Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verhuurde onroerende zaak kwalificeert als bedrijfsmiddel. Eiseres maakt herinvesteringsvoornemen op balansdatum aannemelijk.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 11/847

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 3 januari 2012

inzake

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Almelo, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 een aanslag (aanslagnummer [000].V.76.0112) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.330.939. Tevens is bij beschikking € 7.926 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 januari 2011 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 2 maart 2011, ontvangen door de rechtbank op 3 maart 2011, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2011 te Arnhem.

Namens eiseres zijn daar verschenen [A] en [B], bijgestaan door mr. [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen mr. drs. [gemachtigde] en [C].

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.

2. Feiten

Eiseres is 100% aandeelhouder van [D] B.V. en [E] B.V.. Genoemde vennootschappen zijn gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

Aan eiseres is op 21 december 2005 een perceel industriegrond gelegen aan de [A-straat] te [Q] geleverd. In het jaar 2006 heeft eiseres hierop twee bedrijfshallen laten bouwen door [D] B.V..

Op 1 september 2006 is de bedrijfshal gelegen aan de [A-straat 2] voor een periode van 10 jaar verhuurd aan [F] B.V.. De bedrijfshal gelegen aan de [A-straat 3] is – eveneens voor 10 jaar – verhuurd aan [G] B.V..

Op 18 juni 2007 is de bedrijfshal op het adres [A-straat 2] te [Q] verkocht aan [G] voor een prijs van € 965.000. Deze verkoop heeft geleid tot een boekwinst van € 256.350. Eiseres heeft deze boekwinst toegevoegd aan de herinvesteringsreserve.

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of ter zake van de bij de verkoop van de onroerende zaak gelegen aan de [A-straat 2] gerealiseerde boekwinst een herinvesteringsreserve kan worden gevormd.

Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat geen herinvesteringsreserve kan worden gevormd omdat de vervreemde onroerende zaak niet als bedrijfsmiddel kan worden aangemerkt. Subsidiair is verweerder van mening dat bij eiseres op balansdatum geen herinvesteringsvoornemen bestond. Eiseres is van mening dat sprake is van een bedrijfsmiddel en dat op 31 december 2007 een herinvesteringsvoornemen bestond.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Artikel 3.54, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) bepaalt dat indien bij vervreemding van een bedrijfsmiddel de opbrengst de boekwaarde van het bedrijfsmiddel overtreft, bij het bepalen van de in het kalenderjaar genoten winst het verschil gereserveerd kan worden en blijven tot vermindering van de in aanmerking te nemen aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die in het jaar van vervreemding of in de daarop volgende drie jaren worden aangeschaft of voortgebracht, indien en zolang het voornemen tot herinvestering van de opbrengst bestaat (herinvesteringsreserve).

Bedrijfsmiddel of voorraad

Uit het arrest van de Hoge Raad 1 april 2005, nr. 38.973, LJN: AT3022 NTFR 2005/420, volgt dat de vervangingsreserve (thans herinvesteringsreserve) naar zijn aard slechts van toepassing is op onroerende zaken die duurzaam aan de onderneming zijn verbonden en dus niet op onroerende zaken die zijn aangeschaft met de overheersende bedoeling deze bij de eerstkomende, geschikte gelegenheid weer te verkopen.

Eiseres heeft de onroerende zaak gelegen aan de [A-straat 2] na gereedkomen van de bouw voor een periode van 10 jaar verhuurd. Hiervoor is tussen partijen in april 2007 een huurovereenkomst kantoorruimte gesloten. Naar het oordeel van de rechtbank had eiseres dan ook het oogmerk de onroerende zaak duurzaam aan haar onderneming te verbinden. Dat vervolgens de onroerende zaak al korte tijd later (op 18 juni 2007) is verkocht doet hieraan niet af. Met haar verklaring dat zich volkomen onverwacht een koper aandiende voor de onroerende zaak en dat het bod van de koper zodanig was dat zij dit niet kon weigeren heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden.

Van een intentie de onroerende zaak bij de eerstkomende, geschikte gelegenheid te verkopen was derhalve geen sprake. Hieruit volgt dat de onroerende zaak als bedrijfsmiddel moet worden beschouwd.

Herinvesteringsvoornemen

Een herinvesteringsreserve kan worden gevormd indien en zolang er een voornemen tot herinvestering bestaat. De aanwezigheid van het herinvesteringsvoornemen dient in het jaar van de vervreemding op de balansdatum – in het onderhavige geval op 31 december 2007 – te worden getoetst. Het voornemen tot herinvesteren moet bij de directie van de onderneming bestaan. De bewijslast aannemelijk te maken dat een voornemen tot herinvesteren aanwezig is rust op eiseres.

De rechtbank acht eiseres hierin geslaagd. Eiseres heeft ter zitting een verklaring overgelegd van de directeur van [H] B.V. waarin deze verklaart dat hij eind 2007 en begin 2008 enkele keren met de heer [A] heeft gesproken over de bouw van een pand ten behoeve van [H] B.V.. Voorts verklaart de heer [I] dat het de bedoeling was dat eiseres als verhuurder van het te realiseren bedrijfspand zou gaan optreden en dat [H] B.V. als huurder zou fungeren. Deze verklaring wordt ondersteund door de aantekeningen van een gesprek d.d. 6 november 2007 tussen de heer [A] en de heer [I]. Deze aantekeningen bevat onder meer een cijfermatig overzicht van de bouwkosten en huuropbrengsten van een nieuw te bouwen bedrijfshal. Voorts acht de rechtbank de ter zitting overgelegde verklaring van de heer [I] – in tegenstelling tot hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard – niet in strijd met de verklaring van de heer [A] omtrent de vorming van een herinvesteringsreserve zoals opgenomen in zijn brief d.d. 6 april 2010 gericht aan de heer [gemachtigde].

Eiseres heeft derhalve terecht en op juiste gronden een herinvesteringsreserve gevormd.

Heffingsrente

Nu eiseres geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking heffingsrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte heffingrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.

Slotoverweging

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.074.589;

- bepaalt dat verweerder de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig vermindert;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 874;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, voorzitter, mr. M.C.G.J. van Well en mr. G.H.W. Bodt, rechters, in tegenwoordigheid van mr . drs. J.A. Vriezen, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op: 3 januari 2012

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature