Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Curatele: wettelijke gronden aanwezig; bekrachtiging.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 12 oktober 2011

Zaaknummer : 200.076.948/01

Rekestnr. rechtbank : 1141872 / GZ VERZ 10-1922

[de betrokkene],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de betrokkene,

advocaat mr. A.D.K. van Veen te Vlaardingen.

Als belanghebbende zijn aangemerkt:

1. [naam],

wonende te [woonplaats],

in zijn hoedanigheid van curator over de betrokkene,

hierna te noemen: de oudste zoon van de betrokkene,

2. [naam],

wonende te [woonplaats],

in haar hoedanigheid van curator over de betrokkene,

hierna te noemen: de echtgenote van de betrokkene,

hierna ook gezamenlijk te noemen: de curatoren,

advocaat van de belanghebbenden 1 en 2: mr. A.W.M. Roozeboom te Schiedam.

3. [naam],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: de jongste zoon van de betrokkene,

4. [naam],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: de middelste zoon van de betrokkene,

5. [naam],

wonende op een geheim adres,

hierna te noemen: de oudste dochter van de betrokkene,

6. [naam],

wonende op een geheim adres,

hierna te noemen: de jongste dochter van de betrokkene,

hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen,

advocaat van de belanghebbenden 3 tot en met 6: mr. A.C.E.G. Cordesius te ’s-Gravenhage.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De betrokkene is op 10 november 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 augustus 2010 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam.

De curatoren hebben op 15 februari 2011 een verweerschrift ingediend.

De kinderen hebben op 29 april 2011 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de betrokkene:

- op 15 december 2010 een brief van diezelfde datum met bijlagen;

- op 3 januari 2011 een brief van diezelfde datum met bijlagen;

- op 5 september 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.

De zaak is op 7 september 2011 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat en door de heer [naam], tolk in de Turkse taal;

- de curatoren, bijgestaan door hun advocaat;

- de kinderen (met uitzondering van de jongste dochter van de betrokkene), bijgestaan door hun advocaat;

- mevrouw [naam], medewerkster woonzorg bij [naam Stichting te plaats].

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Bij beschikking van 21 juli 2010 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, heeft de rechtbank vanaf de datum van die beschikking een provisioneel bewind ingesteld over alle vermogensrechterlijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene. Tevens is bepaald dat de schulden, die de betrokkene na de bekendmaking van de benoeming van de provisioneel bewindvoerders maakt op de onder bewind gestelde goederen, gedurende het provisioneel bewind en de ondercuratelestelling niet kunnen worden verhaald (artikel 1:380 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek , verder: BW ). Het provisioneel bewind eindigt na de uitspraak op het verzoek tot ondercuratelestelling, aldus de rechtbank. Tot provisioneel bewindvoerders zijn benoemd de oudste zoon van de betrokkene en de echtgenote van de betrokkene. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Bij de bestreden beschikking is de betrokkene onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en zijn de oudste zoon van de betrokkene en de echtgenote van de betrokkene benoemd tot curatoren.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Onder meer staat vast dat de betrokkene thans verblijft bij [naam Stichting te plaats] in een ‘beschermd wonen situatie’.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de ondercuratelestelling van de betrokkene.

2. De betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de curatoren af te wijzen.

3. De curatoren bestrijden het beroep en verzoeken het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, althans dit beroep ongegrond te verklaren.

4. De kinderen bestrijden het beroep en verzoeken het hof het hoger beroep van de betrokkene af te wijzen en de bestreden beschikking ongewijzigd in stand te laten.

Beginsel van hoor en wederhoor

5. De betrokkene stelt dat de kantonrechter hem ten onrechte niet heeft opgeroepen om ter zitting de dato 17 augustus 2010 te verschijnen. Voorts, zo stelt de betrokkene, heeft de kantonrechter hem ten onrechte niet gehoord ten aanzien van het verzoek tot ondercuratelestelling.

6. Het hof overweegt als volgt. Indien en voor zover de betrokkene heeft bedoeld te stellen dat sprake is van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor, dan is dit gebrek in hoger beroep hersteld, nu de betrokkene alsnog voldoende in de gelegenheid is gesteld om verweer te voeren en zijn standpunt met betrekking tot de ondercuratelestelling kenbaar te maken. Gelet hierop heeft de betrokkene geen belang meer bij zijn eerste grief. De grief faalt.

Ondercuratelestelling

7. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter hem ten onrechte onder curatele heeft gesteld. Hij bestrijdt dat er bij hem sprake is van een geestelijke stoornis en dat hij niet in staat is zijn eigen financiële belangen te behartigen. De kantonrechter heeft ten onrechte niet onderzocht of een minder ingrijpende, passende maatregel tot de mogelijkheden behoorde, zoals een beschermingsbewind. Voorts is de betrokkene het niet eens met de persoon van de curatoren. Er is sprake van een gebrek aan vertrouwen en communicatie en daarnaast is de wijze waarop de curatoren handelen onvoldoende transparant. Bovendien, zo stelt de betrokkene, is het wettelijke uitgangspunt dat er door de kantonrechter slechts één curator wordt benoemd. De door de Hoge Raad geformuleerde uitzonderingen daarop doen zich in de onderhavige zaak niet voor. Ter terechtzitting is namens de betrokkene aanvullend verklaard dat uit het door de kinderen overgelegde psychisch-medisch dossier niet duidelijk valt af te leiden aan welke stoornissen hij nu precies leidt. Verder blijkt uit de overgelegde brief van mevrouw [naam] van [naam Stichting] d.d. 31 augustus 2011 dat het goed gaat met hem, aldus de betrokkene. Hij heeft een zinvolle dagbesteding, doet mee aan sociale activiteiten en gaat verantwoordelijk om met afspraken. Tijdens zijn bezoeken aan zijn nieuwe vriendin heeft hij zijn medicatie in eigen beheer. De betrokkene heeft enkel hulp nodig bij het doen van boodschappen en koken. Op 31 augustus jl. heeft de nieuwe huisarts van de betrokkene, de heer [naam], verzocht het afgegeven CIZ-indicatiebesluit d.d. 17 december 2009 opnieuw te beoordelen, aangezien de geïndiceerde zorg, te weten Zorgzwaartepakket VV07, naar zijn idee veel te intensief (en dus niet nodig) is. Volgens de betrokkene ligt zijn familie dwars omdat hij een relatie heeft met een Marokkaanse vrouw.

8. De curatoren stellen zich op het standpunt dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen. Zij zijn van mening dat de betrokkene zijn handelen (en de gevolgen daarvan) in het geheel niet meer overziet. Hij verkeert in wisselende situaties: het ene moment is hij zeer goed en op het andere moment is hij niet toerekeningsvatbaar. Daarnaast heeft de betrokkene forse schulden veroorzaakt (inmiddels opgelopen tot een bedrag van € 72.000,-). Volgens de curatoren is er wel sprake van een vertrouwensrelatie en een goede communicatie met de betrokkene. De oudste zoon heeft de afgelopen jaren getracht de betrokkene op allerlei mogelijke manieren te begeleiden. Daarnaast belt de betrokkene de oudste zoon op indien hij het even niet meer weet. De curatoren maken zich zorgen over de betrokkene en willen hem beschermen. Zij stellen op één lijn te liggen voor wat betreft de invulling van het curatorschap. Ter terechtzitting is namens de curatoren nogmaals benadrukt dat zij zorgen hebben over de betrokkene, mede vanwege het feit dat, zoals blijkt uit de brief van mevrouw [naam] van [naam Stichting] d.d. 31 augustus 2011, de betrokkene gedurende een aantal dagen van de week geen begeleiding krijgt en dus zelf (en zonder toezicht) zijn medicatie (insuline) moet toedienen. Voorts is door de curatoren desgevraagd verklaard dat zij tot nu toe driemaal rekening en verantwoording aan de kantonrechter hebben afgelegd.

9. De kinderen stellen zich eveneens op het standpunt dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen. De betrokkene overziet al jarenlang niet meer (de gevolgen van) zijn handelen. Hij heeft last van allerlei psychische stoornissen, waarvan een aantal, waaronder vasculaire dementie, niet kan verbeteren. Voorts is hij niet in staat zijn eigen financiële belangen te behartigen. Momenteel loopt er een aanvraag voor gedwongen opname van de betrokkene bij het Openbaar Ministerie, aangezien de ‘beschermd wonen situatie’ bij [naam Stichting] volgens de kinderen onvoldoende is om bescherming te geven aan de betrokkene. Sinds de ondercuratelestelling maakt de betrokkene ruzie met de oudste zoon en wil hij nergens aan meewerken. Desondanks is er, op initiatief van de oudste zoon, meerdere keren per week contact tussen de betrokkene en de curatoren. De kinderen zijn van mening dat de betrokkene bescherming behoeft en behoed dient te worden tegen misstappen op financieel en persoonlijk vlak. Ter terechtzitting is nog verklaard dat, in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen de betrokkene en zijn echtgenote, een verzoek is gedaan tot ontslag van de echtgenote als zijnde de curator van de betrokkene. Waarschijnlijk zal de oudste dochter van de betrokkene de taak van curator op zich gaan nemen (tezamen met de oudste zoon van de betrokkene).

10. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:378 lid 1 sub a BW kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld wegens een geestelijke stoornis, waardoor de gestoorde, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen.

11. Ter onderbouwing van de stelling dat bij de betrokkene sprake is van een geestelijke stoornis die een ondercuratelestelling rechtvaardigt, zijn in hoger beroep (alsmede in eerste aanleg) - onder meer - de navolgende verklaringen overgelegd met daarin de volgende passages:

- de verklaring van 7 augustus 2008 van [naam en functie]:

“Naam patiënt: Dhr. [naam] (...)

Bij onderzoek heeft patiënt hoewel lichte maar duidelijke cognitieve functie stoornissen en is er sprake van een beginnende dementieel proces, zeer waarschijnlijk op vasculaire basis op relatief jonge leeftijd.”

- het (herhalings) neuropsychologisch onderzoek, onderzoeker: [naam en functie], onderzoeksdatum: 27 oktober 2009:

“Gezien werd een 60-jarige man van Turkse afkomst die beperkt Nederlands spreekt. Hij is bekend met opnames in het verleden bij een hypomaan toestandsbeeld waarbij cognitieve klachten niet geobjectiveerd werden. Bij I-Psy is patiënt gediagnosticeerd met een vasculaire dementie. Bij de geheugenpoli wordt een second opinion gevraagd, waarbij de etiologie van de cognitieve stoornissen onduidelijk bleef. Om het beloop te volgen wordt een herhalingsneuropsychologisch onderzoek verricht.”

(...)

“Uit het onderzoek komen stoornissen naar voren op het gebied van de oriëntatie in tijd, aandachtsspanne, het visuele en het verbale geheugen, visuoperceptie en –praxie en het executief functioneren. Vergeleken met de testresultaten van het neuropsychologisch onderzoek zijn de qua ernst gelijk gebleven. Concluderend is er sprake van een onveranderd beeld ten opzichte van vorig jaar.”

- het indicatiebesluit van 17 december 2009 van CIZ gericht aan de betrokkene:

“Waarom krijgt u deze zorg?

Uw psychische aandoening is de belangrijkste reden dat u zorg nodig heeft. Daarom staat in het indicatiebesluit dat de ‘grondslag’ voor de zorg ‘psychogeriatrisch’ is.

Het Zorgzwaartepakket VV07 bevat verblijf, begeleiding inclusief dagbesteding, persoonlijke verzorging, verpleging en behandeling. U krijgt deze zorg omdat u: geestelijke problemen heeft in combinatie met gedragsproblemen als gevolg van dementie op jongere leeftijd.

Daarom heeft u een beschermde woonomgeving nodig met zeer intensieve zorg met de nadruk op begeleiding.

Er moet altijd iemand in uw buurt zijn die u direct kan helpen. Die hulp kan in uw eigen woonomgeving niet (meer) geboden worden. Daarom krijgt u een indicatie voor ‘Verblijf’.

Uw familie heeft ervoor gekozen om u de zorg zolang mogelijk thuis te bieden, om die reden is de indicatie afgegeven in een PGB.”

- de geneeskundige verklaring de dato 12 maart 2010, afkomstig van [naam en functie]:

“Naam patient: de heer [naam] (...)

Vergeleken met het testresultaten van 2009 zijn de stoornissen qua ernst gelijk gebleven. Ditmaal is echter de conclusie van het NPO dat de stoornissen passen bij een vasculaire dementie.

Herevaluatie binnen de polikliniek, eventuele uitbreiding van de diagnostiek en eventuele aanpassing van het behandeltraject moet nog plaatsvinden. Vooralsnog heb ik de diagnose daarom nog niet gewijzigd.”

12. Uit bovenvermelde verklaringen, verslagen en besluiten volgt naar het oordeel van het hof dat bij de betrokkene sprake is van een geestelijke stoornis, waarbij de betrokkene, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Het feit dat herevaluatie binnen de polikliniek, eventuele uitbreiding van de diagnostiek en eventuele aanpassing van het behandeltraject nog steeds moeten plaatsvinden, doet daar niet aan af. Mede gelet op hetgeen daarnaast door partijen in de overgelegde stukken en door hen ter terechtzitting is gesteld, is het hof van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondercuratelestelling van de betrokkene wegens een geestelijke stoornis wordt voldaan.

13. Anders dan de betrokkene, is het hof – in het licht van het vorenstaande – van oordeel dat niet enkel de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene dienen te worden beschermd, maar ook zijn immateriële belangen, zodat niet kan worden volstaan met een beschermingsbewind.

14. Voor zover de betrokkene heeft bedoeld te stellen dat een andere curator in de plaats van zijn echtgenote en zijn oudste zoon dient te worden benoemd, overweegt het hof als volgt. Niet gebleken is dat er sprake is van tegenstrijdige belangen tussen de oudste zoon en de betrokkene, of andere redenen waarom hij niet zou kunnen fungeren als curator van de betrokkene. Voor wat betreft de echtgenote van de betrokkene is ter zitting naar voren gekomen dat zij in het kader van de echtscheidingsprocedure een verzoek heeft gedaan tot ontslag als zijnde de curator van de betrokkene. Het hof ziet in een en ander, mede nu de betrokkene zelf geen (ander) familielid of bekende van hem heeft aangedragen om als curator op te treden, geen reden om op dit moment een (of twee) andere curator(en) te benoemen.

15. Mitsdien wordt als volgt beslist.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking;

gelast de griffier op de voet van artikel 1:391 BW gevolg te geven aan het bepaalde in artikel 2 van het Besluit curateleregister (Besluit van 26 november 1969, Stb. 528);

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Kamminga en Van der Kuijl, bijgestaan door mr. Dooting als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature