Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Geen verhoging WAO-uitkering. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat in de systematiek van de WAO besloten ligt en in die systematiek ook past dat voor toepassing van artikel 22 doorgaans een aanvraag is vereist. Voor het Uwv bestond er geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel, omdat het Uwv uit de door appellant verstrekte informatie niet had kunnen en behoren af te leiden dat deze een beroep deed op artikel 22 van de WAO .

Uitspraak



10/6086 WAO

10/6087 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 30 september 2010, 09/1612 en 09/1613 (aangevallen uitspraak),

in het geding tussen

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Datum uitspraak: 7 december 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.B.G. Bergenhenegouwen hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaken met nummers 11/655 WAO en 11/656 WAO, plaatsgevonden op 2 november 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bergenhenegouwen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong. Na de sluiting van het onderzoek zijn de zaken weer gesplitst. In de zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft met ingang van 22 oktober 2002 een uitkering op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd en, nadat deze was geweigerd, een melding gedaan van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 26 juni 2004, respectievelijk 14 september 2004. Die meldingen hebben evenmin geleid tot toekenning van een WAO-uitkering. Appellant heeft tegen de betreffende besluiten bezwaar gemaakt en (hoger) beroepsprocedures gevoerd.

1.2. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 29 oktober 2008, LJN BG2819, heeft het Uwv bij drie afzonderlijke besluiten van 10 juli 2009 opnieuw beslist op de bezwaren van appellant. Bij het eerste besluit op bezwaar van 10 juli 2009 heeft het Uwv appellant alsnog met ingang van 22 oktober 2002 een uitkering op grond van de WAO toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij het tweede en derde besluit op bezwaar van 10 juli 2009 (bestreden besluiten) heeft het Uwv de arbeidsongeschiktheidsklasse van appellant per 26 juni 2004 en 14 september 2004 gehandhaafd op 80 tot 100%. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het tweede en het derde besluit. Daarbij heeft hij aangevoerd dat het Uwv zijn claims van toegenomen arbeidsongeschiktheid had moeten opvatten als verzoeken om verhoging van zijn uitkering op grond van artikel 22 van de WAO .

2. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de bestreden besluiten bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De stelling van appellant dat het Uwv toepassing had moeten geven aan artikel 22 van de WAO heeft de rechtbank onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad verworpen op de grond dat appellant geen aanvraag om toepassing van dat artikel heeft gedaan en dat er geen reden was waarom het Uwv had moeten afwijken van de hoofdregel dat voor toepassing van artikel 22 van de WAO doorgaans een aanvraag vereist is.

3.1. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerder bij de rechtbank ingenomen standpunt herhaald.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Op grond van artikel 22 van de WAO, voor zover van belang, wordt een arbeidsongeschiktheiduitkering berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80 % of meer, indien de betrokkene in een althans voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid, welke geregeld oppassing en verzorging nodig maakt, verkeert, voor de duur van die hulpbehoevendheid tot ten hoogste 100/108-maal zijn dagloon of zijn vervolgdagloon verhoogd.

4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat in de systematiek van de WAO besloten ligt en in die systematiek ook past dat voor toepassing van artikel 22 doorgaans een aanvraag is vereist. Niet betwist is dat appellant geen aanvraag heeft gedaan. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat er voor het Uwv geen aanleiding was om af te wijken van de hoofdregel, omdat het Uwv uit de door appellant verstrekte informatie niet had kunnen en behoren af te leiden dat deze een beroep deed op artikel 22 van de WAO .

4.3. De rechtbank heeft de bestreden besluiten dan ook terecht in stand gelaten. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende;

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2011.

(get.) G.A.J. van den Hurk.

(get.) N.S.A. El Hana.

KR


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature