Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Sigarettensmokkel.

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector Strafrecht

Parketnummer: 17/980007-09 VON

datum uitspraak: 22 november 2011

op tegenspraak

Raadsman: mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.

VONNIS van de rechtbank te Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, zitting houdende te Leeuwarden, in de zaak tegen:

[verdachte 1],

geboren op [datum] 1960 te [plaats],

wonende te [adres en woonplaats].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 september 2009, 6 december 2010, 7 maart 2011, 16 mei 2011, 7 november 2011 en 8 november 2011.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 7 november 2011 op vordering van de officier van justitie gewijzigd en is daarmee als volgt komen te luiden:

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

Hij tezamen en in vereniging met [verdachte 4] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 5]

en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of één of meer ander(en)

in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 28 januari 2009 te Frieschepalen

en/of Surhuisterveen en/of Roden, althans in Nederland, meermalen, althans

eenmaal, opzettelijk accijnsgoederen, te weten (telkens) 25.242.516, althans

(een) hoeveelhe(i)d(en) sigaretten, althans rookwaren, voorhanden heeft

gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de

heffing was/waren betrokken.

(artikel 5 van de wet op de Accijns)

2.

Hij tezamen en in vereniging met [verdachte 4] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 5]

en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of één of meer ander(en)

in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 28 januari 2009 te Frieschepalen

en/of Surhuisterveen en/of Roden, althans in Nederland, meermalen, althans

eenmaal, opzettelijk een of meer (handelshoeveelheden) verpakking(en) met

daarin sigaretten met de merknamen en/of (beeld)merken van MARLBORO en/of

LAMBERT & BUTLER, ieder zijnde een merk waarop (een) ander(en) recht

heeft/hebben, elk zijnde en/of bevattende valse, vervalste of wederrechtelijk

vervaardigde merken, heeft/hebben ingevoerd en/of doorgevoerd en/of

heeft/hebben afgeleverd en/of in voorraad heeft/hebben gehad.

(artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht )

3.

Primair

Hij tezamen en in vereniging met [verdachte 4] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 5]

en/of [verdachte 2] en/of één of meer ander(en) op of omstreeks 26

januari 2009 te Frieschepalen, althans in Nederland, valselijk heeft opgemaakt

drie, althans één of meer, geschriften te weten:

1. CMR 0778186 (D-001) en/of;

2. CMR 0778187 (D-006) en/of;

3. CMR;

immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk valselijk op

dit/deze document(en) vermeld dat de lading bestond uit 33, althans een

aantal, pallets Sammelgut, althans stukgoed, van afzender Campana Handel te

Prisdorf Duitsland aan geadresseerde Schoenenreus te Assen,

met het oogmerk om voornoemd(e) geschrift(en) als echt en onvervalst te

gebruiken terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat de

lading bestond uit sigaretten, althans andere goederen dan welke op het CMR

vermeld stonden en wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat de lading

niet voor de Schoenenreus te Assen was bestemd

(artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht )

Subsidiair

Hij tezamen en in vereniging met [verdachte 4] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 5]

en/of [verdachte 2] en/of één of meer ander(en) in de periode van 26

januari 2009 tot en met 29 januari 2009 te Frieschepalen, althans in

Nederland en/of Duitsland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of

voorhanden heeft gehad een valse CMR als ware deze echt en onvervalst terwijl

hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit geschrift voor

zodanig gebruik bedoeld was, bestaande de valsheid hierin dat op de CMR een

onjuiste lading en/of een onjuiste ontvanger vermeld stond, bestaande het

gebruikmaken en/of voorhanden hebben hierin dat verdachte gedurende zijn rit

deze CMR onder zich en/of voor controle beschikbaar heeft gehouden.

(artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht )

4.

hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1

oktober 2008 tot en met 28 januari 2009 te Frieschepalen en/of Surhuisterveen

en/of Roden, althans in Nederland en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een

organisatie, bestaande uit [verdachte 4] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 5]

en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of (een)

ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te

weten:

- valsheid in geschrift (art. 225 lid 1 Sr.) en/of

- het gebruik maken van valse geschriften (art. 225 lid 2 Sr.) en/of

- accijnsgoederen voorhanden hebben die niet overeenkomstig de Wet op de

accijns in de heffing waren betrokken (art. 5 Accijnswet) en/of

- merkvervalsing (art. 337 Sr.)

van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede)oprichter en/of (feitelijk)

(mede)bestuurder was en/of aan welke organisatie verdachte (feitelijk) leiding

heeft gegeven.

(artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht )

5.

hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 19 maart 2009 aan de

[adres] te Beemte-Broekland (in de gemeente Apeldoorn), althans in

Nederland tezamen en in vereniging met [verdachte 7] en/of [verdachte 8] en/of een

ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt

en/of verwerkt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad

- 380, althans een aantal hennepplanten, en/of

- vijf en een halve (5,5) kilogram, althans enige hoeveelheid, henneptoppen,

hennep, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet

(artikel 3 jo artikel 11 van de Opiumwet)

6.

hij op of omstreeks 27 maart 2009 aan de [adres] te Leek, althans

in Nederland tezamen en in

vereniging met [verdachte 8] en/of een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft

geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of aanwezig

heeft gehad

- 116, althans een (groot) aantal, hennepplanten.

(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,

danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

(artikel 3 jo artikel 11 van de Opiumwet)

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde met betrekking tot de Lambert & Butler sigaretten en feit 6 zal vrijspreken en de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van alle aan hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.

De rechtbank zal de aangevoerde verweren hieronder nader bespreken.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.

Door de Duitse autoriteiten is een omvangrijk onderzoek verricht naar de smokkel van merkvervalste sigaretten van China naar Duitsland. In het kader van dat onderzoek zijn twee uit China afkomstige zeecontainers na lossing in Hamburg op 25 januari 2009 door de Duitse justitie onderzocht en onder observatie gehouden. Vastgesteld werd dat de inhoud van de containers bestond uit sloffen Marlboro sigaretten met Nederlandse opschriften. In de ochtend van 27 januari 2009 stelde het Duitse observatieteam vast dat de inhoud van de betreffende containers op een bedrijventerrein in Prisdorf werd overgeladen in drie Nederlandse vrachtwagens en dat deze vrachtwagens werden begeleid door een donkerkleurige personenauto van het merk Lancia Delta. Nadat de vrachtwagens in de loop van de middag, vergezeld door de Lancia Delta, richting Groningen waren gaan rijden, is contact gezocht met de Nederlandse justitie en is de observatie vanaf de Nederlandse grens overgedragen aan een observatieteam van de FIOD. De FIOD heeft geconstateerd dat de drie vrachtwagens werden geparkeerd aan respectievelijk de [adres] en de [adres] in Frieschepalen en aan de [adres] te Roden. De drie vrachtwagens zijn vervolgens door de FIOD doorzocht; in alle gevallen bleek de lading te bestaan uit pallets met bruine kartonnen dozen. De inhoud van deze dozen bestond uit sloffen Marlboro sigaretten. Aan de [adres] stond bovendien nog een losse trailer geparkeerd. Ook deze trailer bleek beladen te zijn met sigaretten van de merken Marlboro en Lambert & Butler. In totaal heeft de FIOD 6.749.200 sigaretten in de vier trailers aangetroffen. De sigaretten vertegenwoordigen een fiscaal nadeel (bestaande uit niet-betaalde accijnzen en omzetbelasting) van € 4.404.335,79.

Uit het onderzoek is komen vast te staan dat de betreffende vrachtwagens verhuurd waren door de [naam VOF], gevestigd aan het al eerdergenoemde adres aan de [adres] in Frieschepalen, aan de verdachte [verdachte 1]. Als chauffeurs van het transport zijn opgetreden de verdachten [verdachten 5 en 6], die evenals hun vader en medeverdachte [verdachte 4] tevens vennoten zijn van de VOF, en de verdachte [verdachte 2]. Diens zoon [verdachte 3] bestuurde de Lancia Delta.

Wetenschap van de inhoud van de lading van het transport van 27 januari 2009

De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet wist dat de door hem ten behoeve van het transport gehuurde vrachtwagens beladen zouden worden met sigaretten.

De verdachte heeft inderdaad tegenover de FIOD ontkend dat hij wist dat het zou gaan om sigaretten. Naar zijn zeggen is hij enkel benaderd voor het huren van een aantal vrachtwagens voor een transport vanuit Duitsland. Wel heeft de verdachte ter terechtzitting aangegeven dat de gang van zaken bij hem twijfels opriep over de legaliteit van het transport.

De rechtbank stelt echter vast dat er door verschillende medeverdachten belastend over de verdachte is verklaard. Zo heeft [verdachte 6] in zijn derde verhoor bij de FIOD op de vraag of hij wist dat de lading uit sigaretten zou bestaan als volgt geantwoord:

"Ja, dat wist ik. Daar was op maandag [26 januari 2009, rechtbank] al over gesproken. Volgens mij door [verdachte 1] toen hij bij ons was."

[verdachte 5] heeft in zijn derde verhoor, nadat hem de verklaring van zijn broer [verdachte 6] was voorgehouden, onder meer het volgende verklaard:

"[...] ik heb op maandag wel al gehoord dat we sigaretten zouden gaan halen in de buurt van Hamburg. We waren toen [verdachte 1], [verdachte 2] en ik."

In zijn eerste verhoor heeft [verdachte 5] verder nog verklaard:

"Afgelopen maandag 26 januari 2009 kwam [verdachte 1] bij ons op het bedrijf. [...] Hij had drie trailers met trekkers nodig voor een transport vanuit de regio Hamburg naar Nederland. [...] Later op de avond is hij nog een keer geweest. [...] Ik kreeg toen een papiertje van [verdachte 1] waar het adres op stond waar we zouden moeten laden in Prisdorf, Duitsland, en dat het om schoenen ging die afgeleverd moesten worden bij de Schoenenreus in Assen."

en in zijn derde verhoor, over de vervoersbrieven:

"Ik wist op het moment dat ik het [de vervoersbrief, rechtbank] invulde wel al dat we sigaretten zouden gaan vervoeren."

Uit de bovenstaande verklaringen blijkt dat de verdachte degene was die het transport regelde en over de informatie beschikte die door [verdachte 5] op de vervoersbrieven is ingevuld. Nu [verdachte 5] heeft verklaard dat hij op dat moment al wist dat het zou gaan om sigaretten, en in samenhang met de verklaring van [verdachte 6], acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat het transport betrof ongeloofwaardig en acht zij bewezen dat de verdachte voorafgaand aan het transport wist dat er sigaretten vervoerd zouden worden.

Opzet

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, ook als zou komen vast te staan dat de verdachte weet had van de aard van zijn lading, niet bewezen kan worden dat hij opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van niet in de heffing betrokken accijnsgoederen of het invoeren van merkvervalste sigaretten. Naar de mening van de verdediging had er ook sprake kunnen zijn van (legale) parallelhandel of van gestolen sigaretten.

Uit het feit dat de verdachte, zoals uit de hiervoor reeds weergegeven verklaringen van [verdachte 5] blijkt, bewust onjuiste gegevens heeft laten invullen op de vervoersbrieven, blijkt naar het oordeel van de rechtbank evenwel genoegzaam dat de verdachte wist dat hij met illegale sigaretten van doen had. Of hij ook geweten heeft dat het ging om merkvervalste dan wel om niet in de accijnsheffing betrokken sigaretten, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Niettemin heeft de verdachte onder de gegeven omstandigheden in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij één of beide van deze strafbare feiten zou plegen.

Het voorgaande betekent dat, voor zover het gaat om het transport van 27 januari 2009, het onder 1. en 2. aan de verdachte tenlastegelegde bewezen kan worden.

Eerder transport

Vast staat dat aan de [adres] te Frieschepalen, een terrein dat toebehoort aan de [naam VOF], een vierde trailer is aangetroffen waarin zich eveneens sigaretten bevonden. Uit informatie van de Duitse autoriteiten die zich tussen de stukken bevindt, blijkt dat deze sigaretten eveneens afkomstig zijn uit Duitsland. Naar het oordeel van de rechtbank is er echter onvoldoende bewijs in het dossier om buiten redelijke twijfel aan te kunnen nemen dat de verdachte ook bij de invoer van deze sigaretten betrokken is geweest.

Valsheid in geschrifte

De rechtbank heeft hierboven reeds overwogen dat het de verdachte is geweest die de onjuiste gegevens heeft verstrekt die door [verdachte 5] op de vervoersbrieven zijn ingevuld. Ook heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat het niet om schoenen voor de Schoenenreus in Assen maar om sigaretten zou gaan. Zodoende heeft de verdachte zich medeschuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van de vervoersbrieven, zoals bedoeld onder feit 3 primair. Deze bewezenverklaring geldt overigens alleen de twee vervoersbrieven die door de FIOD zijn aangetroffen en die zich tussen de stukken bevinden; hoewel aannemelijk is dat er op basis van de door de verdachte verstrekte gegevens ook een derde vervoersbrief is opgemaakt, bestemd voor [verdachte 6], is dit exemplaar vernietigd. Bij gebreke aan het document zelf kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat ook dit exemplaar vals was opgemaakt.

Criminele organisatie

Nu alleen bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij het transport van 27 januari 2009, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de verdachte deel uit heeft gemaakt van een criminele organisatie. Het is immers vaste jurisprudentie dat van een "organisatie" in de zin van artikel 140 Sr eerst kan worden gesproken als er een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestaat. Dat is hier niet het geval; meer dan een eenmalige, min of meer toevallige, samenwerking tussen de verdachten kan zoals gezegd niet bewezen worden.

Hennep

De FIOD heeft bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] in Beemte-Broekland een groot aantal hennepplanten en henneptoppen aangetroffen. De verdachte heeft erkend dat deze hem toebehoorden. Het onder 5. aan verdachte tenlastegelegde kan derhalve bewezen worden.

De verdachte heeft ontkend dat hij verantwoordelijk is voor de door de FIOD aangetroffen hennepplanten aan de [adres] in Leek. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier voor dit verwijt ook overigens geen bewijs. De verdachte zal daarom van het onder 6. tenlastegelegde moeten worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij tezamen en in vereniging met [verdachte 6] en [verdachte 5] en [verdachte 2] en [verdachte 3] in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 28 januari 2009 te Frieschepalen en Roden, opzettelijk accijnsgoederen, te weten hoeveelheden sigaretten, voorhanden heeft

gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken;

2.

hij tezamen en in vereniging met [verdachte 6] en [verdachte 5] en [verdachte 2] en [verdachte 3] in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 28 januari 2009 in Nederland,

opzettelijk handelshoeveelheden verpakkingen met daarin sigaretten met de merknamen en beeldmerken van MARLBORO, zijnde een merk waarop een ander recht

heeft, en bevattende valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, heeft ingevoerd;

3. primair

hij tezamen en in vereniging met [verdachte 5] en [verdachte 2] op 26 januari 2009 te Frieschepalen, valselijk heeft opgemaakt geschriften te weten:

1. CMR 0778186 (D-001) en

2. CMR 0778187 (D-006)

immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk valselijk op deze documenten vermeld dat de lading bestond uit 33 pallets Sammelgut, van afzender Campana Handel te

Prisdorf Duitsland aan geadresseerde Schoenenreus te Assen,

met het oogmerk om voornoemde geschriften als echt en onvervalst te gebruiken terwijl hij wist, dat de lading bestond uit sigaretten, en wist, dat de lading niet voor de Schoenenreus te Assen was bestemd.

5.

hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 19 maart 2009 aan de [adres] te Beemte-Broekland (in de gemeente Apeldoorn), opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en aanwezig heeft gehad

- 380 hennepplanten en

- vijf en een halve (5,5) kilogram henneptoppen zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a

van die wet.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Kwalificatie

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:

Onder 1:

Medeplegen van opzettelijk een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden.

Onder 2:

Medeplegen van opzettelijk invoeren van valse, vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde merken.

Onder 3 primair:

Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Onder 5:

De voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C gegeven verbod.

Motivering straf

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.

De verdachte heeft zich, samen met een aantal anderen, schuldig gemaakt aan de smokkel van een grote hoeveelheid vervalste sigaretten van Duitsland naar Nederland. Daarmee is hij medeverantwoordelijk voor het feit dat de Nederlandse fiscus een aanzienlijk bedrag aan accijns en omzetbelasting is misgelopen. Daarnaast worden zowel de consument als de merkenhouder, in dit geval Philip Morris, benadeeld als er vervalste sigaretten op de markt worden gebracht. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een opiumdelict.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor diverse misdrijven, waaronder heling en hennepteelt, eveneens delicten waarmee op illegale wijze geld verdiend kan worden. De reclasseringsrapportage roept het beeld op van een man die al jarenlang op de grens tussen legaal en illegaal gedrag balanceert. De reclassering wijt dit aan een zekere mate van spanningszucht en aan het ontbreken van principes als het gaat om geld verdienen met criminele zaken. Dit zijn zorgelijke bevindingen en de rechtbank is er niet van overtuigd dat de verdachte zich in de toekomst van strafbaar handelen zal onthouden. Bij de strafbepaling zal de rechtbank hier rekening mee houden.

De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank van alle verdachten het grootst geweest. Hij is degene geweest die een initiërende rol heeft gehad, in die zin dat hij het transport heeft geregeld en de andere verdachten in deze zaak betrokken heeft. Ook dit moet in de aan de verdachte op te leggen straf tot uitdrukking komen. Eén en ander leidt ertoe dat de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

De rechtbank zal echter ook rekening moeten houden met het feit dat de verdachte voor minder feiten veroordeeld wordt dan waarvan de officier van justitie in zijn eis is uitgegaan. Met name de verwijten dat de verdachte betrokken zou zijn geweest bij een eerder transport en deel zou hebben uitgemaakt van een criminele organisatie zullen bij het bepalen van die eis een grote rol hebben gespeeld. Nu deze verwijten niet bewezen kunnen worden, zal de rechtbank aan de verdachte de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf matigen.

Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een partij van ca. 8 kg. gedroogde hennep en 1 hennepmonster, moet worden onttrokken aan het verkeer.

Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen

36b, 36c, 36d, 47 lid 1 aanhef en onder 1, 56, 57, 225 lid 1 en 337 lid 1 aanhef en onder a van het Wetboek van Strafrecht,

5 lid 1 onder b en 97 van de Wet op de accijns en

3 onder B en C en 11 lid 2 van de Opiumwet.

BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het onder 1, 2, 3 primair en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld;

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

- verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;

- verklaart het onder 4, 6 en meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

- veroordeelt de verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

een partij van ca. 8 kg. gedroogde hennep en 1 hennepmonster

Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J. van Bruggen, voorzitter, H.H.A. Fransen en L.W. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van A.E. Tuinstra, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2011.

Mr. L.W. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature