22 september 2008 certificaten van aandelen in FPH heeft verkregen (FPH houdt op haar beurt de aandelen in YHIL, zoals reeds vermeld in 2.3 en 2.15) – omgezet in een rechtspersoon naar het recht van Delaware (Verenigde Staten), een rechtspersoon die vergelijkbaar is met een Nederlandse commanditaire vennootschap. Wincanton Holding is als gevolg van deze omzetting ‘limited partner’ (stille vennoot) geworden. De vennootschap naar Amerikaans recht General Nile LLC (hierna: GNL), is na de omzetting ‘general partner’ (beherend vennoot) geworden. [bestuurder 2] en [bestuurder 6] zijn de bestuurders van CNL.

2.23. Wincanton Holding heeft een viertal facturen d.d. 17 december 2009, 21 januari 2010, 11 februari 2010 en 25 maart 2010 in het geding gebracht van NautaDutilh voor fiscaalrechtelijke advieswerkzaamheden die zij heeft verricht. De facturen belopen een bedrag van in totaal (€ 6.490,22 + € 376,03 + € 19.474,65 + € 2.628,13 =) € 28.969,03.

2.24. Op 21 mei 2010 zijn [bestuurder 2] en [bestuurder 4] – na een eerdere schorsing in april 2010 – als bestuurder van Wincanton Holding ontslagen en vervangen door [bestuurder 1]. [bestuurder 2] en [bestuurder 4] hebben de rechtmatigheid van hun ontslag als bestuurder van Wincanton Holding betwist. Bij dagvaarding van 8 april 2010 hebben [bestuurder 2] en [bestuurder 4] een kort gedingprocedure jegens Yukos CIS, [bestuurder 1] en Wincanton Holding aanhangig gemaakt. In deze procedure hebben voornoemde partijen geprocedeerd over de vraag wie als bestuurder van Wincanton Holding moet worden aangemerkt. Bij vonnis van 10 mei 2010 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [bestuurder 1] als bevoegde bestuurder van Wincanton Holding moet worden aangemerkt. Het dictum van dit vonnis luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“(…)

7.6. veroordeelt [bestuurder 2] en [bestuurder 4] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [bestuurder 1] af te geven alle aan hen ter beschikking staande of onder hen berustende administratie en documentatie die toebehoort aan Wincanton (Wincanton Holding, aanvulling vzr.),

(…)

7.8. bepaalt dat [bestuurder 2] en [bestuurder 4] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet voldoen aan één of meer van de veroordelingen onder 7.5 tot en met 7.7, aan Yukos CIS, [bestuurder 1] en Wincanton een dwangsom verbeuren van € 10.000.000,00, tot een maximum van € 150.000.000,00,”

(…)”

2.25. Op 2 augustus 2010 is de heer [bestuurder 7] (hierna: [bestuurder 7]) eveneens benoemd tot bestuurder van Wincanton Holding.

2.26. Bij brief van 31 augustus 2010 heeft mr. [advocaat 4] (werkzaam bij advocatenkantoor Boekel de Nerée; verder: mr. [advocaat 4]) de toenmalige advocaat van Wincanton Holding en Yukos CIS de tussen NautaDutilh en Wincanton Holding bestaande relatie beëindigd. Voorts heeft de toenmalige advocaat van Wincanton Holding NautaDutilh verzocht om afgifte van de dossiers van Wincanton Holding.

2.27. [bestuurder 2] en [bestuurder 4] zijn in hoger beroep gegaan van het onder 2.24 genoemde kort gedingvonnis van deze rechtbank. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 17 mei 2011 arrest gewezen. Dit arrest bevat, voor zover hier van belang, de navolgende beslissingen:

“(…)

a. veroordeelt [bestuurder 2] c.s. om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest aan [bestuurder 1] af te geven alle aan hen ter beschikking staande of onder hen berustende administratie en documentatie die toebehoort aan Wincanton;

b. verstaat dat tot deze administratie en documentatie mede behoren de stukken, waaronder juridische adviezen, die [bestuurder 2] c.s. als bestuurders van Wincanton onder zich hebben gekregen ter zake van de “herstructurering”, op te vatten als de certificering van aandelen FPH in 2005 en de in 2008 en 2009 gekozen constructie met Amerikaanse rechtspersonen;

c. veroordeelt [bestuurder 2] c.s. binnen veertien dagen na betekening van dit arrest derden, zoals Wincantons voormalige adviseurs (inclusief Maser), zo nodig instructies te geven met de strekking dat [bestuurder 1] op diens eerste verzoek inzage krijgt in alle documenten van Wincanton die de derde onder zich heeft of waarover hij de beschikking heeft;

d. bepaalt dat [bestuurder 2] c.s. voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet voldoen aan één of meer van de hierboven opgelegde verplichtingen aan Yukos CIS c.s. een dwangsom verbeuren van € 10.000.000,= (zegge tien miljoen euro), met een maximum (in welk maximum ook zijn begrepen eventueel verschuldigde dwangsommen ter zake van overtreding van 7.5 in het vonnis van 10 mei 2010) van € 150.000.000,= (zegge honderdvijftig miljoen euro);

(…)”

Op 18 mei 2011 is voornoemd arrest namens Yukos CIS, [bestuurder 1] en Wincanton Holding aan [bestuurder 2] en [bestuurder 4] betekend.

2.28. Mr. Gispen, een van de huidige advocaten van Wincanton Holding (en Yukos CIS), heeft onder meer bij brieven van 20 mei 2011, 7 juni 2011, 16 juni 2011 een verzoek tot inzage in de zich bij NautaDutilh bevindende dossiers gedaan. In reactie op voornoemde verzoeken heeft NautaDutilh – na een eerdere reactie op 1 juni 2011 – op 24 juni 2011 bij monde van mr. [advocaat 5], voor zover hier van belang, het volgende geschreven:

“(…)

Hierdoor bericht ik u dat, hoewel NautaDutilh wel andere entiteiten uit het (voormalige) Yukos concern als cliënt heeft (gehad), Wincanton Holding B.V. (“Wincanton”) geen cliënt van NautaDutilh is geweest, behoudens voor belastingadvies en assistentie bij het doen van belastingaangiften. Ik hecht aan deze brief een overzicht van de documenten die voldoen aan de omschrijving in het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 17 mei jl. en die uit hoofde van de werkzaamheden van NautaDutilh als belastingadviseur van Wincanton in het bezit zijn van NautaDutilh. Ik verneem wel indien u deze documenten wenst te inspecteren en daarvoor een afspraak wilt maken.

(…)”

2.29. Bij brief van 29 juni 2011 heeft mr. Gispen wederom een verzoek tot inzage in de zich bij NautaDutilh bevindende dossiers gedaan. Dit verzoek luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“(…)

Wincanton currently does not possess Documents that include all Communications with your firm or made by members of your firm to and from its directors, representatives, shareholders and Wincanton’s (other) advisors from time to time and to and from third parties; our client has an urgent need to access all Documents including such communications.

Wincanton and Wincanton’s directors and shareholder clearly were the intended recipients of such communications and advice. On this basis alone, all theses communications and advice are part of the Documents and form part of Wincanton’s books and records (administratie) and as a consequence, Wincanton is entitled to receive these Documents. If you mean to say that you have share Documents with other clients of your firm, that would all the more be reason to give our client access to those Documents.

(…)”

2.30. In reactie op het herhaalde verzoek van mr. Gispen heeft mr. [advocaat 5] bij brief van 7 juli 2011, voor zover in deze procedure van belang, het navolgende geschreven:

“(…)

Uw stelling dat Wincanton Holding B.V. (“Wincanton”) voor andere kwesties dan fiscale zaken cliënt van NautaDutilh is onjuist. Het feit dat advocaten van NautaDutilh correspondentie hebben gestuurd aan Wincanton of over bepaalde kwesties Wincanton betreffende hebben geadviseerd, brengt niet met zich dat Wincanton ook de cliënt van NautaDutilh was. Behoudens het genoemde belastingadvies was dat ook niet het geval.

Juist is dat in 2007 een voorschotnota aan Wincanton is verzonden. Deze voorschotnota zag op werkzaamheden waarbij was afgesproken dat NautaDutilh optrad als advocaat van de groep en Mr. [advocaat 6] (Houthoff Buruma) zou adviseren aan Wincanton, in verband met een herstructurering die werd overwogen maar is afgeblazen. Op verzoek van [bestuurder 2] was de voorschotnota aan Wincanton gericht maar deze nota is vervolgens ingetrokken. Wincanton heeft voor deze werkzaamheden ook nooit iets betaald aan NautaDutilh. Niettemin hebben wij toestemming gevraagd en gekregen om die stukken ter beschikking te stellen die wij ter beschikking zouden hebben gesteld indien NautaDutilh voor deze werkzaamheden advocaat van Wincanton was geweest.

Vrijwel alle tot dit dossier behorende stukken zult u van de heren [bestuurder 2] en/of [bestuurder 4] hebben ontvangen. De enige stukken waarbij dat mogelijk niet het geval is, staan op bijgaande lijst.

(…)”

2.31. Op 20 september 2011, appl.no 14902/04 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) uitspraak gedaan in de zaak OAO Neftyanaya Kompaniya Yukos (Yukos Oil) tegen de Russische Federatie. Dit arrest luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“(…)

1. Compliance with Article 1 of Protocol No. 1

(a) Whether the Tax Assessments 2000-2003 complied with the Convention requirement of lawfulness (…)

ii. The allegation that the Tax Assessments 2000-2003 had not been based on a reasonable and foreseeable interpretation of the domestic law (…)

?. The Court’s assessment

(…)

594. (…) The above considerations are sufficient for the Court to conclude that the findings of the domestic courts that applicant company’s tax arrangements were unlawful at the time when the company had used them, were neither arbitrary nor manifestly unreasonable. (…)

605. Overall, the Court finds that, in so far as the applicant company’s argument about the allegedly unreasonable and unforeseeable interpretation of the domestic law in the Tax Assessments 2000-2003 is concerned, the Tax Assessments 2000-2003 complied with the requirement of lawfulness of Article 1 of Protocol No. 1.

(b) Whether the Tax Assessments 2000-2003 pursued a legitimate aim and were proportionate

606. The Court is satisfied that, subject to its findings in respect of the lawfulness of fines for the years 2000 and 2001 made earlier, each of the Tax Assessments 2000-2003 pursued a legitimate aim of securing the payment of taxes and constituted a proportionate measure in pursuance of this aim. The tax rates as such were not particularly high and given the gravity of the applicant company’s actions there is nothing in the case file to suggest that the rates of the fines or interest payments can be viewed as having imposed an individual and disproportionate burden, as such, on the applicant company (see Dukmedjian v. France, no. 60495/00, §§ 55-59, 31 January 2006).(…)

2. Compliance with Article 14, taken in conjunction with Article 1 of Protocol No. 1

(…)

B. The complaints about the enforcement of the debt resulting from the Tax Assessments 2000-2003(…)

3. The Court’s assessment

(…)

647. As regards the lawfulness of the measures in question, the Court has no reason to doubt that throughout the proceedings the actions of various authorities had a lawful basis and that the legal provisions in question were sufficiently precise and clear to meet the Convention standards concerning the quality of law.

(…)

650. In view of the above considerations, the Court finds that the crux of the applicant company’s case did not lay in the attachment of its assets and cash as such, but rather and essentially in the speed with which the authorities demanded the company to pay, in the decision which had chosen the company’s main production unit, OAO Yuganskneftegaz, as the item to be compulsorily auctioned in the first instance, and in the speed with which the auction had been carried out.

(…)

653. The Court finds this aspect of the enforcement proceedings of utmost importance when striking a balance between the interests concerned, given that the sums that were already owed by the company in July 2004 made it rather obvious that the choice of OAO Yuganskneftegaz as the first item to be auctioned in satisfaction of the company’s liability was capable of dealing a fatal blow to its ability to survive the tax claims and to continue its existence.

(…)

657. On the whole, given the pace of the enforcement proceedings, the obligation to pay the full enforcement fee and the authorities’ failure to take proper account of the consequences of their actions, the Court finds that the domestic authorities failed to strike a fair balance between the legitimate aims sought and the measures employed.

658. To sum up, the Court concludes that there has been a violation of the applicant company’s rights under Article 1 of Protocol No. 1 on account of the State’s failure to strike a fair balance between the aims sought and the measures employed in the enforcement proceedings against the applicant company.

C. The complaint about the Government’s intentions in the tax and enforcement proceedings against the applicant company

(…)

3. The Court’s assessment

(…)

658. The Court would observe that in its previous analysis under Article 6 of the Convention and Article 1 of Protocol No. 1 it has already addressed the applicant company’s points about the nature of its debt to the authorities, and in particular the merits of the 2000-2003 Tax Assessments proceedings. Despite the fact that it found a violation of Article 6 of the Convention on account of the speed with which the courts had conducted the proceedings in the 2000 Tax Assessment case and a violation of Article 1 of Protocol No. 1 on account of the interference by the Constitutional Court with the outcome of the 2000 Tax Assessment case in the part relating to penalties, the Court rejected the applicant company’s claims that the company’s debt had been recognised as a result of an unforeseeable, unlawful and arbitrary interpretation of the domestic law (see paragraphs 605 and 616). The Court also recognised the right of the State to enforce, as such, the court judgments, but reached conclusions concerning the handling of the enforcement proceedings by the domestic authorities which lead to the finding of a violation of Article 1 of Protocol No. 1. In view of these findings, the Court will proceed on the assumption that the company’s debt in the enforcement proceedings resulted from legitimate actions by the respondent Government to counter the company’s tax evasion and the burden of proof would accordingly rest on the applicant company to substantiate its allegations.

(…)

FOR THESE REASONS, THE COURT

(…)

7. Holds by five votes to two that there has been a violation of the applicant company’s rights under Article 1 of Protocol No. 1 in the enforcement proceedings against the applicant company in that the domestic authorities failed to strike a fair balance between the legitimate aim of these proceedings and the measures employed;

(…)”

2.32. Op 17 oktober 2011 is aan de rechtsstrijd in Armenië die betrekking heeft op de door Rosneft verkregen aandelen en de benoeming van [bestuurder 1] tot bestuurder van Yukos CIS een einde gekomen, in die zin dat alle hiertegen naar voren gebrachte bezwaren door de Armeense rechter zijn verworpen.

2.33. Op 3 november 2011 is door mr. Verbunt, de huidige advocaat van Wincanton Holding, een laatste verzoek gedaan tot afgifte van alle zich bij NautaDutilh bevindende dossier(s).

2.34. Op dit moment is er tussen Wincanton Holding en Yukos CIS (eisers) en STAK (gedaagde) een bodemprocedure aanhangig bij deze rechtbank (473766 / HA ZA 10-3453). In deze procedure zijn de onder 2.16 en 2.22 weergegeven rechtshandelingen voorwerp van het geschil, in die zin dat de vorderingen van Wincanton Holding en Yukos CIS zich op vernietiging van voorbedoelde (rechts)handelingen richten.

3. Het geschil

3.1. Wincanton Holding vordert samengevat en op straffe van een dwangsom -:

primair

NautaDutilh te bevelen om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, opgave en afgifte te doen van het (de) dossier(s) dat (die) NautaDutilh heeft opgebouwd toen zij de belangen van Wincanton Holding behartigde, althans een kopie daarvan;

subsidiair

NautaDutilh te bevelen om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, opgave te doen van en inzage te geven in het (de) dossier(s) dat (die) NautaDutilh heeft opgebouwd toen zij de belangen van Wincanton Holding behartigde;

meer subsidiair

NautaDutilh te bevelen om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, opgave en afgifte te doen van de categorieën van stukken uit het (de) dossier(s) dat (die) NautaDutilh heeft opgebouwd toen zij de belangen van Wincanton Holding behartigde en waarvan de voorzieningenrechter meent dat Wincanton Holding daar aanspraak op kan maken;

nog meer subsidiair

NautaDutilh te bevelen om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, opgave en inzage te geven in de categorieën van stukken uit het (de) dossier(s) dat (die) NautaDutilh heeft opgebouwd toen zij de belangen van Wincanton Holding behartigde en waarvan de voorzieningenrechter meent dat Wincanton Holding daar aanspraak op kan maken;

Voorts vordert Wincanton Holding veroordeling van NautaDutilh in de kosten van dit geding.

3.2. Ter toelichting op de vorderingen heeft Wincanton Holding het volgende gesteld. NautaDutilh – en niet mr. [advocaat 6] van Houthoff Buruma (hierna: mr. [advocaat 6]) zoals NautaDutilh ten onrechte betoogt ( mr. [advocaat 6] stond in die periode Maser bij) – heeft vanaf juli 2007 fiscaalrechtelijke, notariële en advocatuurlijke diensten ten behoeve van Wincanton Holding verricht. Wincanton Holding verwijst hiervoor (onder meer) naar de facturen die NautaDutilh aan haar heeft doen toekomen (zie 2.8, 2.9, 2.11, 2.13 en 2.23). Verder verwijst Wincanton Holding naar een tweetal memo’s (zie 2.14 en 2.21) en een opinion letter (zie 2.15). Voorts blijkt uit diverse e-mails waarover Wincanton Holding beschikt dat NautaDutilh de belangen van Wincanton Holding heeft behartigd. Ofschoon uit de e-mails van 11 en 13 oktober 2008 (zie 2.17 en 2.18) lijkt te volgen dat [advocaat 1] Advocaten de verdediging van de belangen van Wincanton Holding heeft overgenomen, wordt dit door Wincanton Holding betwist. Zij verwijst daartoe naar e-mailwisselingen die na oktober 2008 hebben plaatsgevonden, alsmede naar door NautaDutilh verstrekte adviezen (zie 2.23).

3.2.1. Wincanton Holding werd in de periode vanaf oktober 2008 tot en met mei 2010 bestuurd door [bestuurder 2] en [bestuurder 4]. Ofschoon voornoemde oud-bestuurders bij arrest van 17 mei 2011 (zie 2.27) in navolging van een eerder kort gedingvonnis van 10 mei 2010 (zie 2.18) zijn veroordeeld om (onder meer) alle documenten te verstrekken, die zien op de (rechts)handelingen die eind 2009 (zie 2.16 en 2.22) in naam van Wincanton Holding zijn verricht, is daar vooralsnog onvoldoende gehoor aan gegeven. Dit klemt te meer, nu de huidige (en rechtsgeldige) bestuurders in staat moeten worden gesteld om de bedrijfsvoering van Wincanton Holding op een goede wijze voort te zetten. NautaDutilh is dan ook verplicht om alle documenten die betrekking hebben op aangelegenheden die Wincanton Holding aangaan te overleggen. Indien NautaDutilh andere belanghebbenden binnen Wincanton Holding zou hebben bijgestaan, dan had zij dat ook als zodanig moeten aanduiden. Wincanton Holding doet daarom een beroep op artikel 7:403 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 46 Advocatenwet , alsmede de artikelen 22 lid 2 en 27 lid 4 Gedragsregels 1992. Uit voornoemde artikelen volgt dat NautaDutilh – die de belangen van Wincanton Holding als advocaat en fiscaalrechtelijk adviseur heeft behartigd – in het kader van de op haar rustende zorgplicht gehouden is alle dossiers af te geven dan wel inzage in alle dossiers mogelijk te maken.

3.2.2. Wincanton Holding is uitgenodigd om een deel het fiscale dossier op het kantoor van NautaDutilh te komen inzien. Wincanton Holding heeft recht en belang bij afgifte van het volledige fiscale dossier en handhaaft derhalve haar vorderingen op dat punt. NautaDutilh is immers ingevolge artikel 10.3 van het Reglement Beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: het Reglement) gehouden ook alle e-mailcorrespondentie en adviezen aan Wincanton Holding te verstrekken. Wincanton Holding doet voorts een beroep op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Wincanton Holding heeft een spoedeisend belang bij afgifte van alle dossiers die NautaDutilh bij de behartiging van de belangen van Wincanton Holding heeft opgebouwd, omdat zij wettelijk verplicht is de jaarrekeningen over de jaren 2008, 2009 en 2010 op te stellen. Het niet nakomen van deze verplichting is strafbaar in gevolge artikel 1 sub 4 van de Wet op de Economische Delicten (WED). Voorts ontbreekt op dit moment nog te veel informatie waardoor het evenmin mogelijk is om de fiscale, juridische en vermogenspositie van Wincanton Holding te bepalen. Wincanton Holding was tot op heden niet in staat om belastingaangifte over de periode van 2008 tot en met 2010 te doen. NautaDutilh dient om voormelde redenen dan ook alle dossiers zo spoedig mogelijk af te geven, aldus nog steeds Wincanton Holding.

3.3. NautaDutilh voert verweer. Zij betwist in de eerste plaats de bevoegdheid van [bestuurder 1] en [bestuurder 7] om Wincanton Holding te vertegenwoordigen. De onrechtmatige onteigening en uitwinning van de vermogensbestanddelen van Yukos Oil staan – gelet op het arrest van het EHRM – inmiddels vast (zie 2.31). De voorzieningenrechter dient binnen de Nederlandse rechtssfeer – vanwege strijd met de openbare orde en diverse fundamentele rechtsbeginselen (waaronder artikel 6 EVRM en artikel 1 Eerste Protocol EVRM ) – geen rechtsgevolgen te verbinden aan de verkrijging van de aandelen Yukos CIS door Rosneft en alle daaruit voortvloeiende rechtshandelingen. Het faillissement van Yukos Oil mist immers iedere rechtskracht in Nederland. Het voorgaande brengt mee dat het er tot op heden voor moet worden gehouden dat het ontslag van [bestuurder 2] en [bestuurder 4] en de aanstelling van [bestuurder 1] en [bestuurder 7] voortvloeit uit een onrechtmatige daad en er derhalve nog steeds onzekerheid bestaat over de vraag of [bestuurder 1] het bestuur van Wincanton Holding rechtmatig vertegenwoordigt. Een verwijzing naar de uitkomsten van Armeense procedures kan Wincanton Holding niet baten. Te meer, nu de Armeense rechtspraak onvoldoende onpartijdig en onafhankelijk is, er geen erkenningsverdrag tussen Nederland en Armenië bestaat en de Armeense vonnissen evenmin aan de door de Hoge Raad geformuleerde Bontmantel-criteria voldoen. De voorzieningenrechter is verder ook niet gebonden aan het onder 2.27 opgenomen arrest van het gerechtshof Amsterdam, nu slechts sprake is van een voorlopig oordeel in een kortgeding procedure. Gedaagden zijn in deze procedure immers geen partij geweest. Bovendien is het arrest van het EHRM (dat na het arrest van 20 september 2011 is gewezen) destijds niet bij de beoordeling betrokken.

3.3.1. Voor het geval de hiervoor opgenomen verweren niet slagen, voert NautaDutilh het volgende aan. NautaDutilh betwist dat Wincanton Holding haar een opdracht heeft verstrekt tot het verlenen van advocatuurlijke diensten. Wincanton Holding heeft in haar dagvaarding selectief geciteerd uit e-mails. In 2007 was mr. [advocaat 6] de advocaat van Wincanton Holding, dit volgt onder meer uit een e-mail van 20 juli 2007. NautaDutilh is ook uitdrukkelijk niet als advocaat voor Wincanton Holding opgetreden, omdat zij er rekening mee hield dat Wincanton Holding op enig moment in vijandige handen zou vallen. NautaDutilh heeft wel over Wincanton Holding geadviseerd en overleg gevoerd met mr. [advocaat 6], maar nooit advocatuurlijke diensten ten behoeve van Wincanton Holding verricht. Dat NautaDutilh declaraties aan Wincanton Holding heeft verstuurd, brengt niet automatisch mee dat Wincanton Holding tevens als een cliënt van NautaDutilh moet worden aangemerkt. Daarbij komt dat Wincanton Holding de declaraties van NautaDutilh nooit heeft betaald. De eerste declaratie is ingetrokken en de overige declaraties zijn door andere vennootschappen binnen Yukos Oil betaald. De onder 2.13 opgenomen declaratie is per abuis door NautaDutilh verkeerd verwerkt, aangezien de werkzaamheden die in deze factuur worden genoemd ten behoeve van Wincanton Trans European (Nederland) B.V. zijn verricht. Met betrekking tot de opinion letter van 22 september 2008 (zie 2.15) geldt dat deze ten behoeve van STAK is opgesteld. NautaDutilh heeft er evenwel op verzoek van STAK voor gezorgd dat Wincanton Holding een kopie van dit advies heeft ontvangen.

3.3.2. De geheimhoudingsplicht van NautaDutilh maakt voorts dat de door Wincanton Holding gevorderde inzage of afgifte niet kan worden toegewezen. De geheimhoudingsplicht moet immers de toegankelijkheid van dienstverlening voor een ieder garanderen, zodat een cliënt een dienstverlener kan raadplegen zonder dat hij de vrees heeft dat de dienstverlener de informatie die hij in vertrouwen heeft verschaft met een derde zal delen. Bij een vijandelijk overname, waar hier sprake van is, en een daaruit voortvloeiende strijd tussen het oude bestuur en het nieuwe bestuur over de zeggenschap binnen de onderneming, kan het niet zo zijn dat van de advocaat van het oude bestuur wordt verlangd dat hij informatie (anders dan relevante contracten en financiële informatie) verstrekt aan het nieuwe bestuur over de stukken die hij in het kader van de verdediging van de belangen van het oude bestuur heeft ontvangen. Dit zou immers de vertrouwensfunctie van een advocaat ondermijnen en voorts strijdig zijn met artikel 6 EVRM. Bovendien zou het doel van de geheimhoudingsplicht en het daarmee corresponderende verschoningsrecht van een advocaat ernstig geweld worden aangedaan op het moment dat vertrouwelijke adviezen die in het kader van een op handen zijnde vijandelijke overname zijn verstrekt nadien in handen van de nieuwe bestuurders komen. Het recht van vrije toegang tot een advocaat is in dat geval illusoir. Op het moment dat een advocaat een beroep doet op het beroepsgeheim, dient de rechter die keuze in beginsel ook te respecteren. In aanvulling op het voorgaande is een ruimere interpretatie van het begrip cliënt – anders dan enkel aanknopen bij de rechtspersoonlijkheid van Wincanton Holding – gelet op de omstandigheden van dit geval ook op zijn plaats. NautaDutilh heeft ten slotte geen gehoor gegeven aan de sommaties van Wincanton Holding om alle gevraagde stukken af te geven, omdat zij in dat geval niet alleen klachtwaardig handelt (artikel 46 advocatenwet), maar ook een misdrijf pleegt (artikel 272-1 van het Wetboek van Strafrecht ).

3.3.3. Verder voert NautaDutilh aan dat Wincanton Holding niet heeft gemeld welke stukken zij op dit moment nog mist om aan haar wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. Wincanton Holding moet evenwel in staat worden geacht specifiek aan te geven welke stukken thans nog ontbreken. Dit geldt te meer, nu er op dit moment al meer dan 30 ordners aan materiaal (onder meer door [bestuurder 2] en [bestuurder 4] en door [advocaat 1] Advocaten) is afgegeven. Gedaagden betwisten ook uitdrukkelijk dat niet alle in de zin van artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van belang zijnde administratie zou zijn overgelegd. De vordering van Wincanton Holding kwalificeert dan ook als een fishing expedition en is enkel gericht op het verkrijgen van vertrouwelijke adviezen. De vordering kan derhalve evenmin op grond van artikel 843a Rv worden toegewezen.

3.3.4. In aanvulling op het voorgaande erkent NautaDutilh dat zij fiscaalrechtelijk advies aan Wincanton Holding heeft verstrekt. NautaDutilh heeft aan de verzoeken van Wincanton Holding ook gehoor gegeven (voor wat betreft inspectie van de door haar verrichte fiscale dienstverlening) voor zover zij daartoe ingevolge artikel 10 lid 3 van het Reglement is gehouden. Ondanks dit aanbod heeft Wincanton Holding daar tot op heden nimmer gebruik van gemaakt. Wincanton Holding heeft dan ook geen belang meer, laat staan een spoedeisend belang, bij haar vordering, aldus (steeds) NautaDutilh.

4. De beoordeling

ontvankelijkheid

4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

kern van het geschil

4.2. Tussen partijen is in geschil of NautaDutilh gehouden is dossierstukken te overleggen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat Wincanton Holding – indien sprake is van opdrachtrelatie in die zin dat NautaDutilh de fiscale- en/of juridische belangen van Wincanton Holding heeft behartigd – in beginsel recht heeft op afgifte van haar dossierstukken.

afgifte/inzage advocatendossier(s)

4.3. NautaDutilh heeft gemotiveerd betwist dat zij advocatuurlijke diensten ten behoeve Wincanton Holding heeft verricht. De voorzieningenrechter moet evenwel constateren dat NautaDutilh vooralsnog geen verklaring heeft (kunnen) geven ter zake de onder 2.14 en 2.21 genoemde memoranda. Deze zijn beide afkomstig van NautaDutilh en lijken vooralsnog rechtstreeks ten behoeve van Wincanton Holding te zijn geschreven. Bovendien is in dit kort geding onduidelijk gebleven wat feitelijk moet worden verstaan onder het gestelde “groepsniveau”, waarop NautaDutilh in het kader van de ‘Wincanton defense’ als strategic advisor zou hebben geadviseerd, zoals blijkt uit hetgeen onder 2.7 is opgenomen. Het verweer dat NautaDutilh geen diensten voor Wincanton Holding heeft verricht en/of de belangen van Wincanton Holding niet heeft behartigd, zal om die reden voorshands worden verworpen.

4.4. Ter zake het door NautaDutilh gedane beroep op haar geheimhoudingsplicht en het daarmee samenhangende verschoningsrecht, wordt als volgt overwogen. In het onderhavige geval vordert Wincanton Holding onder meer afgifte van de advocatendossiers die zijn opgebouwd in een periode waarin de vennootschap – na het faillissement van Yukos Oil – zelf in een (juridische) ongewenste overnamestrijd verwikkeld raakte. In die periode hebben de oude bestuurders ([bestuurder 2] en [bestuurder 4]) zich tot hun advocaten gewend en adviezen gevraagd teneinde een goede strategie met betrekking tot Wincanton Holding te kunnen bepalen. Toen de nieuwe bestuurder ([bestuurder 1]) in beeld kwam heeft hij zich eveneens juridisch bij laten bijstaan. Daarbij is niet in geschil dat de strategie van de oude bestuurders ten dienste stond van Yukos Oil en die van de nieuwe bestuurders ten dienste van (uiteindelijk) Rosneft.

4.5. De strijd omtrent de vermogensbestanddelen van Yukos Oil heeft tot vele procedures in vele landen geleid. De tegenstellingen die tussen (de oude bestuurders van) Yukos Oil en (de nieuwe bestuurders van) Rosneft bestaan worden ook belichaamd in het arrest van het EHRM (zie 2.31), waarin schendingen met betrekking tot artikel 1 Eerste Protocol EVRM zijn aangenomen aangaande de uitwinning van de beslagen vermogensbestanddelen van Yukos Oil. Gelet op de hiervoor beschreven overnamestrijd kan de voorzieningenrechter niet uitsluiten dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat NautaDutilh – voor zover zij rechtstreeks adviezen aan Wincanton Holding heeft gegeven ter voorkoming van een ongewenste overname door (uiteindelijk) Rosneft – een succesvol beroep kan doen op haar geheimhoudingsplicht, waarvan de grondslag moet worden gezocht in het in Nederland geldende algemene rechtsbeginsel, dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene zich voor bijstand en advies moet kunnen wenden tot een advocaat als vertrouwenspersoon. Met het recht van bijstand en advies door een advocaat als vertrouwenspersoon is – naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter – niet verenigbaar dat adviezen die in vorenbedoeld kader zijn verstrekt zonder meer aan het nieuwe bestuur van de vennootschap beschikbaar moeten worden gesteld. Een zelfde benadering lijkt te volgen uit rechtsoverweging 6.6 van het door NautaDutilh in het geding gebrachte arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 oktober 2007, LJN: BC3120 ([curator] c.s./NautaDutilh c.s.). Een belangenafweging in deze leidt niet tot een andere conclusie. Het vorengaande staat ook aan toepassing van artikel 843a Rv in de weg.

4.6. Niet is gebleken dat NautaDutilh ten behoeve van Wincanton Holding – anders dan ter voorkoming van de hiervoor omschreven ongewenste overname – advocatuurlijke diensten heeft verricht. De vorderingen gericht op volledige opgave en inzage danwel afgifte van de advocatendossiers, moeten dan ook worden afgewezen.

4.7. Ter zake de vorderingen die Wincanton Holding heeft gericht op opgave en inzage danwel afgifte van categorieën van advocatendossiers, wordt als volgt overwogen. Wincanton Holding heeft erkend dat zij reeds vele documenten van onder meer [advocaat 1] Advocaten, [bestuurder 2] en [bestuurder 4] heeft ontvangen, die betrekking hebben op het reilen en zeilen van de onderneming. Gelet op de hoeveelheid informatie die reeds is verstrekt – naar de voorzieningenrechter begrijpt in totaal 30 ordners – had het op de weg van Wincanton Holding gelegen om specifieker aan te geven welke documenten zij thans nog mist teneinde onder meer aan haar wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. Dit geldt te meer, nu de voorzieningenrechter in dit stadium niet kan beoordelen ten aanzien van welke stukken NautaDutilh zich, al dan niet terecht, op haar geheimhoudingsplicht zal beroepen. Voor een algemene veroordeling tot afgifte van bepaalde categorieën is dan ook geen plaats.

afgifte/inzage fiscale dossier

4.8. NautaDutilh heeft erkend dat zij fiscaal advies aan Wincanton Holding heeft verstrekt. Gebleken is dat NautaDutilh (vertegenwoordigers van) Wincanton Holding in juni 2011 in de gelegenheid heeft gesteld om de fiscale dossiers in te zien. Uit hetgeen onder 2.28 is opgenomen volgt evenwel dat het aanbod van NautaDutilh in eerste instantie beperkt is gebleven tot de documenten die voldoen aan de omschrijving van het arrest van 17 mei 2011 van het gerechtshof Amsterdam (zie 2.27). NautaDutilh heeft ter zitting echter gesteld dat zij vóór de zitting aan Wincanton Holding een aanbod heeft gedaan om het fiscale dossier in te zien, met inachtneming van artikel 10 lid 3 van het Reglement. Het verdient – mede gelet op de algemene formuleringen van de door Wincanton Holding ingestelde vorderingen – de voorkeur eerst te bezien of partijen er, met inachtneming van het voorgaande, onderling uit kunnen komen. Volledigheidshalve wordt wel opgemerkt dat belastingadviseurs niet vallen onder het reeds in 4.5 aangehaalde algemene rechtsbeginsel op grond waarvan bijvoorbeeld advocaten een beroep op een verschoningsrecht toekomt. Derhalve is voor de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht van belastingadviseurs artikel 4 van het Reglement bepalend. Dit artikel staat niet in de weg aan het verstrekken van alle relevante informatie, die noodzakelijk is voor een goede behartiging van de belangen van Wincanton Holding door de nieuwe fiscale adviseur, zoals volgt uit het hiervoor aangehaalde artikel 10 lid 3 van het Reglement. Aangezien de voorzieningenrechter er vanuit gaat dat NautaDutilh haar aanbod om het fiscale dossier in te zien gestand zal blijven doen, heeft Wincanton Holding thans geen (spoedeisend) belang meer bij haar vorderingen.

slotsom

4.9. Aangezien uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vorderingen van Wincanton Holding in dit kort geding zullen worden afgewezen, behoeven de overige weren – met inbegrip van het verweer dat [bestuurder 1] niet bevoegd is om Wincanton Holding te vertegenwoordigen – geen bespreking meer.

proceskosten

4.10. Wincanton Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NautaDutilh worden begroot op:

- griffierecht € 560,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal € 1.376,00

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. weigert de gevraagde voorziening,

5.2. veroordeelt Wincanton Holding in de proceskosten, aan de zijde van NautaDutilh tot op heden begroot op € 1.376,00,

5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. C.G. van Blaaderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2011.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature