Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen een algemeen verbindend voorschrift, hetgeen op grond van de Awb niet mogelijk is. Het bezwaarschrift Is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien appellant bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van het algemeen bestuur was dit bestuur en niet het dagelijks bestuur bevoegd op het bezwaar te beslissen. Instandlating rechtsgevolgen.

Uitspraak



10/4771 WSW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 mei 2010, 09/1386 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling WSD (hierna: dagelijks bestuur),

Datum uitspraak: 1 december 2011

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2011. Appellant is verschenen en het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.S.E.H. de Leeuw, werkzaam bij het WSD.

II. OVERWEGINGEN

1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellant is werknemer bij het WSD en vakbondsbestuurder. Het algemeen bestuur van het WSD heeft bij besluit van 18 juni 2008 vastgesteld de Verordening Wsw-raad WSD (hierna: verordening). Het door appellant hiertegen op 9 maart 2009 gemaakte bezwaar heeft het dagelijks bestuur bij besluit van 17 april 2009 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat volgens artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bezwaar of beroep open staat tegen een besluit tot vaststelling van een algemeen verbindend voorschrift.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het hiertegen ingestelde beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de verordening moet worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift nu deze verordening, anders dan door appellant is betoogd, is vastgesteld door het daartoe bevoegde gezag. Daarbij is verwezen naar het bepaalde in artikel 19 van de Gemeenschappelijke regeling WSD.

3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat de verordening in strijd is met artikel 1 van de Grondwet en met Europees recht, omdat in de verordening is neergelegd dat onder belangenorganisaties, waarvan de vertegenwoordigers plaats kunnen nemen in de Wsw-raad, niet worden begrepen vakbonden en/of politieke partijen. Dat acht appellant in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Appellant heeft er voorts op gewezen dat de verordening niet is vastgesteld door een politiek orgaan, maar door een uitvoeringsinstantie.

4. Evenals de rechtbank kan de Raad niet toekomen aan een beoordeling van de inhoudelijke gronden van appellant. Met de rechtbank, en onder verwijzing naar de desbetreffende overwegingen in de aangevallen uitspraak, moet worden vastgesteld dat appellant bezwaar heeft gemaakt tegen een algemeen verbindend voorschrift, hetgeen op grond van de Awb niet mogelijk is. Daarom is dat bezwaarschrift van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard.

5. Aangezien appellant bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van het algemeen bestuur was dit bestuur en niet het dagelijks bestuur bevoegd op het bezwaar te beslissen. Het besluit van 17 april 2009 kan daarom toch niet in stand blijven, evenmin als de aangevallen uitspraak waarin dit bevoegdheidsgebrek niet is onderkend. De Raad ziet, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van dat vernietigde besluit in stand te laten, omdat het algemeen bestuur tot geen ander besluit kan komen dan tot

niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.

6. De Raad ziet gelet op het vorenstaande aanleiding het dagelijks bestuur te veroordelen tot vergoeding van door appellant gemaakte reiskosten in hoger beroep tot een bedrag van € 20,38.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep tegen het besluit van 17 februari 2009 gegrond en vernietigt dat besluit;

Bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;

Veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 20,38;

Bepaalt dat het dagelijks bestuur aan appellant het door hem in eerste aanleg en in hoger beroep betaalde griffierecht tot een bedrag van € 261,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2011.

(get.) K. Zeilemaker.

(get.) M.C. Nijholt.

RB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature