Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Eenmalig privé-gebruik van bedrijfsauto, waarbij (parkeer)schade aan andere auto is toegebracht, en ( mogelijk ) tillen van fiets tijdens ziekte wegens rugklachten geen dringende reden voor ontslag op staande voet.

Uitspraak



zaaknummer 200.073.377/01

6 september 2011 (bij vervroeging)

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CITY LINE KOERIERS B.V.,

gevestigd te AMSTERDAM,

APPELLANTE in principaal hoger beroep,

GEÏNTIMEERDE in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. J.L.W. Nillesen te Amsterdam,

t e g e n

[ GEÏNTIMEERDE ],

wonend te [ O ],

GEÏNTIMEERDE in principaal hoger beroep,

APPELLANT in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. J.A.M. Koorn-Harkema te Leiden.

Partijen worden hierna City Line en [ Geïntimeerde ] genoemd.

1. Het verloop van het geding in hoger beroep

City Line is bij exploot van 20 augustus 2010 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kan-ton, locatie Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 31 mei 2010, onder kenmerk CV 10-4303 gewezen tussen [ Geïntimeerde ] als eiser en City Line als gedaagde. De dagvaarding bevat zeven grieven en – naar het hof begrijpt – een bewijsaanbod.

Op de dienende dag heeft City Line overeenkomstig voormeld exploot geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [ Geïntimeerde ] alsnog zal afwijzen, met diens verwijzing in de kosten van het geding in beide instanties.

[ Geïntimeerde ] heeft bij memorie de grieven bestreden, zijnerzijds in incidenteel hoger beroep één grief aangevoerd, producties overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd, naar het hof begrijpt, dat het hof het principaal hoger beroep zal verwerpen en, in het incidenteel hoger beroep, City Line zal veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag van in totaal € 12.961,90, met (verdere) wettelijke rente daarover vanaf 23 november 2010 en met verwijzing van City Line in de kosten van de eerste aanleg, het principaal hoger beroep en het incidenteel hoger beroep.

City Line heeft vervolgens de grief van [ Geïntimeerde ] bestreden, producties overgelegd en bewijs aangeboden.

Hierna heeft [ Geïntimeerde ] nog een akte genomen.

Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2. De feiten en de beoordeling van de grieven I en II in het principaal hoger beroep

De kantonrechter heeft in de overwegingen 1.1 tot en met 1.7 van het bestreden vonnis een aantal feiten als tussen partijen vaststaand aangemerkt. In verband met de grieven I en II in het principaal hoger beroep dient de laatste zin van

overweging 1.1 aldus te worden gelezen: “Er is geen door beide partijen getekende schriftelijke arbeidsovereenkomst”. Voor het overige kunnen deze twee grieven - bij gebrek aan belang -onbesproken blijven. Omdat de vastgestelde feiten voor het overige niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.

3. De verdere beoordeling in hoger beroep

3.1.1. Voor zover in hoger beroep van belang, gaat het in deze zaak om het volgende.

3.1.2. [ Geïntimeerde ] is op 1 augustus 2009 bij City Line in dienst getreden in de functie van chauffeur, zulks tegen een salaris van € 900,= netto per maand. Partijen discussiëren erover of de overeenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan (standpunt van [ Geïntimeerde ]), dan wel voor de duur van zes maanden (standpunt van City Line). Aan [ Geïntimeerde ] was een bedrijfsauto (verder: de bedrijfsauto) ter beschikking gesteld. Er is geen door beide partijen getekende schriftelijke arbeidsovereenkomst. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Transport en Logistiek Nederland van toepassing.

3.1.3. Op 22 september 2009 heeft [ Geïntimeerde ] zich ziek gemeld wegens rugklachten. Op 24 september 2009 heeft [ Geïntimeerde ] met de bedrijfsauto in Leiden een geparkeerde auto aangereden, waarna hij is weggereden zonder op de plaats van het ongeval behoorlijk de gelegenheid te hebben geboden tot vaststelling van zijn identiteit en die van de bedrijfsauto (vgl. artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994). Na een oproep van de politie is [ Geïntimeerde ] op 24 september 2009 naar de plaats van de aanrijding teruggegaan, alwaar de directeur van City Line, [ B ], met diens kennis [ M ] ook aanwezig was. [ Geïntimeerde ] heeft toen op diens verzoek de sleutels van de bedrijfsauto bij [ B ] ingeleverd. Partijen strijden erover of [ B ] [ Geïntimeerde ] toen op staande voet heeft ontslagen: volgens City Line is dat het geval, volgens [ Geïntimeerde ] niet. City Line heeft [ Geïntimeerde ] vanaf 1 september 2009 geen salaris meer betaald. Bij brief van 8 oktober 2009 heeft [ Geïntimeerde ] City Line onder meer laten weten nog steeds ziek te zijn en voor het werk beschikbaar te zijn zodra hij beter zou zijn. Bij brief van 30 oktober 2009 heeft City Line [ Geïntimeerde ] geschreven (in haar optiek: bevestigd) dat zij hem per 24 september 2009 heeft ontslagen “daar u alle regels heeft overtreden die mogelijk zijn”.

3.1.4. Bij beschikking van 11 mei 2010 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk, name-lijk voor het geval dat ingevolge enige andere rechterlijke beslissing of op andere wijze zou komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst nog bestond, per 1 juni 2010 ontbonden.

3.1.5. [ Geïntimeerde ] heeft in eerste aanleg een loonvordering (met nevenvorderingen) tegen City Line ingesteld, daartoe, voor zover in hoger beroep van belang, onder meer stellende dat het hem op 30 oktober 2009 per 24 september 2009 gegeven ontslag nietig is, dat hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had en dat hij op grond van artikel 16 van de toepasselijke CAO recht had op volledige loondoorbetaling tijdens ziekte. City Line heeft tegen de vordering onder meer aangevoerd dat zij [ Geïntimeerde ] op 24 september 2009 wegens een dringende reden onverwijld heeft ontslagen en, subsidiair, dat de arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden is aangegaan, zodat in ieder geval vanaf februari 2010 geen loon meer verschuldigd is. Verder heeft City Line zich op matiging van de loonvordering beroepen. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat City Line [ Geïntimeerde ] niet op 24 september 2009 onverwijld (wegens een dringende reden) heeft ontslagen, alsmede, dat de overeenkomst voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van zes maanden, is aangegaan. De kantonrechter wees de loonvordering van [ Geïntimeerde ] toe over vijf maanden (september 2009 tot en met januari 2010), vermeerderd met 10% wettelijke verhoging en met wettelijke rente, wees het meer of anders gevorderde af en veroordeelde City Line in de proceskosten.

3.2.1. Grief III in het principaal hoger beroep houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat van een onverwijld gegeven ontslag (wegens een dringende reden) op

24 september 2009 niet kan worden gesproken. City Line stelt dat [ B ] [ Geïntimeerde ] op 24 september 2009 (wel degelijk) mondeling op staande voet heeft ontslagen en hem de dringende reden heeft meegedeeld. [ Geïntimeerde ] heeft daarop geantwoord, aldus City Line, dat hij zijn ontslag begreep. Het hof begrijpt City Line aldus dat zij aanbiedt deze stellingen te bewijzen.

3.2.2. De gegrondheid van de grief kan in het midden blijven, omdat het hof van oordeel is, zoals hierna zal worden toegelicht, dat, ook als [ Geïntimeerde ] op 24 september 2009 op staande voet is ontslagen, daaraan geen dringende reden ten grondslag lag. Om deze reden kan ook grief VI in het principaal hoger beroep, die inhoudt dat de kantonrechter ten onrechte City Line niet in de gelegenheid heeft gesteld te bewijzen dat zij [ Geïntimeerde ] op 24 september 2009 op staande voet en onder opgaaf van de redenen daarvoor heeft ontslagen, onbehandeld blijven en wordt het desbetreffende bewijsaanbod van City Line, als niet ter zake dienend, verworpen.

3.3.1. Volgens City Line bestaat de dringende reden voor het (volgens haar) door haar aan [ Geïntimeerde ] op 24 september 2009 gegeven ontslag op staande voet in het volgende (memorie van grieven in het principaal hoger beroep, sub 29):

“[ Geïntimeerde ] heeft, terwijl hij zich ziek heeft gemeld, met de bedrijfsauto privé, hetgeen volgens de arbeidsovereenkomst niet mag, een fiets vervoerd, terwijl de (beweerde) aard van zijn ziekte rugklachten waren waardoor hij zijn koerierswerkzaamheden nu juist niet kon uitoefenen. Vervolgens heeft hij daarbij een aanrijding veroorzaakt en is doorgereden zonder zijn identiteit bekend te maken hetgeen een misdrijf is. Dat bij elkaar en de laatste twee redenen ook afzonderlijk vormden een dringende reden voor het door City Line gegeven ontslag op staande voet.”

3.3.2. [ Geïntimeerde ] betwist niet, althans onvoldoende, dat hij de bedrijfsauto privé niet mocht gebruiken. Voorts geeft hij zelf aan dat hij op 24 september 2009 met de bedrijfsauto in Leiden zijn fiets (die hij eerder bij een vriend had laten staan) is gaan ophalen en erkent hij toen een aanrijding te hebben veroorzaakt. Bij het achteruit rijden heeft hij, zo stelt hij, een geparkeerde auto geschampt. [ Geïntimeerde ] stelt echter tevens dat een vriend van hem, [ W ], de fiets in en uit de bedrijfsauto heeft getild en, voorts, dat hij van de aanrijding niets heeft gemerkt. Dit laatste een en ander wordt door City Line betwist.

3.3.3. Het hof stelt voorop dat niet is gebleken – en evenmin door City Line voldoende concreet te bewijzen is aangeboden - dat [ Geïntimeerde ] op 24 september 2009 heeft gemerkt dat hij een andere auto heeft aangereden. Het moge zo zijn dat City Line aan de eigenaar van die auto, [ Z ], een bedrag van € 500,= aan schadevergoeding terzake heeft betaald, daaruit volgt, anders dan City Line stelt, geenszins dat de schade aan die andere auto van dien aard was dat [ Geïntimeerde ] de aanrijding heeft gemerkt. Bovendien heeft [ Geïntimeerde ] onweersproken gesteld dat de aanrijding “op parkeersnelheid” gebeurde.

3.3.4. Indien [ Geïntimeerde ] op 24 september 2009, anders dan hij heeft gesteld, zelf zijn fiets in en uit de bedrijfsauto heeft getild, acht het hof dit niet een gedraging die ten gevolge heeft dat van City Line niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hierbij moet worden bedacht, enerzijds, dat niet is gesteld of gebleken dat [ Geïntimeerde ] destijds in feite geen rugklachten had en dus – anders dan hij City Line had gemeld – in feite niet arbeidson-geschikt was, anderzijds, dat [ Geïntimeerde ] onweersproken heeft gesteld (inleidende dagvaarding, sub 5) dat zijn huisarts hem had aangeraden veel te fietsen. Het is weliswaar niet verstandig om met rugklachten een fiets te tillen, maar dat (eventuele) tillen door [ Geïntimeerde ] levert in dit geval geen dringende reden voor ontslag op. Ook de eenmalige schending van het verbod de bedrijfsauto privé te gebruiken is geen dringende reden voor ontslag, ook niet in combinatie met het (eventuele) tillen door [ Geïntimeerde ] van zijn fiets.

3.3.5. Het hof is dus, samengevat, van oordeel dat [ Geïntimeerde ] City Line geen dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven. Hieruit volgt dat ook grief IV in het principaal hoger beroep geen succes heeft.

3.4. In de onder 3.1.3 genoemde brief van [ Geïntimeerde ] van

8 oktober 2009 is, mede in aanmerking genomen dat City Line het (door haar gestelde) op 24 september 2009 mondeling gegeven ontslag toen nog niet schriftelijk aan [ Geïntimeerde ] had bevestigd en [ Geïntimeerde ] vanaf 22 september 2009 ziek was, een tijdig beroep op de nietigheid van het ontslag, indien op 24 september 2009 gegeven, te lezen. Uit de door City Line onder 15 en 16 van haar conclusie van antwoord gestelde blijkt ook dat zij die brief zo heeft opgevat. Dat [ Geïntimeerde ] betwist dat de brief deze strekking heeft doet hieraan niet af, te minder omdat dit kennelijk samenhangt met zijn betwisting op 24 september 2009 te zijn ontslagen.

3.5.1. De grief in het incidenteel hoger beroep houdt in dat de kantonrechter ten onrechte niet heeft geoordeeld dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd waren overeengekomen.

3.5.2. De grief faalt, omdat [ Geïntimeerde ] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij, zoals City Line bij conclusie van antwoord (sub 3 en 17) heeft gesteld, vóór de indiensttreding mondeling over de duur van de arbeidsovereen-komst (en de overige arbeidsvoorwaarden) is geïnformeerd en met de besproken arbeidsvoorwaarden akkoord is gegaan.

3.6.1. Grief V in het principaal hoger beroep houdt, gezien de toelichting daarbij, in, dat de kantonrechter de loonvordering van [ Geïntimeerde ] ten onrechte niet heeft gematigd.

3.6.2. De grief heeft geen succes, omdat de door City Line genoemde feiten en omstandigheden noch afzonderlijk noch in onderling verband bezien aanleiding tot matiging geven. Meer concreet overweegt het hof nog het volgende. Mede in aanmerking genomen dat niet is gesteld of gebleken dat [ Geïntimeerde ] vóór 1 februari 2010 al weer tot werken geschikt was, is de stelling dat [ Geïntimeerde ] zich onvoldoende heeft ingespannen om elders inkomen te verwerven onvoldoende toegelicht. Gelet op wat onder 3.4 is overwogen, kan, voorts, niet worden gezegd dat [ Geïntimeerde ] (te) lang heeft gewacht met protesteren tegen zijn ontslag, indien op 24 september 2009 gegeven. Gelet op het feit dat de loonvordering slechts tot en met januari 2010 is toegewezen is, ten slotte, niet van belang dat de behandeling van het op 27 januari 2010 door City Line ingediende voorwaardelijke ontbindingsverzoek later heeft plaatsgevonden dan aanvankelijk de bedoeling was. Ten overvloede merkt het hof op dat ingevolge het bepaalde in artikel 7:680a van het Burgerlijk Wetboek het loon hooguit gematigd had kunnen worden tot het loon over drie maanden, derhalve tot 24 december 2009.

3.7. Grief VII in het principaal hoger beroep mist zelfstan-dige betekenis en zal om die reden onbesproken blijven.

4. Slotsom

4.1. Omdat de grieven, zowel die in het principaal hoger beroep als die in het incidenteel hoger beroep, geen doel treffen, zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen.

4.2. City Line en [ Geïntimeerde ] zullen, als in zoverre in het ongelijk gesteld, worden verwezen in de kosten van het principaal hoger beroep respectievelijk het incidenteel hoger beroep.

4.3. Het bewijsaanbod van partijen, voor zover nog niet behandeld, wordt als niet ter zake dienend, van de hand gewezen.

5. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt het bestreden vonnis;

verwijst City Line in de kosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van [ Geïntimeerde ] gevallen en tot op heden begroot op € 263,= wegens vast recht en € 632,= wegens salaris van de advocaat, op de voet van artikel 243 Rv (oud) te voldoen aan de griffier van dit hof;

verwijst [ Geïntimeerde ] in de kosten van het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van City Line gevallen en tot op heden begroot op € 316,= wegens salaris van de advocaat;

verklaart dit arrest ten aanzien van laatstgenoemde kosten-veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, R.J.M. Smit en C. Uriot, en is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2011 door de rolraadsheer.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature