Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Amstelveense buurtbarbecuezaak. Veroordeling voor openlijk geweld in vereniging tegen meerdere personen.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/651141-11 (PROMIS)

Datum uitspraak: 3 januari 2012

op tegenspraak

VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1992] te [geboorteplaats],

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] [woonplaats].

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2011.

Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Wijffels, officier van justitie. Verdachte liet zich bijstaan door mr. E.M. Rengelink, advocaat te Amsterdam.

Alle hierna te bespreken verweren zijn zakelijk en kort samengevat weergegeven.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is, na de wijziging ter terechtzitting van 20 december 2011, ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen

- die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of

- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht heeft/hebben gestompt/geslagen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);

(artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht )

en/of

hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten bij

- [slachtoffer 1]: één of meerdere breuk(en) van de oogkas en/of het jukbeen en/of zenuwletsel in het gezicht en/of een gescheurd ooglid en/of een gevoelloze linkerzijde van het gezicht en/of linker bovenzijde van het gebit en/of de

voortanden en/of

- [slachtoffer 2]: (een) bloeding(en) in de hersenen en/of een hersenkneuzing en/of vier, in ieder geval één breuk(en) in de oogkas en/of kaak, heeft toegebracht, door opzettelijk

- die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of;

- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht te slaan/stompen (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht te slaan/stompen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);

(artikel 302 Wetboek van Strafrecht )

en/of

hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit

- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen/trappen en/of;

- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan/stompen (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan/stompen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) en/of door te schreeuwen en/of door ophitsend gedrag te vertonen ("de boel op te zwepen") en/of door een onbekend gebleven persoon te trappen;

(artikel 141 Wetboek van Strafrecht )

2.

hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((een) wond(en) en/of kneuzing(en) in het gezicht en/of (een) afgebroken/beschadigde tand(en) en/of een (licht)stijve pupil van het (rechter)oog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk

- meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd te slaan/stompen;

(artikel 302 Wetboek van Strafrecht )

Subsidiair:

hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet

- die [slachtoffer 3] meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht )

meer subsidiair:

hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit

- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] slaan/stompen en/of door te schreeuwen en/of door ophitsend gedrag te vertonen ("de boel op te zwepen") en/of door een onbekend gebleven persoon te trappen;

(artikel 141 Wetboek van Strafrecht )

3.

hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit

- het meermalen, in ieder geval éénmaal, in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] slaan/stompen en/of door te schreeuwen en/of door ophitsend gedrag te vertonen ("de boel op te zwepen") en/of door een onbekend gebleven persoon te trappen;

(artikel 141 Wetboek van Strafrecht )

Subsidiair:

hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4])

- meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft

ondervonden;

(artikel 300 Wetboek van Strafrecht )

2. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3. Waardering van het bewijs

3.1 De feiten

De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uiti.

Buurtbarbecue

3.1.1 Op 2 juli 2011 houden de bewoners van [A-straat] te Amstelveen in hun straat een buurtbarbecueii. Daartoe hebben zij de straat door middel van schragen afgezetiii, is er een tent opgesteld met een tapinstallatie, zijn vlaggetjes opgehangen en is een springkussen geplaatstiv.

3.1.2 Tijdens het feest, later op de avond, komt er een groep jongens aangelopen uit de richting van de [B-straat]. Deze groep, waarin zich op dat moment onder anderen [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] (hierna respectievelijk: [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3]) bevinden, komt van het huis van [verdachte] aan de [B-straat] vandaanv.

Eerste geweldsfase

3.1.3 Twee leden uit de groep, onder wie [medeverdachte 2], lopen richting het door de buurtbewoners afgezette gedeelte van de [A-straat]vi. [medeverdachte 2] vraagt dan aan [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) of hij de jarige mag feliciterenvii en raakt met [slachtoffer 2] in discussieviii. Een ander lid van de groep vraagt om bier en etenix. Hierna ontstaat een handgemeen tussen meerdere personen. Na dit handgemeen keert gedurende enige tijd de rust terugx.

Tweede geweldsfase

3.1.4 Vervolgens komt een jongen op [slachtoffer 2] afrennen en slaat hem kracht met zijn vuist in diens gezichtxi, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] ten val komt. Als [slachtoffer 2] op wil staan volgt nog een slag in zijn gezicht. [slachtoffer 2] verliest hierbij het bewustzijnxii. Dan trappen en slaan meerdere jongens tegen het hoofd en lichaam van de op de grond liggende [slachtoffer 2]xiii. Hij komt later weer bij in de badkamer van zijn huisxiv.

3.1.5 Direct na de hiervoor onder 3.1.4 aan [slachtoffer 2] toegebrachte klappen komen er meerdere jongens aangerendxv en ontstaat er een grote vechtpartijxvi.

3.1.6 Nadat aan [slachtoffer 2] de tweede hiervoor onder 3.1.4 genoemde slag wordt uitgedeeld schiet [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) [slachtoffer 2] te hulp en krijgt een forse klap op zijn kaak. Door de klap voelt [slachtoffer 4] een stekende pijn en duizelt het hemxvii.

3.1.7 Nadat aan [slachtoffer 2] de eerste hiervoor onder 3.1.4 bedoelde slag wordt uitgedeeld pakt [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) een jongen vast. Hij houdt de jongen vervolgens in bedwang door hem in een houdgreep te nemen, waarbij hij met zijn arm om de nek van de jongen diens hoofd tegen zijn lichaam gedrukt houdt. Daarbij staat [slachtoffer 1] enigszins vooroverxviii.

3.1.8 Terwijl [slachtoffer 1] de jongen vasthoudt, rent [verdachte] op hen af. [verdachte] trapt met kracht tegen [slachtoffer 1]. De trap raakt [slachtoffer 1] tegen het gezichtxix, die hierdoor een hevige pijnscheut voelt in zijn hoofd, in het bijzonder bij zijn oog en tanden. [slachtoffer 1] blijft de jongen die hij onder zijn arm houdt vasthoudenxx.

3.1.9 Hierna rent een andere jongen op [slachtoffer 1] af. Ook deze jongen trapt [slachtoffer 1] met kracht tegen het gezicht. Opnieuw voelt [slachtoffer 1] hierdoor een flinke pijnxxi.

3.1.10 [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) ziet dat [slachtoffer 1] een jongen in bedwang houdt. Als hij ziet dat [slachtoffer 1] geschopt wordt, gaat hij tussen [slachtoffer 1] en de schoppende jongeren in staan om te voorkomen dat [slachtoffer 1] nog langer wordt geraakt. [slachtoffer 3] maant de jongeren tot kalmte. Op dat moment krijgt [slachtoffer 3] van rechts met meer dan geringe kracht een klap in zijn gezicht. Hij voelt daardoor een stekende pijnxxii. Door de klap vliegt de bril van [slachtoffer 3] van zijn gezicht en komt [slachtoffer 3] ten valxxiii.

Letsel [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3]

3.1.11 Aan de slagen en trappen houdt [slachtoffer 2] het volgende letsel over: de linkeroogkas is op drie plaatsenxxiv gebroken en er is sprake van bloeduitstortingen onder het linkeroog, rechts op het voorhoofd, links op de kaak, op de rechteronderarm, op een drietal plekken op de linkeronderarm, in de linkerknieholte en op het rechterbovenbeenxxv. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] een hersenkneuzing met bloeding opgelopen, een kneuzing aan de rechterhand, een gebroken rechterrib en een slijmbeursontstekingxxvi.

3.1.12 Ten gevolge van de trappen loopt [slachtoffer 1] het volgende letsel op: een bloeduitstorting rond het linkeroog, een scheurwond op het bovenste ooglid van het linkeroog, een diepe schaafwond boven de bovenlip, een verdoofd gevoel van de linkerzijde van het aangezichtxxvii. De linkeroogkas/ het linkerjukbeen blijkt gebroken. Ook na meerdere maanden keert het gevoel in de linkerwang niet volledig terug en heeft [slachtoffer 1] nog regelmatig last van sensibiliteitsveranderingen ter hoogte van de linkerbovenlip en de tanden en het tandvlees aldaarxxviii.

3.1.13 Door de klap loopt [slachtoffer 3] het volgende letsel op: een bloeduitstorting rond het rechteroog, een scheurwond in de vorm van een halve maan bij het rechterjukbeen, een viertal tanden of kiezen zijn beschadigd. Daarnaast is zijn rechterpupil licht stijfxxix. De zenuw van een van beschadigde tanden is dermate beschadigd dat dit in de toekomst tot problemen kan leiden. De wond op het gezicht laat een klein litteken achterxxx.

3.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op basis van de in haar requisitoir aangehaalde bewijsmiddelen en gronden op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het medeplegen van poging doodslag op [slachtoffer 1] (feit 1 onderdeel 1) en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 2] (feit 1 onderdeel 3), [slachtoffer 3] (feit 2 meer subsidiair) en [slachtoffer 4] (feit 3 primair). Verdachte dient van feit 2 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.

3.3 Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Subsidiair, ten aanzien van feit 1, komt verdachte ten aanzien van de trap tegen het hoofd van [slachtoffer 1] een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toe. Verdachte zag dat [medeverdachte 1] in een nekklem was genomen door [slachtoffer 1] en dat andere mannen [medeverdachte 1] sloegen. Er was ogenschijnlijk geen sprake van een situatie die dat vasthouden rechtvaardigde. Dit vasthouden moet worden aangemerkt als een wederrechtelijke aanranding van andermans lijf. [slachtoffer 1] reageerde niet op de herhaaldelijke roep om [medeverdachte 1] los te laten. In die situatie wist verdachte niet wat hij anders moest doen om een einde te maken aan de noodsituatie. Als de rechtbank oordeelt dat geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding doet verdachte een beroep op putatief noodweer. Als de rechtbank oordeelt dat verdachte met de trap de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, doet verdachte een beroep op noodweerexces. Na de schop heeft verdachte zich direct gedistantieerd.

3.4 Oordeel van de rechtbank

3.4.1 Vrijspraak van medeplegen van (poging tot) zware mishandeling [slachtoffer 3] (feit 2 primair en subsidiair)

De rechtbank heeft geen bewijs gevonden voor het verwijt dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] de slag op het hoofd heeft toegebracht. Evenmin is er bewijs dat verdachte ten aanzien van deze geweldsdaad als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

3.4.2 Trap tegen [slachtoffer 3] (feit 1)

Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld en hetgeen de verdediging ter terechtzitting heeft bevestigd, is verdachte, toen hij zag dat [slachtoffer 1] een jongen in de houdgreep hield, naar [slachtoffer 1] toegerend en heeft hij [slachtoffer 1] met kracht getrapt. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank evident een opzettelijke geweldshandeling zodat van integrale vrijspraak, zoals door de raadsman bepleit, geen sprake kan zijn.

Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de voorbedoelde trap een beroep gedaan op (putatief) noodweer dan wel noodweerexces. De rechtbank zal deze verweren hierna gezamenlijk bespreken.

Bij de bespreking van het verweer acht de rechtbank het volgende van belang.

De groep waar verdachte deel van uitmaakte heeft zich dicht in de buurt van de afgezette straat opgesteld. Enkelen van de groep zijn naar de buurtbewoners gelopen. Tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] kwam het tot een discussie. Daarbij probeerden andere leden van de groep vlaggetjes in brand te steken en lieten deze ballonnen knappen. Ook werden karatetrappen tegen lantaarnpalen gemaakt en werden de afzettingen op straat weggetrokken.

De discussie tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] leidde tot een handgemeen tussen verschillende personen, waarna voor een korte periode de rust weerkeerde.

Voorts geldt dat niet is gebleken de leden van de groep op een welkome ontvangst bij het buurtfeest hadden kunnen rekenen. Zij behoorden niet tot de bewoners van de [A-straat] en hun aanhang.

De rechtbank overweegt dat tegen deze achtergrond het posteren van een groep jongeren in de nabijheid van een buurtfeestlocatie een gevoel van intimidatie en dreiging kan oproepen bij de feestgangers, hetgeen zich blijkens verklaringen van verschillende buurtbewoners ook voordeed.

De hiervoor genoemde verstoringen en het betreden van het afgezette gedeelte door leden van de groep merkt de rechtbank aan als provocatief, in die zin dat het voor de leden van de groep voorzienbaar was dat deze handelingen een reactie van de buurtbewoners zou kunnen uitlokken, waardoor het tot een confrontatie zou kunnen komen. Anders gezegd, de rechtbank is van oordeel dat de groep waartoe verdachte behoorde de confrontatie met de buurtbewoners bewust heeft opgezocht.

Vervolgens is het daadwerkelijk tot een confrontatie gekomen, waarna de gemoederen weer zijn bedaard. Daarna is de situatie volledig geëscaleerd. Daarbij heeft [slachtoffer 1] één van de leden van de groep vastgepakt en in een armklem genomen en gehouden. Deze armklem bestond eruit dat [slachtoffer 1] een arm om de nek van de jongen hield en daarmee de nek en het hoofd van de jongen onder zijn arm tegen zijn lichaam drukte. Daarbij stond [slachtoffer 1] enigszins voorovergebogen.

Naar het oordeel van de rechtbank was deze handeling van [slachtoffer 1] erop gericht om deze jongen in bedwang te houden. Dit moet voor de omstanders ook duidelijk zijn geweest. Er was geen sprake van een situatie waarin de vrees gerechtvaardigd was dat de jongen terstond letsel op zou lopen.

Onder de gegeven omstandigheden was de verdediging van zijn vriend door verdachte niet noodzakelijk, nu het door verdachte gekozen verdedigingsmiddel niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte ervoor heeft gekozen om op [slachtoffer 1] en de jongen af te rennen en direct, met snelheid en met kracht te trappen. Niet blijkt dat verdachte andere middelen, anders dan mogelijk slecht te roepen "loslaten", heeft benut laat staan overwogen om te bewerkstelligen dat de jongen uit de houdgreep zou worden bevrijd. Zo had verdachte de arm van [slachtoffer 1] kunnen proberen los te trekken. Daarbij neemt de rechtbank eveneens in ogenschouw dat de leden van de groep, zoals reeds opgemerkt, de confrontatie hebben opgezocht.

Dat verdachte verschoonbaar zou hebben gedwaald over de feitelijke totstandkoming van de confrontatie acht de rechtbank niet aannemelijk. Zelfs als de rechtbank daar wel van uit zou gaan, laat dat onverlet dat het door verdachte gekozen middel disproportioneel is geweest.

Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding was veroorzaakt. Deze situatie acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, toen hij de situatie gewaar werd, geen andere mogelijkheid zag dan te handelen als hij heeft gedaan. De rechtbank is op basis daarvan van oordeel dat verdachte een bewuste keuze heeft gemaakt. Aanwijzingen dat bij verdachte sprake zou zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging bevatten de verklaringen van verdachte niet.

Gelet op al het voorgaande dient het zojuist besproken verweer van de raadsman op al de onderdelen te worden verworpen.

Voorwaardelijk opzet

Verdachte heeft aangevoerd [slachtoffer 1] op de arm en niet op het hoofd te hebben willen raken, daargelaten dat dit betoog zoch moeilijk laat rijmen met het beroep op noodweerexces. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte, door [slachtoffer 1] rennend tegen de arm te willen trappen, welbewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 1] niet op die beoogde plek maar op andere, vitale delen van het lichaam zou raken, welk risico zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Daarom vindt de rechtbank voorwaardelijk opzet bewezen.

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling

De trap die verdachte heeft uitgedeeld aan [slachtoffer 1] levert geen poging tot doodslag op. De enkele trap tegen het hoofd van [slachtoffer 1] is weliswaar zeer risicovol geweest maar niet zodanig dat [slachtoffer 1] aan die trap zou kunnen komen te overlijden. Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat de trap weliswaar krachtig en hard is geweest maar,mede gelet op de omstandigheid dat [slachtoffer 1] in staat bleef om de jongen die hij vasthield vast te houden en niet op de grond lag, niet zo hard dat deze op zichzelf een dergelijk gevolg had kunnen veroorzaken. Het voorgaande had mogelijk anders kunnen zijn indien verdachte met zwaar schoeisel zou hebben getrapt.

Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte met de trap [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld. Uit het dossier volgt dat na de trap door verdachte een ander ook een trap heeft gegeven tegen het hoofd van [slachtoffer 1]. Niet kan worden vastgesteld of het letsel van [slachtoffer 1] is ontstaan door de eerste of de tweede trap of door beide trappen. Niet kan worden uitgesloten dat het letsel van [slachtoffer 1] door de trap van de ander is ontstaan. Het oorzakelijk verband kan onvoldoende worden vastgesteld.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om verdachte te kunnen aanmerken als medepleger van de tweede trap. Verdachte zal zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Openlijk in vereniging geweld plegen

Wel acht de rechtbank het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 1] bewezen. Daarvoor is slechts vereist dat verdachte in groepsverband opzettelijk een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het plegen van openlijk geweld. Door onder de gegeven omstandigheden een trap uit te delen zoals verdachte heeft gedaan, is daarvan sprake.

3.4.3 Geweld tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]

Het geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 1), [slachtoffer 3] (feit 2) en [slachtoffer 4] (feit 3) leent zich voor gezamenlijke bespreking, nu al dat geweld zich, zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 3.1 heeft vastgesteld, nagenoeg gelijktijdig in de tweede geweldsfase heeft voorgedaan op hetzelfde straatdeel.

Nu verdachte zich, zoals de rechtbank hiervoor in rubriek heeft 3.4.2 heeft geoordeeld, heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 1]. Nu deze geweldpleging heeft plaatsgevonden in de tweede geweldsfase, is de rechtbank van oordeel dat het schoppen van verdachte tegen [slachtoffer 1] tevens een substantiële bijdrage is aan de algehele vechtpartij en daarmee aan het geweld tegen respectievelijk [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Daarom heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Feit 1 onderdeel 3, feit 2 meer subsidiair en feit 3 primair zijn daarmee bewezen.

4. Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

1.

op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen, op de openbare weg, de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit

- het meermalen met kracht in het gezicht van die [slachtoffer 1] trappen en,

- het meermalen in het gezicht van die [slachtoffer 2] stompen en tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2] schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;

2 meer subsidiair.

op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen op de openbare weg de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit

- met kracht in het gezicht van die [slachtoffer 3] slaan;

3 primair.

op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen op de openbare weg de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit in het gezicht van die [slachtoffer 4] slaan.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7. Motivering van de straffen en maatregelen

7.1. Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten 1 onderdeel 1 en onderdeel 3, 2 meer subsidiair, en 3 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts kunnen de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] worden toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 11.653,- (232 dagen), € 700,- (14 dagen) en € 1.406,- (28 dagen) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2. Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank anders dan door hem bepleit aan het opleggen van een straf toe zou komen, met verwijzing naar het reclasseringsrapport gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De benadeelde partij dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen, nu deze niet van eenvoudige aard zijn gelet op de complexiteit van de zaak en de kwestie van strafrechtelijke en onderliggende civielrechtelijke aansprakelijkheid.

7.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij de keuze van de straf en bij de vaststelling van de hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van openlijk geweld tegen meerdere personen. Hij is met een groep naar een buurtbarbecuefeest gegaan, waarbij de groep zich intimiderend en provocerend bij de feestlocatie heeft opgesteld en de confrontatie met de buurtbewoners heeft opgezocht. Leden van de groep zijn daarbij een discussie met een van de buurtbewoners aangegaan, waarna het tot een eerste handgemeen kwam tussen verschillende personen. Na een korte rustperiode gevolgd op het eerste handgemeen is de situatie totaal geëscaleerd. In die tweede geweldsfase hebben leden van de aanvankelijke groep zich samen met meerdere anderen opnieuw op de buurtbewoners gestort. Verdachte is daarbij op een van de buurtbewoners, die een lid van de groep in bedwang hield door middel van een houdgreep, afgerend en heeft deze hard getrapt, waarbij hij deze tegen het hoofd heeft geraakt.

Mede op basis van hetgeen de slachtoffers als spreekgerechtigde naar voren hebben gebracht concludeert de rechtbank dat naar alle waarschijnlijkheid het bewezene nog tot ver in de toekomst fysieke en psychische gevolgen zal hebben voor de slachtoffers die naar ieders gradatie ernstig letsel hebben opgelopen en voor hen die getuige zijn geweest van deze traumatiserende ervaring.

De openlijke geweldpleging heeft de openbare orde ernstig geschaad en de buurtbewoners en een ruime kring daarbuiten in hoge mate geschokt. Er is sprake geweest van een niet te tolereren ernstige vorm van straatterreur.

Daar staat tegenover hetgeen blijkt uit het omtrent de persoon van verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 19 oktober 2011. Verdachte is een twintigjarige first offender en er is geen sprake van criminogene factoren. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij niet eerder is veroordeeld en dat het risico op recidive door de reclassering als laag wordt ingeschat.

Al het voorgaande afwegend en in aanmerking genomen dat zij verdachte van de hoofdverdenkingen vrijspreekt, ziet de rechtbank anders dan de officier van justitie geen aanleiding meer voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wel acht zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden met daarbij een werkstraf van maximale duur.

Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade als volgt.

De materiële schade bedraagt in totaal € 771,19, namelijk 1) beschadigde goederen ad € 300,-, 2) ziekenhuisdaggeldvergoeding ad € 52,-, 3) medische kosten ad € 179,51, en 4) reis- en parkeerkosten ad € 239,68.

De beantwoording van de vraag of het overige deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] betrekking heeft op schade die rechtstreeks het gevolg is van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor de overige materiële kostenposten 3 (gedeeltelijk ad € 450,-) 5, 6 en 7 dan ook niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De immateriële schade waardeert de rechtbank op een bedrag van € 6.000,-, omdat deze schade ten minste tot dat bedrag kan worden vastgesteld en in zoverre toewijsbaar is binnen de begrenzing van de strafprocedure.

De som van de materiële en immateriële schade bedraagt € 6.771,19 (zesduizend en zevenhonderd één en zeventig euro en negentien cent). De vordering kan dan ook hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.

Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

In het belang van [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling van het bedrag van € 6.771,19 aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

De kosten van rechtsbijstand zijn, anders dan de verdediging kennelijk heeft betoogd, geen rechtstreeks gevolg van het strafbare feit. De vordering voorzover die ziet op deze kosten kan wel op grond van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering worden toegewezen. De rechtbank bepaalt deze kosten op een bedrag van € 1.200,- en zal de vordering op dit punt in zoverre dan ook toewijzen en voor het overige afwijzen.

Verder is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Deze benadeelde partijen hebben als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade geleden. De rechtbank waardeert deze ten aanzien van [slachtoffer 1] op een bedrag van € 700,- (zevenhonderd euro) aan immateriële schade en ten aanzien van [slachtoffer 3] op een bedrag van € 750,- aan immateriële schade en € 656,84 aan materiële schade, totaal € 1.406,84 (veertienhonderd zes euro en vierentachtig cent). De vorderingen kunnen dan ook hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.

In het belang van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze artikelen zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het in onder 1 onderdeel 3, 2 meer subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1 onderdeel 3, feit 2 meer subsidiair en 3 primair.

het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Een werkstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 771,19 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade, totaal

€ 6.771,19 (zesduizend zevenhonderd en één en zeventig euro en negentien cent)

Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.

Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe tot een bedrag van € 1.200,- (twaalfhonderd euro).

Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.

Wijst voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 700,- (zevenhonderd euro).

Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.

Wijst voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 700,- aan immateriële schade en € 656,84 aan materiële schade, totaal € 1.406,84 (veertienhonderd zes euro en vierentachtig cent).

Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.

Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door

mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,

mrs. D. van den Brink en H.P. Kijlstra, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2012.

i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

ii Verklaring [slachtoffer 1], pag. 103.

iii Verklaring [getuige 4], pag. 161.

iv Verklaring [getuige 4], pag. 162, verklaring [getuige 5] pag. 145 en verklaring. [getuige 6], pag. 122.

v Verklaring [getuige 7], pag. 147, verklaring [medeverdachte 2], pag. 166, verklaring [medeverdachte 1], pag. 172, verklaring [medeverdachte 3], pag. 177, verklaring bij de RC van [verdachte].

vi Verklaring [slachtoffer 2], pag. 112, verklaring [getuige 8], pag. 151 en verklaring [medeverdachte 3], pag. 177.

vii Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113 en verklaring [getuige 3], pag. 624.

viii Verklaring [medeverdachte 2], pag. 166, verklaring bij de RC van [medeverdachte 2] en verklaring [slachtoffer 2], pag. 113.

ix Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113, verklaring [getuige 9], pag. 117, verklaring [getuige 6], pag. 123, verklaring [getuige 10], pag. 135, en verklaring [getuige 8], pag. 151.

x Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring. [getuige 1], pag. 135, verklaring [slachtoffer 3], pag. 575, verklaring [getuige 11] bij de RC, pag. 2.

xi Verklaring [getuige 2], pag. 296, verklaring [slachtoffer 4], pag. 96 en verklaring [getuige 1], pag. 135.

xii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96.

xiii Verklaring, [getuige 12], pag. 368 en verklaring [getuige 3], pag. 626 en verklaring [getuige 11] bij de RC.

xiv Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113.

xv Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring [getuige 9], pag. 117, en verklaring [getuige 5], pag 146.

xvi Verklaring [getuige 13], pag. 128, verklaring [getuige 1], pag. 136, verklaring [getuige 3], pag. 626.

xvii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96 en verklaring bij de RC van [slachtoffer 4], pag. 2.

xviii Verklaring [getuige 4], pag. 162, verklaring [slachtoffer 3], pag. 109 en pag. 573, verklaring [getuige 4], pag. 595 en verklaring [slachtoffer 1], pag. 104.

xix Verklaring [slachtoffer 1], pag. 104 en verklaring bij de RC van [verdachte].

xx Verklaring [slachtoffer 1], pag. 105

xxi Verklaring [slachtoffer 1], pag. 105 en verklaring [slachtoffer 3], pag. 573.

xxii Verklaring [slachtoffer 3], pag 109.

xxiii Verklaring [slachtoffer 3], pag 109 en verklaring [getuige 14]. Pag. 358.

xxiv Letselverklaring, pag. 645.

xxv Letselverklaring, pag. 347.

xxvi Letselverklaring, pag. 645.

xxvii Letselverklaring, pag. 185.

xxviii Letselverklaring J.A.M. Mooij d.d. 15 november 2011.

xxix Letselverklaring, pag. 392.

xxx PV van bevindingen d.d. 14 december 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature