Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. In de door de rechtbank als besluit aangemerkte brief heeft de SG in het kader van de WOR en na advisering door de DOR zijn beleid ten aanzien van een centralere plaatsing meegedeeld aan de DOR. Een dergelijke beleidsbrief van de SG, die nog concretisering behoeft in nadere besluiten, is naar het oordeel van de Raad geen besluit van een bestuursorgaan. Evenmin kan zo’n brief door publicatie op het intranet een besluitkarakter krijgen. De aangevallen uitspraak komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking. Plaatsingsbesluiten. De besluiten, waarbij opnieuw op de bezwaren van appellanten is beslist, zijn genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak en komen niet geheel aan de bezwaren tegemoet. Reeds daarom ziet de Raad aanleiding om deze besluiten mede te beoordelen in het kader van het onderhavige geding. Geen reden om een deel van de nieuwe besluiten buiten de beoordeling te houden. De minister is bevoegd beleid te maken en plaatsingsbesluiten te nemen. De inhoudelijke gronden kunnen, gelet op de bestaande beleidsvrijheid van de minister en het organisatiebelang dat naar voren is gebracht, niet leiden tot aantasting van de nieuwe besluiten op bezwaar.

Uitspraak



10/3649 AW, 10/3650 AW, 10/3651 AW, 10/3652 AW, 10/3653 AW, 10/3659 AW, 11/1262 AW, 11/1263 AW, 11/1264 AW, 11/1265 AW, 11/1267 AW, 11/1268 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op de hoger beroepen van:

1. [Appellant 1], wonende te [woonplaats],

2. [Appellant 2], wonende te [woonplaats],

3. [Appellant 3], wonende te [woonplaats],

4. [Appellant 4], wonende te [woonplaats],

5. [Appellant 5], wonende te [woonplaats] en

6. [Appellant 6], wonende te [woonplaats],

(hierna: appellanten),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 mei 2010, 09/6166, 09/6046, 09/6047, 09/6048, 09/6053, 09/6055, (hierna: aangevallen uitspraak),

in de gedingen tussen:

appellanten

en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: minister),

Datum uitspraak: 15 december 2011

I. PROCESVERLOOP

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Appellanten hebben nadere gronden ingediend tegen de besluiten die de minister op 17 februari 2011 ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft genomen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2011. Appellanten 1, 2, 4 en 6 zijn verschenen en appellanten 3 en 5 hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door de aanwezige appellanten. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.C.M. van Vliet, advocaat te ’s-Gravenhage, mr. A.W.G.M. van Engelen, werkzaam bij het Expertisecentrum arbeidsjuridisch, en H.J.I.M. de Rooij, plaatsvervangend Secretaris-Generaal bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: ministerie).

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een uitgebreidere weergave van de in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

1.1. Appellanten zijn werkzaam bij het ministerie. Medio 2007 is bij het ministerie een begin gemaakt met een proces om te komen tot centralere plaatsing van medewerkers. Dit houdt in het plaatsen van medewerkers op een hoger hiërarchisch niveau dan het niveau van de directies of afdelingen waarbij zij op dat moment waren geplaatst. Dit heeft ertoe geleid dat de Secretaris-Generaal (hierna: SG) in het voorjaar van 2008 op grond van artikel 25, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR) aan de decentrale ondernemingsraad (hierna: DOR) heeft gevraagd om advies uit te brengen over zijn voornemen om alle medewerkers met ingang van 1 januari 2009 te plaatsen op het hoogste niveau van de kolom waarbinnen zij werkzaam zijn. Nadat de DOR advies had gegeven, heeft de SG bij brief van 30 juli 2008 aan de DOR bericht dat hij heeft besloten om de medewerkers per 1 januari 2009 centraler te plaatsen in de organisatie. De uitvoering van zijn besluit heeft de SG op grond van artikel 25, zesde lid, van de WOR met een maand opgeschort. Op het intranet van ministerie is op 9 september 2008 een bericht geplaatst, waarin is meegedeeld dat het managementteam met instemming van de DOR heeft besloten medewerkers een centralere plaats in de organisatie te geven. Naast een korte toelichting is verwezen naar intranet pagina’s waar meer informatie over dat onderwerp is te vinden.

1.2. Bij besluiten van 21 januari 2009 heeft de minister appellanten 2 tot en met 6 met ingang van 1 januari 2009 als volgt geplaats: appellanten 2, 3, 5 en 6 als coördinerend juridisch bestuurlijk medewerker in de SG kolom en appellant 4 als senior juridisch bestuurlijk medewerker in de SG kolom; bij besluit van 12 februari 2009 is appellant 1 met ingang van 1 januari 2009 als beleidsmedewerker geplaatst bij het Directoraat- General Werk (hierna: plaatsingsbesluiten). Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de plaatsingsbesluiten. Bij besluiten van 13 juli 2009 (appellanten 2 t/m 6) en 16 juli 2009 (appellant 1) (hierna: bestreden besluiten) zijn de bezwaren van appellanten niet- ontvankelijk verklaard. Aan die besluiten heeft de minister ten grondslag gelegd dat appellanten niet aangemerkt kunnen worden als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2. De rechtbank heeft de beroepen voor een deel ongegrond en voor een ander deel gegrond verklaard en de minister opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de bezwaren van appellanten niet alleen waren gericht tegen de plaatsingsbesluiten, maar ook tegen het definitieve besluit van 30 juli 2008 tot centralere plaatsing van medewerkers op het hoogste niveau binnen de kolom waarin zij werkzaam zijn, welk besluit op 9 september 2008 via het intranet van het ministerie bekend is gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat die bezwaren niet-ontvankelijk zijn wegens termijnoverschrijding, zodat de beroepen in zoverre ongegrond zijn. Voor zover de bezwaren waren gericht tegen de feitelijke plaatsingsbesluiten, heeft de rechtbank overwogen dat appellanten, anders dan de minister meent, wel belang hebben bij die besluiten, omdat hun functies anders dan voorheen in de organisatie worden gepositioneerd en het hiërarchisch gezag over hen anders dan voorheen wordt uitgeoefend. In zoverre zijn de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank.

3. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft de minister bij besluiten van 17 februari 2011 de bezwaren tegen het centrale plaatsingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en de bezwaren tegen de individuele plaatsingsbesluiten ongegrond. Daarbij heeft de minister nog overwogen dat het centrale plaatsingsbesluit niet zodanig onrechtmatig is dat het niet als grondslag mocht dienen voor de individuele plaatsingsbesluiten.

4. Appellanten hebben zich in hoger beroep in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de rechtbank de brief van de SG van 30 juli 2008, gepubliceerd op intranet op 9 september 2008, ten onrechte heeft aangemerkt als een appellabel besluit, waartegen hun bezwaren mede zouden zijn gericht geweest.

5. Hierover overweegt de Raad het volgende.

5.1. In de door de rechtbank als besluit aangemerkte brief van 30 juli 2008 heeft de SG in het kader van de WOR en na advisering door de DOR zijn beleid ten aanzien van een centralere plaatsing meegedeeld aan de DOR. Een dergelijke beleidsbrief van de SG, die nog concretisering behoeft in nadere besluiten, is naar het oordeel van de Raad geen besluit van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb . Evenmin kan zo ’n brief door publicatie op het intranet een besluitkarakter krijgen. Het is dan ook niet mogelijk om tegen die brief bezwaar te maken. De Raad volgt de rechtbank dan ook niet in haar oordeel dat de bezwaren van appellanten in zoverre niet-ontvankelijk waren wegens termijnoverschrijding.

5.2. De hoger beroepen van appellanten slagen dus en de aangevallen uitspraak komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.

6. De besluiten op bezwaar van 17 februari 2011.

6.1. Appellanten hebben aangevoerd dat hun hoger beroepen niet mede kunnen worden opgevat als beroepen tegen de besluiten van 17 februari 2011. Zij wensen daarover eerst een oordeel van de rechtbank te verkrijgen.

6.2. Dat standpunt volgt de Raad niet. De besluiten van 17 februari 2011, waarbij opnieuw op de bezwaren van appellanten is beslist, zijn genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak en komen niet geheel aan de bezwaren tegemoet. Reeds daarom ziet de Raad aanleiding om deze besluiten mede te beoordelen in het kader van het onderhavige geding. Het feit dat appellanten geen hoger beroepen hebben ingesteld tegen het oordeel van de rechtbank over de individuele plaatsingsbesluiten is voor de Raad, gezien de samenhang van beide kwesties en uit een oogpunt van finale geschillenbeslechting geen reden om dat deel van de nieuwe besluiten buiten de beoordeling te houden.

6.3. Gelet op hetgeen de Raad heeft overwogen in 5.1 is de grondslag komen te ontvallen aan de besluiten van 17 februari 2011 voor zover zij zien op het centrale plaatsingsbesluit. In zoverre worden deze besluiten vernietigd. Voor zover deze besluiten zien op de individuele plaatsingen van appellanten overweegt de Raad het volgende.

6.4.1. Appellanten hebben zich op het standpunt gesteld dat de bevoegdheid van de minister om medewerkers op een ander niveau in de organisatie te plaatsen ontbreekt en dat de beleidsvrijheid die de minister heeft niet zover strekt dat hij medewerkers die bij specifieke directies zijn geplaatst in de toekomst zonder formele overplaatsingsbesluiten als bedoeld in artikel 57 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) kan overplaatsen.

6.4.2. De Raad is van oordeel dat de minister zijn bevoegdheid tot het inrichten van de ambtelijke organisatie van zijn ministerie, daaronder mede te verstaan de in geding zijnde centralere plaatsing van ambtenaren, ontleent aan artikel 44, eerste lid, van de Grondwet en artikel 2, eerste lid, van het Co ördinatiebesluit organisatie en formatie rijksdienst 2007, zoals dat gold ten tijde in geding. Dat de minister niet bevoegd is beleid te maken en plaatsingsbesluiten te nemen onderschrijft de Raad dus niet.

6.5. De inhoudelijke gronden die appellanten hebben aangevoerd tegen de individuele plaatsingsbesluiten zien alle op onzekere, en mogelijk nadelige, situaties die zich in de toekomst zouden kunnen voordoen als gevolg van de in geding zijnde besluiten. Tegen de plaatsingen als zodanig hebben zij geen bezwaren omdat die geen wijzigingen hebben gebracht in hun werkzaamheden en werkplek. Die gronden kunnen naar het oordeel van de Raad, gelet op de bestaande beleidsvrijheid van de minister en het organisatiebelang dat naar voren is gebracht, niet leiden tot aantasting van de besluiten van 17 februari 2011 voor zover die zien op de indiviuele plaatsingsbesluiten. De beroepen daartegen worden ongegrond verklaard.

7. Tot slot overweegt de Raad dat van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten niet is gebleken.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;

Vernietigt de besluiten van 17 februari 2011 voor zover daarbij de bezwaren tegen het centrale plaatsingsbesluit niet-ontvankelijk zijn verklaard;

Verklaart de beroepen tegen de besluiten van 17 februari 2011 voor zover die zien op de individuele plaatsingen ongegrond;

Bepaalt dat de minister aan appellanten het door hen in hoger beroep betaalde griffierecht van € 224,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en K.J. Kraan als leden, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2011.

(get.) J.G. Treffers.

K. Moaddine.

De griffier is buiten staat te tekenen.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature