Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Overval op hoogbejaarde vrouwen in hun woning en twee diefstallen in woningen. Jong volwassen dader veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Hoofdelijke veroordeling tot betaling van schadevergoeding. Minderjarige mededader reeds eerder berecht

Uitspraak



RECHTBANK ALKMAAR

Sector straf

Parketnummer: 14/810261.11(P)

Datum uitspraak: 29 november 2011

TEGENSPRAAK

VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het

OPENBAAR MINISTERIE

tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (land) op [geboortedatum],

ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats],

thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland, HvB Zwaag

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2011.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte N. van Wersch, advocaat te Alkmaar, en door verdachte naar voren is gebracht. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen, mevrouw [SLACHTOFFER 1] en mevrouw [SLACHTOFFER 2].

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat

Feit 1

hij op of omstreeks 05 april 2011 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit een woning (gelegen aan het [adres 1], aldaar)

a) een portemonnee, inhoudende (ongeveer) 100,= Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 300,= Euro en/of

b) een portemonnee, inhoudende (ongeveer) 500,= Euro en/of een armband,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan

ad a) [SLACHTOFFER 2] en/of

ad b) [SLACHTOFFER 1],

in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (82-jarige) [SLACHTOFFER 2] en/of (83-jarige) [SLACHTOFFER 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

en/of

gepleegd met het oogmerk om zich of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld die [SLACHTOFFER 2] en/of [SLACHTOFFER 1] heeft gedwongen tot afgifte van

a) een portemonnee, inhoudende (ongeveer) 100,= Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 300,= Euro en/of

b) een portemonnee, inhoudende (ongeveer) 500,= Euro en/of een armband,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan

ad a) [SLACHTOFFER 2] en/of

ad b) [SLACHTOFFER 1],

in elk geval aan een ander of anderen, dan aan verdachte,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)

- naar de woning van die [SLACHTOFFER 2] en/of [SLACHTOFFER 1] is/zijn gegaan en/of bij de woning van die [SLACHTOFFER 2] en/of [SLACHTOFFER 1] heeft/hebben aangebeld en/of

- toen die [SLACHTOFFER 2] de deur had geopend, die deur (met kracht) (verder) heeft/hebben opengeduwd en/of

- (meerdere malen) tegen die [SLACHTOFFER 2] en/of [SLACHTOFFER 1] heeft/hebben geroepen " geld , dit is een overval" en/of "Hou je smoel, wij willen geld, waar is het geld?", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of

- die [SLACHTOFFER 2] en/of [SLACHTOFFER 1] tegen de grond heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of geschopt en/of

- toen die [SLACHTOFFER 1] wilde opkijken, die [SLACHTOFFER 1] tegen het hoofd heeft / hebben geduwd en/of

- (meerdere malen) aan een armband, die die [SLACHTOFFER 1] om haar pols had zitten, heeft / hebben getrokken en/of

- die [SLACHTOFFER 2] en/of [SLACHTOFFER 1] (over de grond) in de richting van/naar de bijkeuken van die woning heeft/hebben getrokken.

Feit 2.

hij op of omstreeks 19 mei 2011 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit een woning (gelegen aan de [adres 2], aldaar), een handtas (met inhoud) en/of een sigarettenportefeuille en/of een achterdeursleutel, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3],in elk geval aan een ander of anderen, dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)

Feit 3

hij op of omstreeks 08 december 2010 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een houten sierraden doosjes met meerdere gouden kettingen en/of een trouwring, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen, dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. Overweging ten aanzien van het bewijs

4.1 Inleiding

Op 5 april 2011 krijgt de politie een melding van een overval op een woning aan de [adres 1] te Alkmaar. Het betreft de woning van twee bejaarde zusters van 82 en 83 jaar oud. De beide vrouwen stonden in de hal van hun woning te wachten tot ze zouden worden opgehaald om naar een begrafenis te gaan toen er werd aangebeld. In de veronderstelling dat ze werden opgehaald hebben zij de deur geopend waarna er twee mannen naar binnen stormden die de vrouwen tegen de grond duwden en hen naar de bijkeuken sleepten.

Van de vrouwen zijn geld en sieraden afgenomen. Door één van de daders is een armband van de arm van één van de vrouwen afgetrokken. Beide vrouwen hebben ten gevolge van het door de daders uitgeoefende geweld letsel opgelopen.

De politie start een onderzoek maar er worden geen aanhoudingen verricht.

Op 19 mei 2011 wordt verdachte tezamen met een ander aangehouden op verdenking van een diefstal op 19 mei 2011 aan de [adres 2] in Alkmaar. Tijdens de daaropvolgende verhoren bekent verdachte behalve twee diefstallen ook de overval van 5 april 2011.

De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich, samen met een ander, heeft schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal en/of afpersing met geweld alsmede aan het plegen van twee diefstallen.

4.2 Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

4.3 Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat niet alle in de tenlastelegging opgenomen geweldshandelingen kunnen worden bewezen. Verdachte betwist met name dat de vrouwen zouden zijn geschopt of geslagen.

4.4. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank

Redengevende feiten en omstandigheden

Feit 1

Op 5 april 2011 vindt er een diefstal c.q. afpersing met geweld plaats in een woning aan de [adres 1] in Alkmaar. Door de beide bewoonsters mevrouw [SLACHTOFFER 2] en mevrouw [SLACHTOFFER 1] is aangifte gedaan. De rechtbank neemt bij de navolgende bewezenverklaring de door deze beide aangeefsters afgelegde verklaringen als uitgangspunt. Uit de aangiftes blijkt dat twee mannen de woning binnen zijn gestormd die de beide vrouwen tegen de grond hebben geduwd en naar de keuken hebben gesleurd. Mevrouw [SLACHTOFFER 2] is terwijl zij op haar rug lag, aan haar armen en benen getrokken. Zij heeft ten gevolge van de overval een kneuzing aan haar oogkas opgelopen.

Mevrouw [SLACHTOFFER 1] heeft meerdere trappen in haar rug gekregen . Dit is gehoord door haar zuster mevrouw [SLACHTOFFER 2]. Ook de mededader [medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris als getuige verklaard dat hij heeft gehoord dat verdachte heeft geschopt en geslagen.

Mevrouw [SLACHTOFFER 1] is voorts bij de kraag van haar jas vastgepakt en over de grond naar de bijkeuken getrokken waarbij ze haar schoenen verloor. Zij heeft terwijl zij op de grond lag geprobeerd om op te kijken maar haar hoofd werd naar beneden geduwd

Gedurende de overal is door de mannen de diverse malen om geld geroepen.

Mevrouw [SLACHTOFFER 2] heeft tegen de mannen gezegd dat er geld in haar tas in de woonkamer zat. Zij heeft het geld uit haar tas gehaald en aan één van de mannen gegeven. Bij mevrouw [SLACHTOFFER 1] is door één van de mannen een armband van haar pols getrokken. Geprobeerd is om ook een tweede armband van haar pols te trekken maar dat is niet gelukt Mevrouw [SLACHTOFFER 1] heeft tengevolge hiervan veel pijn ondervonden en een dikke blauwe pols opgelopen

Verdachte heeft ter terechtzitting erkend samen met zijn mededader [medeverdachte] de woning te hebben overvallen en daarbij één armband te hebben weggenomen. Ook heeft hij verklaard te hebben geprobeerd een tweede armband van de pols van één van de vrouwen te trekken. Verdachte heeft betwist dat de slachtoffers zouden zijn geschopt of geslagen.

De rechtbank acht op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 5 april 2011 tezamen met zijn mededader heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en aan afpersing. Ten aanzien van het tijdens de overval uitgeoefende geweld is de rechtbank van oordeel dat de betwisting door verdachte van het schoppen van de slachtoffers door bovengenoemde bewijsmiddelen afdoende is weerlegd. Anders is dit betreffende het slaan van de slachtoffers; voor dit onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank onvoldoende bewijs voor handen.

Feit 2

- Op grond van de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid van het wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 15 november 2011 afgelegd, en

- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 19 mei 2011 ,

acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.

Feit 3

- Op grond van de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid van het wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 15 november 2011 afgelegd, en

- het proces-verbaal van aangifte van de heer [slachtoffer 4] d.d. 8 december 2010 ,

acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.

5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

Feit 1

hij op 5 april 2011 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een woning, gelegen aan het [adres 1],

een portemonnee, inhoudende ongeveer 500,= Euro en een armband, toebehorende aan [SLACHTOFFER 1],

welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die 83-jarige [SLACHTOFFER 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,

en

dat hij op 5 april 2011 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander in een woning gelegen aan het [adres 1] aldaar, gepleegd met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld [SLACHTOFFER 2] heeft gedwongen tot afgifte van

een portemonnee, inhoudende ongeveer 100,= Euro en een geldbedrag van ongeveer 300,= Euro, toebehorende aan [SLACHTOFFER 2] ,

welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader

- naar de woning van die [SLACHTOFFER 2] en [SLACHTOFFER 1] zijn gegaan en bij de woning van die [SLACHTOFFER 2] en [SLACHTOFFER 1] hebben aangebeld en

- toen die [SLACHTOFFER 2] de deur had geopend, die deur met kracht verder hebben opengeduwd en

- meerdere malen tegen die [SLACHTOFFER 2] en [SLACHTOFFER 1] hebben geroepen "geld, dit is een overval" en "Hou je smoel, wij willen geld, waar is het geld?", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en

- die [SLACHTOFFER 2] en [SLACHTOFFER 1] tegen de grond hebben geduwd en geschopt en

- toen die [SLACHTOFFER 1] wilde opkijken, die [SLACHTOFFER 1] tegen het hoofd hebben geduwd en

- meerdere malen aan een armband, die die [SLACHTOFFER 1] om haar pols had zitten, hebben getrokken en

- die [SLACHTOFFER 2] en [SLACHTOFFER 1] over de grond in de richting van de bijkeuken van die woning hebben getrokken.

Feit 2

hij op 19 mei 2011 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning, gelegen aan de [adres 2], een handtas met inhoud en een sigarettenportefeuille en een achterdeursleutel, toebehorende aan [slachtoffer 3].

Feit 3

hij op 8 december 2010 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een houten sieraden doosje met meerdere gouden kettingen en een trouwring, toebehorende aan [slachtoffer 4].

6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

Feit 1

De voortgezette handeling van

- diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,

en

- afpersing , terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

Feiten 2 en 3,

telkens,

diefstal door twee of meer verenigde personen

7. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8. De strafoplegging

8.1. Standpunt van de officier van justitie

De officier heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een deel van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en onder de bijzondere voorwaarden als aangegeven in de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage.

8.2 Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de rechtbank verzocht om het onvoorwaardelijk deel van de aan de verdachte op te leggen straffen te beperken tot de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, aangevuld met een forse werkstraf en een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.

8.3 Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.

De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft zich in de periode van december 2010 tot en met mei 2011 op berekenende wijze bezig gehouden met het bestelen van oudere mensen in hun woning, de plek waar iemand zich bij uitstek veilig dient te voelen. Deels gebeurde dit door insluiping maar ook is er sprake van een lafhartige overval op twee hoogbejaarde zusters waarbij geweld niet is geschuwd. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen, heeft deze overval bij beiden diepe sporen achter gelaten. Naar voren is gekomen dat de overval nog steeds ingrijpende gevolgen heeft voor hun dagelijks leven.

Ten aanzien van de twee diefstallen heeft de rechtbank in het bijzonder meegewogen dat verdachte en zijn mededader hierbij op geraffineerde wijze te werk zijn gegaan. Terwijl de één de betrokkene aan de praat hield met een verzoek om bij te dragen aan een goed doel, te weten het Kinder kankerfonds, sloop de ander de woning binnen en haalde daar goederen weg. Hiermee hebben verdachte en zijn mededader ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat deze mensen in hem als vermeend collectant stelden en van hun daaruit voortvloeiende welwillendheid tot sponsoring.

Verdachte en zijn mededader hebben met hun handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, en in geval van de overval, ook op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Hun handelen is puur gericht geweest op materieel gewin. Niet is gebleken dat zij op enigerlei wijze stil hebben gestaan bij de angst en de onveiligheid die hun handelen teweegbrengt voor de slachtoffers.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank, naast het blanco uittreksel uit het Justitiële documentatieregister van verdachte d.d. 24 mei 2011, acht geslagen op het door de reclasseringsmedewerker M. de Nooijer werkzaam bij Reclassering Nederland, adviesunit Alkmaar, opgemaakte rapport d.d. 26 augustus 2011 alsmede de Pro Justitia rapportage van de psycholoog H.E.W. Koornstra d.d. 22 augustus 2011, waarin wordt geadviseerd verdachte voor het onder feit 1 aan hem ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en aan hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.

Door de psycholoog is geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een niet optimale ontwikkelingsgang in de zin van emotionele onveiligheid. Dit heeft gelegd tot antisociale en narcistische trekken in de persoonlijkheid, maar van een stoornis kan niet worden gesproken. Wel is sprake van een identiteitsprobleem en een ouder-kind probleem.

De deskundige heeft voorts het volgende overwogen:

“de bij zijn narcistische en antisociale trekken passende beïnvloedbaarheid en basale onverstoorbaarheid is in beide ten laste gelegde feiten te herkennen maar de vermoede machteloosheid rond zijn identiteitsonzekerheid, lijkt hij vooral te hebben uitgeageerd in het onder hem onder sub1 ten laste gelegde in een voor hem geheel veilige omgeving bij kwetsbare oude dames waar hij geen enkele band mee had”.

De psycholoog adviseert, als gezegd, om betrokkene het onder feit 1 aan hem ten laste gelegde in enigszins verminderde mate toe te rekenen.

De rechtbank maakt deze conclusie tot de hare.

Geadviseerd wordt voorts om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde het volgen van een individueel behandeltraject bij De Waag.

De reclassering heeft zich bij dit advies aangesloten met dien verstande dat de reclassering verzoekt aan betrokkene op te leggen een intake bij de Divisie Forensische Psychiatrie te Alkmaar en een eventueel daaropvolgend ambulant behandeltraject.

De rechtbank is van oordeel dat voor de onderhavige feiten in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur op haar plaats is. Gelet op het bovenstaande alsmede rekening houdende met de jeugdige leeftijd van verdachte, ten tijde van het plegen van deze feiten achttien jaar, ziet de rechtbank evenwel aanleiding om de straf te matigen en een deel van deze straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.

Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van een werkstraf als door de raadsman verzocht niet op zijn plaats.

9. Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [SLACHTOFFER 1], wonende [adres 1], heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.700 wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.

De benadeelde partij [SLACHTOFFER 2] , wonende [adres 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.700 wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.

Verdachte en de raadsman hebben de vorderingen niet weersproken.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vorderingen van de benadeelde partijen geen onevenredige belasting van het strafgeding opleveren zodat deze zich lenen voor de behandeling in deze strafzaak.

Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen strafbare feit onder 1, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade hebben geleden.

Bij de begroting van de immateriële schade houdt de rechtbank rekening met de volgende factoren:

- het strafbare feit heeft op de hoogbejaarde slachtoffers enorme emotionele indruk gemaakt;

- mevrouw [SLACHTOFFER 2] lijdt aan de ziekte van Parkinson;

- mevrouw [SLACHTOFFER 1] is aan één oog blind;

- de slachtoffers durfden geruime tijd niet meer op straat te komen, terwijl ze juist veel moeten bewegen van de dokter;

- gedurende lange tijd hebben beiden slecht kunnen slapen en wekenlang met de slaapkamerdeur op slot geslapen.

De rechtbank begroot de immateriële schade op grond van deze gegevens en vergeleken met min of meer soortgelijke gevallen op een bedrag van € 1.700,- voor elk van beide slachtoffers, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schade veroorzakende feit zijnde 5 april 2011, tot aan de dag van de algehele voldoening.

De rechtbank zal zodoende de vorderingen geheel toewijzen.

De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

10. Schadevergoeding als maatregel

De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit onder 1 is toegebracht aan de benadeelden.

De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.

11. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14 b en 14c, 36f, 47, 56, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht

12. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen, dat verdachte de feiten, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.

Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.

Veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden.

Beveelt dat een gedeelte van deze straf bedragende 6 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet naleeft.

Stelt als algemene voorwaarden dat:

- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat;

- de veroordeelde zich zal houden aan de meldplicht, inhoudende dat hij zich binnen 48 uur na de einddatum van zijn detentie om 10.00 uur meldt bij de Reclassering te Alkmaar op het adres Rubenslaan 2-6 en dat hij zich daarna gedurende door Reclassering Alkmaar bepaalde perioden zal blijven melden zo frequent als de Reclassering Alkmaar dit nodig acht.

- de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Alkmaar, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat de veroordeelde dient mee te werken aan een intake bij de Divisie Forensische Psychiatrie te Alkmaar en zich ambulant zal laten behandelen en begeleiden bij de Waag te Amsterdam dan wel een soortgelijke instelling elders.

Bepaalt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.

Wijst toe de vorderingen van de benadeelde partijen [SLACHTOFFER 1] en [SLACHTOFFER 2], wonende [adres 1] tot de hierna te noemen bedragen.

Veroordeelt verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.700,-(eenduizendzevenhonderd euro) aan mevrouw [SLACHTOFFER 1], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. De tot op heden gemaakte kosten worden begroot op nihil.

Bepaalt dat verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader zijn voldaan.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [SLACHTOFFER 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.700,- (eenduizendzevenhonderd euro) bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekt op betaling aan de Staat.

Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekt op betaling aan de benadeelde partij.

Veroordeelt verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.700,-(eenduizendzevenhonderd euro) aan mevrouw [SLACHTOFFER 2], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2011, tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. De tot op heden gemaakte kosten worden begroot op nihil.

Bepaalt dat verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader zijn voldaan.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [SLACHTOFFER 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.700,- (eenduizendzevenhonderd euro) bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekt op betaling aan de Staat.

Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekt op betaling aan de benadeelde partij.

Dit vonnis is gewezen door

N. Cuvelier, voorzitter,

mr. P.H.B. Littooy en mr. L.J. Saarloos, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature