Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Discriminatie. Veroordeling tot een werkstraf wegens belediging, door uitlatingen in een op internet geplaatst artikel, van een groep, te weten joden, wegens ras en /of godsdienst.

Vrijspraak voor belediging ten aanzien van uitlatingen in een ander artikel op de zelfde site. Tevens vrijspraak voor aanzetten tot haat door diezelfde uitlatingen.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummers: 13/674030-10 en 23/001707-07 (TUL) (Promis)

Datum uitspraak: 8 december 2011

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1965],

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres

[adres] [woonplaats].

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2011.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

1.

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 juli 2009 tot en met 15 oktober 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) zich in het openbaar, schriftelijk, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, (te weten Joden) wegens hun ras en/of godsdienst, door één of meer uitlating(en) op zijn website (te weten www.hetzuur.nl) te plaatsen, te weten: (in het artikel "Driewerf de schijt in" van 13 juli 2009) "waarom alle Joden niet gewoon vergast zijn in '40-'45 toen het nog kon" en/of "Het maakt dat de behoefte ontstaat de holocaust dunnetjes overgedaan te willen zien hebben" en/of "Misschien moeten Joden maar weer eens een ster opgespeld krijgen om eraan herinnerd te worden hoe vervelend het is uitgestoten te zijn" en/of (in het artikel "Joepie: "Judenraus" mag weer!" van 22 juli 2009): "Net als de nieuwe medelanders die wij niet zo graag mogen, hebben de joden het er allicht zelf naar gemaakt: doordat er te veel zijn binnen hun herkomstgroep die ons het leven vergallen, ons eigenlijk haten en telkens uitdagen, er helemaal niet bij willen horen met hun jodenstreken, altijd de beste baantjes, het meeste geld , werken bij banken, maken onze belastingcenten op, iedereen de wil oplegend, onzuivere elementen zijn het die joden, de jood is en blijft een typische profiteur, die ten koste van anderen leeft, die zich steeds meer over een groter terrein uitbreidt, waar maar een goede voedingsbodem te vinden is; maar waar hij verschijnt sterft na kortere of langere tijd het volk, dat hem herbergt" en/of woorden van soortgelijke aard en/of strekking;

(Artikel 137C van het Wetboek van Strafrecht )

2.

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 juli 2009 tot en met 15 oktober 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) in het openbaar, schriftelijk, heeft aangezet tot haat tegen mensen, (te weten Joden) wegens ras en/of godsdienst, door één of meer uitlating(en) op zijn website (te weten www.hetzuur.nl) te plaatsen, te weten: (in het artikel: "Joepie: "Judenraus" mag weer!" van 22 juli 2009) "Net als de nieuwe medelanders die wij niet zo graag mogen, hebben de Joden het er allicht zelf naar gemaakt: doordat er te veel zijn binnen hun herkomstgroep die ons het leven vergallen, ons eigenlijk haten en telkens uitdagen, er helemaal niet bij willlen horen met hun jodenstreken, altijd de beste baantjes, het meeste geld, werken bij banken, maken onze belastingcenten op, iedereen de wil opleggend, onzuivere elementen zijn het die Joden, de Jood is en blijft een typische profiteur, die ten koste van anderen leeft, die zich steeds meer over een groter terrein uitbreidt, waar maar een goede voedingsbodem te vinden is; maar waar hij verschijnt sterft na kortere of langere tijd het volk, dat hem herbergt" of woorden van soortgelijke aard en/of strekking;

(Artikel 137D van het Wetboek van Strafrecht )

3. Voorvragen

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging

3.1 Verdachte stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat het openbaar ministerie hem vervolgt om oneigenlijke (politieke) redenen en om deze reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verdachte, in lijn met hetgeen door hem reeds was betoogd in het kader van een bezwaarschrift tegen de dagvaarding, onder meer het volgende aangevoerd.

Verdachte zoekt op zijn sites het debat om het publiek bekend te maken met aan terrorisme gerelateerde misdrijven van Nederlandse politici. Het openbaar ministerie laat na om deze misdrijven te vervolgen en neemt daarmee feitelijk deel aan internationale misdrijven. Ten slotte, aldus verdachte, is justitie in shock, ten gevolge waarvan niet wordt opgetreden tegen discriminatie en aanzetten tot haatzaaien tegen nieuwe medelanders, terwijl wel wordt opgetreden tegen de boodschapper van het slechte nieuws over de schuld van de zionisten.

Aldus behartigt het openbaar ministerie de "heilige zaak van de zionisten".

Het oordeel van de rechtbank

3.2 De rechtbank stelt voorop dat het opportuniteitsbeginsel met zich brengt dat het openbaar ministerie het exclusieve vervolgingsrecht heeft. De rechtbank dient bij de rechterlijke toetsing rekening te houden met de uit dit beginsel voorvloeiende beleidsvrijheid van het openbaar ministerie.

Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om te oordelen dat de vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie in strijd is met de beginselen van een goede procesorde of enig ander rechtsbeginsel. Verdachte heeft geen enkel aanknopingspunt geleverd voor de juistheid van zijn veronderstelling dat de huidige vervolging op aangifte verband houdt met een door verdachte verzochte vervolging wegens 'politieke' misdrijven. Die strijd dateert ook niet van de laatste jaren. Uit een arrest van de Hoge Raad, gepubliceerd onder LJN-nummer AU9736, is kenbaar dat verdachte op dat terrein reeds in 2004 actief was.

Ook het enkele feit dat het openbaar ministerie in een andere strafzaak - gericht tegen

[politicus 1], in welke zaak verdachte optrad als benadeelde partij - in eerste instantie niet wenste te vervolgen en vervolgens vrijspraak heeft gevorderd is onvoldoende om de conclusie te wettigen dat het openbaar ministerie met twee maten meet, zoals door verdachte is betoogd. Op grond van het bovenstaande is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

3.3 Voorts is de dagvaarding is geldig, is deze rechtbank bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4. Waardering van het bewijs

Gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 1 (belediging van een groep mensen)

De ter terechtzitting niet ter discussie staande feiten

4.1 De volgende feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.i

Verdachte woont en werkt in Amsterdam en is beheerder van de voor een ieder toegankelijke website www.hetzuur.nlii en heeft het artikel "Driewerf de schijt in" op 13 juli 2009 op voormelde site geplaatstiii. In dit artikel is het volgende te lezen:

De redactie van deze kudt site heeft er de schijt in, de schijt in, de schijt in. De weblog van [politicus 2] lezend vraagt het zich af waarom alle joden niet gewoon vergast zijn in '40-'45 toen het nog kon. Er is geen smeriger fascisme dan zionisme. Joden hebben geen recht op een eigen staat. Eigen ghetto. Ze hebben al helemaal het recht niet die misdaden te plegen die van de website van [politicus 2] afspatten. Het maakt dat de behoefte ontstaat de Holocaust dunnetjes overgedaan te willen zien hebben. Is het om wraak te nemen op de gaskamers dat joden zich als hufters gedragen? Welke jood kan met droge ogen de annexatie van Palestina faciliteren of het gedwongen vertrek van oorspronkelijke bewoners? Zoals Palestijnen uit hun habitat verdreven worden, zo zijn joden ook vergast geweest op deportatie. Misschien moeten joden maar weer eens een ster opgespeld krijgen om er aan herinnerd te worden hoe vervelend het is om uitgestoten te zijn.iv

[aangever] heeft naar aanleiding van de teksten op de site www.hetzuur.nl namens het Meldpunt Discriminatie Internet op 29 juli 2009 aangifte gedaan ter zake discriminatiev. Het artikel "Driewerf de schijt in" stond op 15 oktober 2009 nog op de sitevi en was blijkens een constatering van de politie in ieder geval op 9 januari 2010 van de site gehaald.

Verdachte heeft op 22 juli 2009 - blijkens bijlage 4 van de in noot 4 genoemde aangifte en de verklaring van verdachte ter zitting - het artikel "Joepie: 'Judenraus' mag weer" op zijn site www.hetzuur.nl geplaatst. In dit artikel is het volgende te lezen;

Heerlijk: het kan en mag weer gewoon gezegd worden: 'alle joden het land uit'! [columnist] laat via zijn column in De Telegraaf weten dat de overheid ons niet kan dwingen nieuwe medelanders van meet af sympathiek te vinden. In de reacties blijkt hoe iedereen het met hem eens is. (..) Heerlijk openhartig allemaal. Het commentaar van [columnist] geldt natuurlijk niet alleen voor 'nieuwe' medelanders. Volgens dezelfde column discrimineert Nederland niet dus wat voor nieuwe medelanders geldt, geldt ook voor joden. Lekkere ouderwetse Telegraaf-NSB-mentaliteit. Hebben we lang niet meer gehad in Nederland. Even een citaat:

Wie wij pruimen dat maken wij zelf wel uit.

Inderdaad. Joden pruimen wij niet. En kleurlingen. Kleurlingen pruimen wij ook niet. Moeten in ieder geval niks van joden hebben. Nederland was niet voor niks het land met verhoudingsgewijs de meest gedeporteerde joden. Die joden zijn zo slecht geïntegreerd met hun jodenscholen en hun jodenkerken en hun jodengedoe. Gekke hoeden hebben ze op en de vrouwen moeten pruiken dragen. Ze geloven ook niet in christus en hebben hem zelfs vermoord. Dat 'joods' in onze 'joods-christelijke-cultuur', is opgedrongen. Net als de nieuwe medelanders die wij niet zo graag mogen, hebben de joden het er allicht zelf naar gemaakt: doordat er te veel zijn binnen hun herkomstgroep die ons het leven vergallen, ons eigenlijk haten en telkens uitdagen, er helemaal niet bij willen horen met hun jodenstreken, altijd de beste baantjes, het meeste geld, werken bij banken, maken onze belastingcenten op, iedereen de wil oplegend, onzuivere elementen zijn het die joden, de jood is en blijft een typische profiteur, die ten koste van anderen leeft, die zich steeds meer over een groter terrein uitbreidt, waar maar een goede voedingsbodem te vinden is; maar waar hij verschijnt sterft na kortere of langere tijd het volk, dat hem herbergt. Sarrekoppen zijn het, van wie je je afvraagt wat zij in hemelsnaam in ons land zoeken.

Of zou [columnist] zijn column cynisch bedoeld hebben? Geloof er niks van.

Het standpunt van de officier van justitie

4.2 De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 in zijn geheel bewezen kan worden en dat verdachte zich met de ten laste gelegde uitlatingen, zoals opgenomen in voormelde artikelen en door hem geplaatst op zijn website, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over joden. De uitingen van verdachte hebben, zeker in verband met elkaar, naar objectieve maatstaven op zichzelf beoordeeld een zeer beledigend karakter. De zinnen die in de telastelegging zijn opgenomen als citaat van het tweede artikel, komen rechtstreeks uit Mein Kampf. De context ontneemt in het geheel niet het beledigende karakter aan de uitlatingen en zijn zeker niet te begrijpen als een deelname aan het maatschappelijk debat. Immers, daargelaten de waardering van de inhoud is er geen sprake van een dergelijk actueel debat. Ten overvloede stelt de officier dat de uitlatingen onnodig grievend zijn.

Verdachte heeft door gebruik te maken van internet willens en wetens de kans aanvaard dat zijn uitlatingen een groot publiek zouden bereiken. Verdachte had derhalve op zijn minst genomen het voorwaardelijke opzet op de openbaarheid.

Het standpunt van de verdediging

4.3 Verdachte heeft allereerst naar voren gebracht dat joden geen 'ras' vormen Het is zelfs racistisch om joden als een ras te zien; voor joden, anders dan zionisten, is ras net zo iets onwezenlijks als nationaliteit.

Daarnaast stelt verdachte zich op het standpunt dat de ten laste gelegde uitingen gelet op de context van de site en van de artikelen niet beledigend zijn en dat het ten laste gelegde opzet ontbreekt. Verdachte wil met de site www.hetzuur.nl politieke corruptie en corruptie gepleegd door het zionisme aankaarten. Hij bestrijdt de zionisten maar is niet tegen joden. Dit laatste blijkt onder meer uit de verwijzing naar de site www.jewsagainstzionism.com en daarnaast heeft verdachte dit standpunt tot uitdrukking gebracht in de op zijn site geplaatste disclaimer.

Een eventuele veroordeling zou in strijd zijn met zijn vrijheid van meningsuiting.

Het oordeel van de rechtbank

4.4 Met betrekking tot de onder feit 1 ten laste gelegde uitlatingen van verdachte die zijn opgenomen in het artikel "Driewerf de schijt in", overweegt de rechtbank als volgt.

4.5 De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich met de ten laste gelegde uitlatingen voor zover opgenomen in dit artikel beledigend heeft uitgelaten over joden.

De rechtbank stelt voorop dat de uitlatingen "waarom alle joden niet gewoon vergast zijn in 40-45 toen het nog kon" en "Het maakt dat de behoefte ontstaat de holocaust dunnetjes overgedaan te willen zien hebben" en "Misschien moeten joden maar weer eens een ster opgespeld krijgen om eraan herinnerd te worden hoe vervelend het is uitgestoten te zijn" uiterst kwetsend en beledigend zijn voor joden. Het is van algemene bekendheid welk lot miljoenen joden tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft getroffen. In rechtstreeks verband met de Holocaust de behoefte uiten tot het " dunnetjes overdoen" is daarom uitermate krenkend.

De context van het artikel ontneemt aan deze uitlatingen zeker niet het beledigend karakter. Het artikel is een reactie van verdachte op de inhoud van een artikel va n [politicus 2] op diens website, waarin deze de Palestijnse kwestie aan de orde stelt en kritiek uit op de politiek van Israël. Verdachte heeft betoogd dat de misdaden die door Israël en daarmee door de zionisten gepleegd worden, zo ernstig zijn dat de door hem geformuleerde uitlatingen noodzakelijk waren om het besef van die daar gepleegde misdaden te laten doordringen. Op deze wijze wenst hij mee te doen aan het maatschappelijk debat.

Naar het oordeel van de rechtbank is er geen verband tussen enerzijds de politiek van een staat en politieke idealen gericht op de vorming of instandhouding van die staat en anderzijds een grote groep mensen, verspreid over de wereld, die zich onderscheiden door hun ras en/of geloof, zodat reeds daardoor geen sprake is van het geval dat de belediging gerechtvaardigd wordt door de context.

Ook indien dit anders zou zijn kan dit verdachte niet baten, omdat de door verdachte gedane uitlatingen onnodig grievend zijn. Er is een wanverhouding tussen de ernst van de krenking en de door verdachte voorgestane functionaliteit van bestrijding van zionisme.

4.6 Met betrekking tot het opzet, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet gehoord voelde omtrent de door hem aangekaarte misstanden en dat het enige dat hem resteerde was 'met de vuist op tafel te slaan' door middel van ongenuanceerde, in de bewoordingen van verdachte "gemene", uitlatingen. Reeds op grond van deze verklaring, in samenhang met de aard van de uitlatingen, acht de rechtbank het door verdachte betwiste opzet bewezen. Het standpunt van verdachte, inhoudende dat hij met "joden" doelt op "zionisten" maakt dit niet anders, nu verdachte zich bewust moet zijn geweest van het feit dat hij zich met deze uitlatingen kwetsend uitliet tegenover alle joden.

4.7 Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in het artikel "Driewerf de schijt in" opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten joden, die zich onderscheiden vanwege hun 'ras' en/of 'godsdienst'.

Het woord 'ras' zoals opgenomen in het in 1971 ingevoerde artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht wordt door de rechtbank, op de voet van de Memorie van Toelichting, uitgelegd conform het Verdrag van New York van 7 maart 1966 inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. In het Verdrag wordt onder 'rassendiscriminatie' verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming (..). Deze ruime uitleg wordt ook bevestigd door de Hoge Raad in zijn uitspraak van 1 juli 1986 (LJN AB 7680), in overeenstemming met de voorafgaande conclusie van de A.G mr. Leijten.

4.8 Van een schending van de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), is naar het oordeel van de rechtbank ten slotte geen sprake.

4.9 Het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft met betrekking tot artikel 10 van het EVRM in haar jurisprudentie benadrukt dat de vrijheid van meningsuiting één van de essentiële fundamenten van de democratische rechtstaat vormt en tevens een voorwaarde is voor haar ontwikkeling als geheel en voor de ontwikkeling van de individuen binnen die rechtstaat. Informatie of ideeën die 'kwetsen, choqueren of verontrusten' worden ook door artikel 10 van het EVRM beschermd, maar het artikel bevat g één absoluut recht op vrijheid van meningsuiting. De bescherming van artikel 10 EVRM ziet niet alleen op de inhoud van de uitlatingen, maar ook op de wijze waarop zij worden geuit.

4.10 Het recht in vrijheid een mening te uiten kan als gevolg van het tweede lid van artikel 10 van het EVRM worden onderworpen aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen. De rechtbank is van oordeel dat het verdachte verboden mag worden de ten laste gelegde uitlatingen in het artikel "Driewerf de schijt in", voor zover zij gelet op hun grove karakter op grond van artikel 17 van het EVRM niet zijn uitgezonderd van de bescherming van artikel 10 van het EVRM , op internet te plaatsen in het belang van de bescherming van de rechten van anderen en met het oog op het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten. Het is niet zonder reden dat het wetsartikel inzake groepsbelediging in het Wetboek van Strafrecht als een 'misdrijf tegen de openbare orde' is gekwalificeerd.

4.11 De eerdergenoemde term 'noodzakelijk' houdt in dat er een dringende maatschappelijke oorzaak ('pressing social need') moet zijn voor een zodanige beperking. Anders gezegd: het gaat om de afweging van enerzijds de vrijheid van meningsuiting zelf en anderzijds de dringende maatschappelijke oorzaak die een inbreuk op die vrijheid kan rechtvaardigen. De rechter moet daarbij de zaak als geheel beoordelen en acht slaan op de inhoud van de bestreden bewoordingen en de context waarin deze werden gebruikt. Het EHRM stelt in zijn rechtspraak daarbij als eis dat de beperking van de vrije meningsuiting in een evenredige verhouding moet staan tot het doel dat ermee wordt beoogd (het proportionaliteitsbeginsel) en dat de voor de beperkingen aangevoerde redenen "relevant and sufficient" moeten zijn.

Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze vereisten voldaan. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte geen politicus, kunstenaar of journalist is en dat hij zijn onnodig choquerende uitlatingen op een voor iedereen toegankelijke site heeft geplaatst.

Vrijspraak tweede deel van feit 1 (belediging van een groep mensen)

4.12 Met betrekking tot de onder feit 1 ten laste gelegde uitlatingen van verdachte in het artikel "Joepie: 'Judenraus' mag weer!" overweegt de rechtbank als volgt.

4.13 De rechtbank stelt voorop dat dit artikel een reactie is op een artikel va n [columnist], te vinden op internet op www.Telegraaf.nl en geplaatst op 22 juli 2009 op de site van dit dagblad. In dit artikel wordt geschreven:

Alle pogingen van het Binnenhof en het Spui om ons op straffe van hoge boetes te verplichten vreemdelingen bij aankomst meteen maar gezellig te vinden en hen direct in dienst te nemen, zijn bij voorbaat tot mislukken gedoemd (..). Wie wij pruimen dat maken wij zelf wel uit. (..) zo hebben de nieuwe medelanders, die wij niet zo graag mogen, het daar allicht ook zelf naar gemaakt: doordat er te veel zijn binnen hun herkomstgroep die ons het leven vergallen, ons eigenlijk haten en telkens uitdagen, er helemaal niet bij willen horen met hun andere paspoort. (...) Noord-Afrikaanse sarrekoppen van wie je je afvraagt wat zij in hemelsnaam in ons land zoeken.

Verdachte heeft als reactie een artikel geschreve n "Joepie: 'Judenraus' mag weer", in welk artikel de in de tenlastelegging opgenomen uitlatingen 'net als die nieuwe medelanders die wij niet zo graag mogen hebben de joden het er misschien zelf naar gemaakt' zijn opgenomen.

4.14 De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gedane uitlatingen in dit artikel weliswaar op zichzelf beschouwd beledigend zijn voor joden maar dat de context van het artikel het beledigend karakter aan de uitlatingen ontneemt. Het is immers evident de strekking van het artikel aan te geven dat sprake is van discriminatie van nieuwe medelanders op zodanige wijze dat dit vergeleken kan worden met de discriminatie van joden tijdens het Derde Rijk. Dat dit de bedoeling is, blijkt uit de verwijzing naar de NSB-mentaliteit en uit de in het artikel geformuleerde verwijten naar joden die overduidelijk ge ënt zijn op de racistische propaganda voorafgaand aan en tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De rechtbank deelt niet het standpunt van de officier van justitie, inhoudende dat de context van een actueel maatschappelijk debat ontbreekt. Immers, verdachte verwijst naar een debat dat in 2009 en ook thans nog actueel is. Zowel in de politiek als elders in de samenleving was en is sprake van kwetsende uitlatingen, gericht tegen niet-westerse allochtonen in het algemeen en moslims in het bijzonder. De rechtbank verwijst in dit verband naar het vonnis van deze rechtbank en kamer van 23 juni 2011 (LJN: BQ9001), gewezen in de strafzaak tegen de leider van een politieke partij, vertegenwoordigd in het parlement.

Verdachte mengt zich in dat debat door - op grove en provocerende wijze - een vergelijking te maken met de wijze waarop in het verleden een andere bevolkingsgroep werd bejegend.

Juist wegens de verwijzing naar de NSB en het gebruik van overduidelijk gedateerde teksten in een vergelijking is er naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake van dat de tekst dermate onnodig grievend is, dat deze toch - ondanks de context - beledigend is.

4.15 De rechtbank zal verdachte vrijspreken van belediging ten aanzien van de ten laste gelegde uitlatingen van verdachte, gedaan in dit artikel.

Vrijspraak feit 2 (aanzetten tot haat)

Het standpunt van de officier van justitie

4.16 De officier van justitie meent dat het feit zoals ten laste gelegd onder 2 bewezen kan worden en dat verdachte met zijn uitlatingen in het artikel "Joepie: 'Judenraus' mag weer!", heeft aangezet tot haat tegen joden. Verdachte heeft in de tekst twee groepen middels een conflictueuze tweedeling tegenover elkaar gezet, te weten joden en de rest van de maatschappij. Dat een dergelijke geschetste kloof zeer wel kan of zal leiden tot ernstige en vaak gewelddadige conflicten is nagenoeg onvermijdelijk, omdat het gastvolk dat de joden herbergt één en ander niet zonder strijd zal laten gebeuren. Verdachte bedient zich in het artikel bovendien van krachtversterkende elementen. Verdachte moet zich van het tot haat aanzettende karakter van de gebruikte uitdrukkingen noodzakelijkerwijs bewust zijn geweest.

Het standpunt van de verdediging

4.17 Verdachte stelt zich op het standpunt dat de teksten in het artikel " Joepie: 'Juden raus' mag weer!" geen haataanzettend karakter hebben en dat hij daarmee dan ook niet heeft aangezet tot haat tegen joden. Verdachte meent dat dit uit de context van de woorden blijkt. De tekst van het artikel is een vrijwel exacte kopie van een tekst die oorspronkelijk van de Telegraaf komt en waar de verwijzing naar joden door verdachte is toegevoegd om te laten zien wat een zijns inziens belachelijke teksten de Telegraaf publiceert. De tekst is alleen bedoeld om de Telegraaf te spiegelen en er op een cynische en/of humoristische wijze op te wijzen dat de Telegraaf niets geleerd heeft van het verleden.

Het oordeel van de rechtbank

4.18 De rechtbank stelt voorop dat een puur grammaticale interpretatie van de geïsoleerd ten laste gelegde uitingen van verdachte het mogelijk maakt om te concluderen tot een intrinsiek conflictueuze tweedeling tussen joden en andere inwoners van Nederland, door joden verantwoordelijk te houden voor alle maatschappelijke problemen in Nederland.

Naar de strekking daarvan wordt met de ten laste gelegde uitlatingen naar het oordeel van de rechtbank echter niet aangezet tot haat. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

4.19 Voor bewezenverklaring van het aanzetten tot haat moet er een zekere vorm van kwaadaardigheid aanwezig zijn om een inperking van de vrijheid van meningsuiting te rechtvaardigen. Er moet sprake zijn van opruiing, ophitsing en/of opstoken van de potentiële lezers van de tekst en in de tekst moeten voldoende krachtige termen aanwezig zijn om haat op te wekken. Haat laat geen ruimte voor nuancering, relativering of respectering.

4.20 De rechtbank wijst erop dat bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van dit opruiende karakter de aard van de uitlatingen, de eventuele onderlinge samenhang en de context waarin de uitlatingen zijn gedaan dienen te worden bezien. De samenhang van bepaalde woorden kan immers bepalend zijn voor de vraag welke betekenis aan bepaalde woorden moet worden gegeven (zie onder meer de eerder genoemde uitspraak van deze rechtbank van 23 juni 2011; LJN BQ9001).

4.21 Zoals hierboven reeds overwogen is het door verdachte geschreven artikel een reactie op een column in de Telegraaf van [columnist]. De lezer van het artikel van verdachte kan door te klikken op 'de Telegraaf' in het artikel de column inzien. In deze column bepleit [columnist] kort gezegd dat wij Nederlanders zelf uitmaken welke nieuwe 'medelanders' wij wel of niet pruimen, hetgeen door verdachte wordt gekwalificeerd als een NSB-mentaliteit. Verdachte past in zijn artikel "Joepie: 'Juden raus' mag weer!" de door de columnist voorgestane vrijheid toe op joden en omschrijft joden als groep op een wijze die onmiddellijk associaties oproept met de Tweede Wereldoorlog. Hoewel deze woorden uit het verleden, mede door de associaties die de bewoordingen kunnen opwekken, als grof en kwetsend kunnen worden bestempeld, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank het opruiend karakter, nu voor de lezer duidelijk zal zijn dat het hier gaat om een sarcastisch artikel in provocerende toonzetting en niet om gemeende beschuldigingen. Nu dit uit het artikel zelf blijkt - nog daargelaten de door verdachte bepleite context van zijn site als zodanig - ontbreekt het gevaar dat anderen door dit artikel mensen gaan achterstellen in het maatschappelijke leven. Hierdoor alleen al is er geen sprake van aanzetten tot haat. In feite is veeleer sprake van een aansporing tot niet discrimineren van niet westerse allochtonen.

Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve geen sprake van opzet gericht op het aanzetten tot haat en verdachte zal daarom van feit 2 worden vrijgesproken.

5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in de periode van 13 juli 2009 tot en met 15 oktober 2009 te Amsterdam zich in het openbaar, schriftelijk, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten joden wegens hun ras en/of godsdienst, door uitlatingen op zijn website, te weten www.hetzuur.nl, te plaatsen, te weten in het artikel "Driewerf de schijt in" van 13 juli 2009: "waarom alle joden niet gewoon vergast zijn in '40-'45 toen het nog kon" en "Het maakt dat de behoefte ontstaat de holocaust dunnetjes overgedaan te willen zien hebben" en "Misschien moeten joden maar weer eens een ster opgespeld krijgen om eraan herinnerd te worden hoe vervelend het is uitgestoten te zijn."

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6. De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8. Motivering van de straf en maatregel

De eis van de officier van justitie

8.1 De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

De officier van justitie heeft tot slot gevorderd de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden te gelasten.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de straf

8.2 De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

8.3 Verdachte heeft zich beledigend uitgelaten over een groep mensen, te weten joden. Hij heeft zich, juist door het door hem gelegde verband met de Holocaust, uiterst kwetsend uitgelaten en deze groep daarmee beledigd. De rechtbank rekent dit de verdachte, die heeft verklaard zich niet tegen joden maar tegen zionisten te willen keren, ernstig aan.

8.4 De rechtbank heeft er in de strafmaat verder rekening mee gehouden dat het bewezen verklaarde feit eind 2009, inmiddels twee jaar geleden, heeft plaatsgevonden.

8.5 De rechtbank komt, reeds gelet op de omstandigheid dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, tot een andere strafoplegging dan geëist door de officier van justitie.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

8.6 Bij de stukken bevindt zich de op 18 november 2011 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/001707-07, betreffende het onherroepelijk geworden arrest van

29 oktober 2007 van de Gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 4 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De proeftijd is aangevangen op 15 december 2009 en liep tot 15 december 2011.

8.7 Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 22 november 2011 aan verdachte is uitgereikt.

8.8 Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.

De rechtbank ziet geen aanleiding de tenuitvoerlegging te gelasten van voormelde voorwaardelijke straf.

De proeftijd van het vonnis van het Gerechtshof te Amsterdam was in de pleegperiode van het in dit vonnis bewezen verklaarde feit, nog niet aangevangen. Artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid om ook in deze situatie de tenuitvoerlegging te gelasten. De rechtbank neemt echter in aanmerking dat de veroordeling van het Gerechtshof te Amsterdam dateert van meer dan vier jaar geleden. De veroordeling ziet op delicten, gepleegd in 2006 en derhalve meer dan vijf jaar geleden, terwijl het huidige delict dateert van meer dan twee jaar geleden. Daarbij komt dat de veroordeling ziet op feiten van andere aard dan thans bewezen verklaard.

De rechtbank acht het daarom niet opportuun om thans het verzoek tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 137c van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10. Beslissing

Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen.

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd arrest van 29 oktober 2007, namelijk 4 maanden gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door

mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,

mrs. L. Jansen en A.E. van Montfrans-Wolters, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. Hubel, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 december 2011.

i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

ii P. 32, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 december 2009.

iii Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 november 2011.

iv P.7, een geschrift zijnde bijlage 2 van de aangifte van het meldpunt discriminatie internet.

v P. 1, een geschrift zijnde een aangifte

vi P. 39, proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant], d.d. 16 oktober 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature