Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 10 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Scholeneiland Bunnik" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Uitspraak



201103832/1/R3

Datum uitspraak: 19 oktober 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Bunnik,

2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Bunnik,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Bunnik,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Scholeneiland Bunnik" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2011, en [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2011, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2011, waar [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [appellant sub 1] en

[persoon A], [appellant sub 2] en anderen, bij monde van [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door ir. I.C.C. Blok-Houtsma, werkzaam bij adviesbureau Houtsma Advies, en drs. J.N.T. Pronk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

Ontvankelijkheid

2.1. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is mede ingediend namens [persoon A] en [persoon B]. Zij wonen aan de Gildenring in Bunnik en ter zitting heeft [persoon A] desgevraagd verklaard dat het plangebied op een afstand van ongeveer 700 meter van hun woning ligt en dat zij vanuit hun woning geen zicht hebben op de voorziene ontwikkelingen. Mede gelet op de aard en omvang van deze ontwikkelingen is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts hebben zij geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Het gevoel van betrokkenheid bij het bestreden besluit, omdat hun kleinkinderen ter plaatse naar school zullen gaan, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor onvoldoende. De conclusie is dat [persoon A] en [persoon B] geen belanghebbenden, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht , zijn bij het bestreden besluit en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), geen beroep kunnen instellen. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is, voor zover ingediend namens [persoon A] en [persoon B], niet-ontvankelijk.

2.1.1. Voor zover het beroep van [appellant sub 1] en anderen is gericht tegen het niet vaststellen van financiële delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro , overweegt de Afdeling dat indien de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zij niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij de desbetreffende onderdelen van het exploitatieplan. Daartoe is van belang dat zij geen grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vijfde lid, van de Wro hebben gesloten met betrekking tot gronden in het plangebied, zij geen eigenaar zijn van gronden in dat gebied en ook anderszins niet is gebleken van belangen van [appellant sub 1] en anderen die rechtstreeks betrokken zouden zijn bij de vaststelling van de genoemde onderdelen van een exploitatieplan.

Gelet hierop kunnen [appellant sub 1] en anderen niet worden aangemerkt als belanghebbenden bij het niet vaststellen van financiële delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro . Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is in zoverre niet-ontvankelijk.

Procedurele bezwaren

2.2. Voor zover [appellant sub 1] en anderen betogen dat omwonenden zich ten onrechte niet hebben kunnen uitspreken over de voorziene woningbouw, overweegt de Afdeling dat in dit geval de in de Wro vervatte procedure op juiste wijze is gevolgd en dat zij in het kader van deze procedure de in het plan opgenomen woningen aan de orde hebben kunnen stellen en dit ook hebben gedaan. Dat voorafgaand aan deze procedure met onder andere de zogenoemde klankbordgroep, uitvoerig overleg heeft plaatsgevonden en dat de raad, onder meer tegen de wil van deze klankbordgroep, heeft besloten tot woningbouw ter plaatse, maakt niet dat de wettelijke procedure op onjuiste wijze is gevolgd en dat omwonenden zich niet hebben kunnen uitspreken tegen de voorziene woningbouw.

2.2.1. Het betoog van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen dat de in artikel 3.8, eerste lid, onder e, van de Wro gestelde termijn is overschreden, kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, nu het overschrijden van deze termijn niet tot gevolg heeft dat de raad niet meer mag beslissen over de vaststelling van het plan. Dat in dit geval de voorgeschreven termijn van 12 weken na de termijn van terinzagelegging om te beslissen over de vaststelling van het plan ruimschoots door de raad is overschreden, doet niet af aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

2.2.2. Het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat het plan bij de vaststelling zodanige wijzigingen heeft ondergaan dat de in de Wro vervatte procedure geheel opnieuw had moeten worden gevolgd, faalt eveneens. Daarbij is van belang dat slechts indien een plan bij de vaststelling zodanig wordt gewijzigd dat sprake is van een wezenlijk ander plan er aanleiding kan bestaan voor het opnieuw volgen van genoemde procedure. Uit het vaststellingsbesluit volgt dat naar aanleiding van ingediende zienswijzen in de verbeelding en de planregels enkele wijzigingen zijn aangebracht en dat de toelichting op een groot aantal punten is aangepast. De toelichting maakt echter geen onderdeel uit van het plan en de wijzigingen in het plan zelf betreffen ondergeschikte wijzigingen die geen aanleiding geven voor het oordeel dat sprake is van een wezenlijk ander plan ten opzichte van het ontwerp van het plan.

Het plan

2.3. Het plan voorziet voor gronden tussen de Pastoor Heggelaan en de Laan van Broekhuijzen onder meer in een plandeel met de bestemming "Gemengd" en deels de aanduiding "wonen". Het plan maakt ter plaatse een multifunctioneel gebouw voor maatschappelijke en sportvoorzieningen, 16 gestapelde woningen, groenvoorzieningen en parkeerplaatsen mogelijk . Beoogd wordt in het multifunctionele gebouw onder meer drie basisscholen, een sportaccommodatie, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang te huisvesten.

Inhoudelijke bezwaren

2.4. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Gemengd" met de aanduiding "wonen" heeft vastgesteld. Zij voeren aan dat ten onrechte is voorzien in woningbouw die ten koste gaat van groen- en speelvoorzieningen. Zij stellen dat aan de voorziene woningen geen ruimtelijke, maar slechts financiële motieven ten grondslag liggen, dat deze woningen hun woon- en leefklimaat zullen aantasten en dat er geen behoefte bestaat aan deze woningen. Zij stellen voorts dat de raad, gelet op de voor de vaststelling van het plan gesloten overeenkomst tussen de gemeente en Mitros, de betrokken projectontwikkelaar, voor een voldongen feit is geplaatst en niet serieus op de bezwaren van omwonenden is ingegaan.

[appellant sub 1] en anderen voeren aan dat zij er vanuit mochten gaan dat niet zou worden voorzien in woningbouw. Verder betogen zij dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet inzichtelijk is en vrezen zij, mede gelet op de aanwezigheid van veel kinderen in het plangebied, een verkeersonveilige situatie.

[appellant sub 2] en anderen stellen dat het door de raad voorgestane dubbelgebruik van de zogenoemde "kiss and ride-plekken" als speelplaats onveilige situaties met zich zal brengen. Zij voeren aan dat er alternatieve locaties beschikbaar zijn voor woningbouw en dat de bouw van woningen ter plaatse dan ook niet noodzakelijk is. Tot slot voeren zij aan dat de voorziene parkeerplaatsen tegenover hun woningen aan de Laan van Broekhuijzen hun woon- en leefklimaat aantasten.

2.4.1. De raad stelt dat, na zorgvuldig overleg en afweging van de betrokken belangen, in het plan woningbouw is opgenomen, dat hieraan ruimtelijke motieven ten grondslag liggen en dat er behoefte bestaat aan deze woningen. De voorziene woningen passen binnen het gemeentelijke beleid en zullen het woon- en leefklimaat in de omgeving niet ernstig aantasten. Er zullen voldoende groen- en speelvoorzieningen overblijven en de wegen in en rondom het plangebied hebben voldoende capaciteit om het verkeer te kunnen verwerken. Voorts zijn er maatregelen mogelijk om een verkeersveilige situatie te garanderen. Verder wijst de raad er op dat er geen parkeerplaatsen zijn voorzien aan de zijde van de Laan van Broekhuijzen.

2.4.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor:

a. maatschappelijke voorzieningen;

b. speel- en sportvoorzieningen;

c. gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen";

d. groenvoorzieningen;

e. verkeers- en verblijfsruimte, waaronder parkeerplaatsen;

f. nutsvoorzieningen, waaronder waterbergingsvoorzieningen.

Ingevolge artikel 3, lid 3. 2, onder 3.2.1 en d, zijn er maximaal 16 gestapelde woningen toegestaan.

Op de verbeelding zijn twee bouwvlakken opgenomen waar onderscheidenlijk de woningen en het multifunctionele gebouw kunnen worden gebouwd. Daaromheen liggen gronden met de bestemming "Gemengd" die niet mogen worden bebouwd. Het plandeel met de bestemming "Gemengd" wordt omringd door een plandeel met de bestemming "Groen".

2.4.3. Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad bij de vaststelling van het plan niet in vrijheid heeft kunnen besluiten, overweegt de Afdeling als volgt. Vast staat dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan de gemeente met onder meer de projectontwikkelaar Mitros een overeenkomst heeft gesloten over dit project, waarbij de verkoop van gronden is overeengekomen. Anders dan appellanten betogen, is gebleken dat de raad reeds in een vroeg stadium betrokken is geweest bij het project en niet pas bij de vaststelling van het plan is geconfronteerd met deze overeenkomst. Het bestaan van de overeenkomst op het moment dat de raad over de vaststelling van het plan heeft besloten, betekent niet dat de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening geen onafhankelijke en zorgvuldige belangenafweging meer heeft kunnen verrichten. In de bij het besluit behorende nota van zienswijzen is door de raad op de ingebrachte zienswijzen ingegaan en er zijn in deze nota geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat deze zienswijzen niet op een zorgvuldige wijze zijn behandeld. Dat de raad in de zienswijzen geen aanleiding heeft gezien om het plan zodanig te wijzigen dat ter plaatse geen woningbouw meer mogelijk is, is geen aanleiding voor het oordeel dat de raad vooringenomen zou hebben gehandeld, maar houdt in dit geval slechts in dat de raad door hetgeen tegen het ontwerp van het plan is aangevoerd er niet van overtuigd is geraakt dat woningbouw ter plaatse niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

2.4.4. Voor zover [appellant sub 1] en anderen betogen dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan niet in woningbouw zou voorzien. De raad heeft vanaf het begin van de planvorming rekening gehouden met diverse invullingen van het plangebied, waarbij varianten met en varianten zonder woningbouw zijn overwogen. Aan de omstandigheid dat in de gemeentelijke woonvisie, die tot 2010 heeft gegolden, volgens [appellant sub 1] en anderen geen aanknopingspunt was te vinden voor woningbouw op deze locatie kan geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend, reeds omdat dit beleidsstuk ten tijde van het bestreden besluit was vervangen door de gemeentelijke "Woonvisie 2010+", die niet in de weg staat aan woningbouw op deze locatie. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.

2.4.5. Het betoog dat geen ruimtelijke, maar uitsluitend financiële motieven ten grondslag hebben gelegen aan de voorziene woningen faalt eveneens. De raad heeft in het plan een beperkt aantal woningen opgenomen omdat deze herontwikkelingslocatie zich leent voor woningbouw en de woningbouw goed kan worden gecombineerd met de andere voorziene functies. Daarbij heeft de raad voorts betrokken dat in Bunnik niet veel andere herontwikkelingslocaties beschikbaar zijn en er behoefte bestaat aan deze woningen. Niet aannemelijk is gemaakt dat de onderzoeken waarop de raad de woningbehoefte heeft gebaseerd zodanige gebreken vertonen dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. Dat ook financiële overwegingen een rol hebben gespeeld bij de afweging maakt niet dat er geen ruimtelijke relevante redenen voor woningbouw ter plaatse bestaan.

2.4.6. Ten aanzien van de gestelde aantasting van het woon- en leefklimaat overweegt de Afdeling dat de woningen op een afstand van minimaal 40 meter van de dichtstbijzijnde bestaande woningen zijn voorzien en hiervoor een maximale bouwhoogte van 9 meter geldt. Voorts is rondom de voorziene bebouwing voorzien in een plandeel met de bestemming "Groen", dat groenvoorzieningen mogelijk maakt. Verder zijn, anders dan [appellant sub 2] en anderen betogen, direct tegenover hun woningen aan de Laan van Broekhuijzen geen parkeerplaatsen voorzien, nu daar de bestemming "Groen" geldt en ter plaatse geen parkeerplaatsen zijn toegestaan. Op de daarachter liggende gronden met de bestemming "Gemengd" zijn wel parkeerplaatsen mogelijk. De afstand tussen deze gronden en de percelen aan de Laan van Broekhuijzen is ongeveer 25 meter en er is voorzien in afschermend groen. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene woningen en parkeerplaatsen geen ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse tot gevolg zullen hebben.

2.4.7. Het betoog dat de woningbouw tot gevolg heeft dat er te weinig groen- en speelvoorzieningen resteren faalt. Daarbij is van belang dat zowel de bestemming "Gemengd" als de bestemming "Groen" groen- en speelvoorzieningen mogelijk maken en dat vrijwel het gehele terrein is voorzien van deze bestemmingen. In de plantoelichting staat in dit verband dat de gebruikers van het multifunctionele gebouw samen een behoefte hebben aan 2.470 m² speelruimte en dat het directe speelterrein rondom het gebouw een oppervlakte heeft van ruim 2.800 m². Niet aannemelijk is gemaakt dat het plangebied onvoldoende groen- en speelvoorzieningen kan bieden ten behoeve van onder meer de voorziene scholen. Daarbij betrekt de Afdeling dat tot deze oppervlakte aan speelvoorzieningen is gekomen in overleg met de betrokken scholen. Voor zover [appellant sub 2] en anderen er op wijzen dat het voorgestane dubbelgebruik van de zogenoemde "kiss and ride-plekken" als speelplaats onveilige situaties met zich brengt, overweegt de Afdeling dat de bestemming "Gemengd" zowel speelvoorzieningen als parkeerplaatsen mogelijk maakt en in zoverre dubbelgebruik van gronden niet uitsluit, maar dat de exacte locatie van de kortparkeerzone niet in het plan is vastgelegd. Indien een dergelijke zone wordt aangelegd, is niet aannemelijk gemaakt dat deze niet op zodanige wijze kan worden ingericht dat deze op een veilige manier kan worden gebruikt.

2.4.8. Ten aanzien van de verkeersgevolgen van het plan is de raad ervan uitgegaan dat een deel van het verkeer van en naar het multifunctionele gebouw, mede gelet op de voorziene basisscholen, fietsverkeer zal betreffen. Daarnaast zal een deel van het verkeer gemotoriseerd verkeer betreffen. Om een verkeersveilige situatie te creëren is het gehele gebied rondom het voorziene multifunctionele gebouw aangewezen als een 30 kilometerzone. Verder zullen bij de herinrichting van het openbare gebied zodanige maatregelen worden getroffen dat de verkeersveiligheid kan worden gewaarborgd. Het plan staat aan dergelijke maatregelen, zoals parkeerverboden en het aanwijzen van straten voor eenrichtingsverkeer, niet in de weg. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare verkeerssituatie tot gevolg zal hebben.

2.4.9. Het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat de raad de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet inzichtelijk heeft gemaakt slaagt evenmin. Daartoe overweegt de Afdeling dat in de plantoelichting is weergegeven dat een overeenkomst is gesloten met onder meer Mitros en dat daarnaast door de gemeente middelen beschikbaar zijn gesteld om het multifunctionele gebouw mogelijk te maken. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat in overeenstemming met artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening inzicht is geboden in de financi ële uitvoerbaarheid van het plan.

2.4.10. De Afdeling overweegt dat, voor zover [appellant sub 2] en anderen wijzen op alternatieven, de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad stelt dat de Anne Franklocatie geen reëel alternatief is, aangezien in dat geval de aldaar voorziene seniorenwoningen niet gebouwd kunnen worden, hetgeen onder meer financiële nadelen heeft. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad dit alternatief voor het plan onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.

2.5. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is, voor zover ontvankelijk, ongegrond en het beroep van [appellant sub 2] en anderen is geheel ongegrond.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen, voor zover ingediend namens [persoon A] en [persoon B] en voor zover gericht tegen het niet vaststellen van financiële delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro , niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen voor het overige en het beroep van [appellant sub 2] en anderen geheel ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Taal

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2011

459.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature