Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Herberekening gedifferentieerde premie Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Ondanks het ontbreken van officiële gegevens heeft verweerder voldoende aangetoond dat het voor eiseres duidelijk moet zijn dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de 100% overname van haar rechtsvoorgangers.

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

procedurenummer: AWB 11/764

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 november 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

Stichting Zorgcentra Moerborgh,

gevestigd te Heerenveen,

eiseres,

gemachtigde: mr. B. van Bekkum, werkzaam bij Robidus Adviesgroep B.V. te Zaandam,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),

verweerder,

gemachtigde: J. van der Stoop, werkzaam bij Uwv te Amsterdam.

Procesverloop

Bij brief van 9 maart 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de herberekening van de gedifferentieerde premie op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over het jaar 2005. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep aangetekend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 26 oktober 2011. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en mevrouw A. Koopmans. Verweerder noch zijn gemachtigde is verschenen.

Motivering

Feiten

1.1 Eiseres heeft met ingang van 1 januari 2002 de activiteiten voortgezet en het personeel overgenomen van de N.H. Stichting Ouderencentrum Verpleeg Huize Anna Schotanus, Stichting Ouderencentrum Marijke Hiem, Stichting Zorgcentrum Coornhert State en Stichting Zorgcentrum Herema State.

1.2 Eiseres is door verweerder bij besluit op grond van de Wet van overgang van onderneming (WOVON) geïnformeerd over de gevolgen van de overname van de rechtsvoorgangers. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.

1.3 Vervolgens heeft verweerder op 28 januari 2005 een besluit genomen waarin de gedifferentieerde WAO-premie is vastgesteld op 0,43%. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.

1.4 Vervolgens heeft eiseres bij verweerder premiebesluiten en WAO-instroomlijsten opgevraagd betreffende het premiejaar 2005 met het doel deze informatie te vergelijken met die in haar eigen administratie en een beoordeling te maken over eventuele onvolkomen-heden. Dit verzoek heeft bij verweerder geleid tot een interne controle. Hieruit is naar voren gekomen dat de overgangsgegevens bij de overname van de onder 1.1 genoemde stichtingen niet correct zijn verwerkt in de berekening van de gedifferentieerde WAO-premie 2005. Dit heeft geleid tot een herziening van het besluit van 28 januari 2005. Bij besluit van 29 november 2010 is de gedifferentieerde WAO-premie 2005 vastgesteld op 1,43%. Dit nieuwe percentage heeft geresulteerd in een correctie-afrekening 2005. Eiseres moet nog een bedrag van € 99.680,28 betalen.

1.5 Het tegen dit besluit gerichte bezwaar van eiseres is bij het bestreden besluit door verweerder ongegrond verklaard.

Wettelijk kader

2.1 Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Co ördinatiewet Sociale Verzekering (CSV), zoals dat luidde ten tijde in geding en waarvan de rechtbank uitgaat, doet de werkgever opgave van het door de werknemer genoten loon aan verweerder.

2.2 Uit artikel 11 van de CSV vloeit voort dat verweerder de verschuldigde premie op het juiste bedrag vaststelt.

2.3 Aan de hand van de door de werkgever gedane loonopgaven stelt verweerder de verschuldigde premies sociale verzekeringen vast, welke eveneens, indien van toepassing, de gedifferentieerde WAO-premie omvatten. Hierbij mag niet buiten beschouwing blijven dat de werkgever over het premieloon premies werknemersverzekeringen moet inhouden en afdragen.

2.4 Voorts dient de gedifferentieerde WAO-premie door verweerder te worden nageheven overeenkomstig het in artikel 78 van de WAO vastgestelde percentage van het loon dat, in het tijdvak waarover de betaling loopt, is genoten door de werknemer.

2.5 Ingevolge artikel 78, vierde lid, van de WAO stelt verweerder in geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek , alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, de vastgestelde korting of opslag, bedoeld in het derde lid, opnieuw vast voor de werkgever die een onderneming of een deel ervan verkrijgt, en voor de werkgever die een deel van zijn onderneming overdraagt.

2.6 Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de CSV wordt premie niet meer vastgesteld indien meer dan vijf jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premie verschuldigd is geworden, zijn verstreken. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 16 april 1982, NJ 1982, 635 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in uitspraken van 7 december 2006, LJN: AZ4086, en 22 maart 2007, LJN: BA1451, overwogen dat de premieschuld van rechtswege ontstaat op het ogenblik dat de werkgever loon betaalt. In samenhang met artikel 13, eerste lid, van de CSV vloeit hieruit voort dat premie voor het jaar 2005 na 1 januari 2011 niet langer wordt vastgesteld.

Standpunten van partijen

3.1 Eiseres stelt dat de toegerekende uitkeringslast en gehanteerde loonsommen in volle omvang getoetst moeten worden en dat verweerder zich niet kan beroepen op artikel 4:6 van de Awb . Eiseres stelt dat zij geen WAO-instroomlijsten heeft ontvangen bij de oorspronkelijke beschikkingen en dat daardoor geen controle kan plaatsvinden van de Arbeidsongeschiktheidslast (AO-last). In het besluit van 28 januari 2005 is de AO-last op nihil vastgesteld. Eiseres stelt dat zij hierop mocht vertrouwen en beroept zich op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Verder stelt eiseres dat de nieuwe AO-last niet zorgvuldig is vastgesteld door verweerder omdat er slechts een Excelbestand is overgelegd. Dit is foutgevoelig en te manipuleren. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte personen aan haar heeft toegerekend.

3.2 Verweerder stelt dat er van verjaring, als bedoeld in artikel 13 van de CSV , geen sprake is en dat hij bevoegd is de gedifferentieerde WAO-premie 2005 te herzien. Volgens verweerder kunnen slechts het nieuwe percentage en de correctieafrekening 2005 in onderhavige procedure worden getoetst en niet de daaraan ten grondslag liggende stukken. Verweerder stelt onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Awb dat er geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten aanzien van de personen die aan eiseres zijn toegerekend. Verweerder stelt dat bij de oorspronkelijke beschikkingen de officiële instroomlijsten zijn overgelegd en dat deze zich derhalve in de administratie van eiseres bevinden, dan wel in die van haar rechtsvoorgangers. Uit de berekening kan eiseres opmaken dat de gedifferentieerde WAO-premie 2005 te laag is vastgesteld, aangezien eiseres de rechtsvoorgangers voor 100% heeft overgenomen en hier ten onrechte geen rekening mee is gehouden. Verweerder beschikt thans niet meer over premiebesluiten en instroomlijsten, maar meent vanuit het Arbeidsgeschiktheidssysteem (AG-systeem) een juiste berekening te hebben gemaakt over het premiejaar 2005.

Beoordeling van het geschil

4.1 In deze procedure dient de rechtbank te beoordelen of verweerder terecht de gedifferentieerde WAO-premie 2005 heeft herzien en of hij de correctieafrekening 2005 op een juist bedrag heeft vastgesteld.

4.2 Alvorens hiertoe over te gaan, stelt de rechtbank vast dat er geen sprake is van een verzoek van eiseres om terug te komen op een eerder onherroepelijk geworden besluit. Het gaat in onderhavig geval immers om een door verweerder ambtshalve genomen besluit. Hieruit volgt dat artikel 4:6 van de Awb , anders dan verweerder meent, niet van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat het besluit van 29 november 2010 moet worden geduid als een nieuw besluit. Verweerder heeft het oorspronkelijke besluit van 28 januari 2005 ingetrokken en door een nieuw besluit vervangen. Dit betekent dat het nieuwe besluit volledig dient te worden getoetst, inclusief de aan de herziene gedifferentieerde WAO-premie en correctieafrekening 2005 ten grondslag liggende stukken.

4.3 Vervolgens stelt de rechtbank, met verweerder, vast dat van verjaring als bedoeld in artikel 13 van de CSV geen sprake is. Het nieuwe besluit is van 29 november 2010 en dus vóór 1 januari 2011 genomen.

4.4 Vervolgens overweegt de rechtbank, overeenkomstig vaste rechtspraak van de CRvB, dat verweerder in het algemeen niet de bevoegdheid kan worden ontzegd om op eerdere besluitvorming terug te komen, ook al is dit ten nadele van eiseres. Bij dit laatste dient wel acht te worden geslagen op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder op het vertrouwensbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel.

4.5 Vaststaat dat er thans geen officiële gegevens meer zijn aan de hand waarvan de gedifferentieerde WAO-premie 2005 is herzien. Verweerder stelt, hetgeen door eiseres wordt bestreden, dat de oorspronkelijke instroomlijsten zijn meegestuurd met de oorspronkelijke besluiten en dat eiseres hierover beschikt of heeft beschikt. Verweerder heeft ten bewijze van zijn standpunt een zogenaamde ‘voorbeeldbrief’ overgelegd, waarin wordt verwezen naar instroomlijsten als bijlagen. Dit standpunt van verweerder komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Indien de instroomlijsten niet als bijlage bij het oorspronkelijke besluit waren gevoegd, had het op de weg van eiseres gelegen om de aan het oorspronkelijke besluit ten grondslag liggende stukken op te vragen. Nu eiseres dit niet heeft gedaan, doch heeft berust in het oorspronkelijke besluit komt dit voor haar risico. Bovendien kan eiseres controleren of de aan haar toegerekende personen terecht aan haar zijn toegerekend aan de hand van het door verweerder overgelegde Excelbestand. Hierop staan burger service-nummers die zijn terug te voeren tot de administratie van eiseres of haar rechtsvoorgangers. De stelling van eiseres dat zij aan de hand van het Excelbestand niet kan vaststellen dat er sprake is van een AO-last en dat zij mocht vertrouwen op een AO-last van nihil acht de rechtbank niet juist. Bij het toerekenen van de AO-last dient uitgegaan te worden van de daadwerkelijke betaalde WAO-uitkering. De referte-premieloonsommen van de rechtsvoorgangers over de jaren 1999 tot en met 2001 en de toegerekende AO-last hadden moeten worden meegenomen bij het vaststellen van de gedifferentieerde WAO-premie 2005. Nu dit in het besluit van 28 januari 2005 niet is gebeurd, heeft verweerder terecht de gedifferentieerde WAO-premie 2005 herzien. Het beroep van eiseres op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel faalt derhalve.

4.6 Gelet op het vorengestelde is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat het voor eiseres duidelijk moet zijn geweest dat bij het besluit van 28 januari 2005 over het premiejaar 2005 ten onrechte geen rekening is gehouden met de 100% overname van haar rechtsvoorgangers. De stelling van eiseres dat verweerder ten onrechte personen aan haar heeft toegerekend, wordt door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Daarnaast ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de door verweerder vastgestelde correctiefactuur 2005, opgesteld aan de hand van het Excelbestand op basis van het AG-systeem. Aangezien de toegerekende uitkeringslast en gehanteerde loonsommen inhoudelijk niet door eiseres zijn bestreden, laat de rechtbank de juistheid van het percentage van de gedifferentieerde WAO-premie en de hoogte van de correctieafrekening 2005 onbesproken.

4.7 Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en door mrs. C.H. de Groot en A. Schwartz, rechters, in tegenwoordigheid van E.R. Jepkema als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2011.

w.g. E.R. Jepkema

w.g. P.G. Wijtsma

Afschrift aangetekend verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.

Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:

de Centrale Raad van Beroep

Postbus 16002

3500 DA Utrecht

In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature