Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Langdurigheidstoeslag. Na tussenuitspraak (LJN BR4031), is een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarbij een langdurigheidstoeslag van € 486,-- is toegekend.

Uitspraak



10/751 WWB

11/6151 NABW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 januari 2010, 09/636 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda (hierna: Commissie)

Datum uitspraak: 29 november 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.

De Commissie heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Gulickx. De Commissie heeft zich - met bericht van verhindering - niet laten vertegenwoordigen.

Na een tussenuitspraak van een meervoudige kamer van de Raad van 2 augustus 2011, LJN BR4031, heeft de Commissie op 12 september 2011 een nieuw besluit op bezwaar genomen.

Bij brief van 4 oktober 2011 heeft mr. Gulickx namens appellant een zienswijze over dit besluit naar voren gebracht.

De meervoudige kamer van de Raad heeft besloten de zaak te verwijzen naar een enkelvoudige kamer van de Raad.

Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet , is afgezien van een nader onderzoek ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad verwijst voor een uiteenzetting van de feiten, waarvan hij bij zijn oordeelsvorming uitgaat, naar de tussenuitspraak van 2 augustus 2011. De Raad heeft in deze uitspraak overwogen dat het besluit van de Commissie van 29 december 2008, waarbij de Commissie zijn weigering om aan appellant over 2008 langdurigheidstoeslag te verlenen heeft gehandhaafd, niet berust op een deugdelijke motivering.

2. Bij besluit van 12 september 2011 heeft de Commissie het bezwaar van appellant tegen het besluit van 7 november 2008 tot afwijzing van een langdurigheidstoeslag over 2008 gegrond verklaard en aan appellant een langdurigheidstoeslag van € 486,-- toegekend.

3. In de zienswijze van appellant over het besluit van 12 september 2011 is opgemerkt dat de Commissie dit besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, omdat op geen enkele wijze is aangegeven hoe de Commissie de hoogte van het toegekende bedrag heeft vastgesteld. Naar de mening van appellant is het bedrag van de toeslag te laag vastgesteld.

4. De Raad heeft het nadere besluit met toepassing van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb bij het geding in hoger beroep betrokken.

5. De Raad is, anders dan appellant, van oordeel dat de Commissie de langdurigheidstoeslag juist heeft vastgesteld. De aanvraag van appellant ziet op het jaar 2008. Ingevolge artikel 36, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand (tekst van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008) bedraagt de langdurigheidstoeslag over 2008 voor gehuwden € 486,--. Het besluit van 12 september 2011 is daarmee in overeenstemming. Een (nadere) motivering op dit punt is niet vereist. Het beroep tegen het besluit treft derhalve geen doel.

6. De Raad komt op grond van hetgeen in de tussenuitspraak en van hetgeen hiervoor onder 2 tot en met 5 is overwogen tot de onder III vermelde beslissing met betrekking tot de aangevallen uitspraak en het besluit van 12 september 2011.

7. De Raad ziet aanleiding de Commissie te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 874,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep tegen het besluit van 29 december 2008 gegrond;

Vernietigt het besluit van 29 december 2008;

Verklaart het beroep tegen het besluit van 12 september 2011 ongegrond;

Veroordeelt de Commissie in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,--;

Bepaalt dat de Commissie aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 149,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2011.

(get.) C. van Viegen.

(get.) R.L.G. Boot.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature