Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Dakloze. Gebruik van het 7-dagenformulier en het vijfdagenbeleid. Het bestreden besluit wordt vernietigd vanwege schending van het fair play beginsel en artikel 17 van de WWB. Geen sprake van schending van de inlichtingenplicht. Finale geschilbeslechting.

Verweerder heeft met de zogeheten 7-dagenformulieren eiser gevraagd naar zijn verblijfsplaats(en) in het verleden. Over dat verleden heeft eiser juiste informatie verstrekt. Verweerders afwijzing is echter gebaseerd op het feit dat eisers verblijfsplaats op een moment in tijd na de onderzoeksperiode niet bekend is, en het niet kenbaar zijn van eisers verblijfsplaats in de toekomst. Verweerder heeft hierdoor een wending gemaakt die eiser niet, althans niet voldoende, heeft kunnen voorzien.

Verweerder stelt dat eiser verzuimd heeft een wijziging in zijn woon- en leefsituatie door te geven. Dit verzuim vormt echter onvoldoende basis om te concluderen tot een schending van de inlichtingenplicht. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking het rapport van de Gemeentelijke Ombudsman van 18 mei 2010 waarin de zogeheten vijfdageneis buitenproportioneel is geacht. De rechtbank kan verweerders mededeling dat de vijdageneis is losgelaten niet rijmen met wat er in deze zaak is gebeurd, namelijk dat eiser is gevraagd om ten aanzien van een niet nader gespecificeerde periode in de toekomst aan te geven waar hij zal (gaan) verblijven.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 11/2448 WWB

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde mr. E. van den Bogaard,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

verweerder,

gemachtigde mr. M.H.M. Diderich.

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen. Bij besluit van 7 april 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting op 24 augustus 2011. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1.1 Op 13 januari 2011 heeft eiser als dak- en thuisloze bij de afdeling ‘Bijzondere Doelgroepen IJsbaanpad’ van verweerder een aanvraag ingediend om een bijstandsuitkering. Op 19 januari 2011 en 26 januari 2011 heeft eiser op de zogeheten 7-dagenformulieren aangegeven waar hij van 13 januari 2011 tot en met 19 januari 2011 en van 20 januari 2011 tot en met 26 januari 2011 heeft verbleven. Hij heeft hierbij de adressen [adres 1], de [adres 2], [adres 3] en [adres 4] opgegeven. Tijdens het intakegesprek op 4 mei 2010 heeft eiser aangegeven dat hij tot ongeveer 7.00 of 8.00 uur op deze adressen aanwezig is.

1.2 Verweerder heeft vervolgens huisbezoeken afgelegd en de bevindingen hiervan neergelegd in het Rapport van bevindingen ‘Bijzondere Doelgroepen aanvraag’ (hierna: het rapport) met afsluitdatum 2 februari 2011. Volgens dit rapport hebben de handhavingspecialisten op 2 februari 2011 vanaf ongeveer 8.00 uur de adressen [adres 2], [adres 3] en [adres 1] bezocht. De handhavingspecialisten hebben de door eiser opgegeven contactpersonen van de adressen [adres 3] en de [adres 2] gesproken. Deze hebben verklaard dat eiser op deze adressen heeft geslapen. Eiser is op de dag van het onderzoek niet op een van deze adressen aangetroffen.

1.3 Verweerder heeft vervolgens onder verwijzing naar het rapport de aanvraag om een bijstandsuitkering afgewezen omdat het recht op bijstand niet is vast te stellen. Volgens verweerder heeft eiser onjuiste informatie over zijn verblijfplaatsen gegeven.

Standpunten partijen

2.1 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser onjuiste informatie over zijn verblijfplaats heeft verstrekt en dat daarom sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Verweerder heeft hieraan - kort samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. Niet is gebleken dat eiser in de nacht van 2 februari 2011 op één van de opgegeven adressen heeft verbleven. Op 25 februari 2011 is contact opgenomen met de mede-eigenaar en directeur van het bedrijf aan de [adres 1] die verklaard heeft dat eiser in de door hem genoemde nachten op het 7-dagenformulier op dit adres heeft geslapen. Uit zijn verklaring blijkt niet dat eiser thans op dit adres slaapt. Bovendien is eiser daar niet aangetroffen. Ten aanzien van het adres [adres 3] is eisers opgave dat hij in de week van 13 januari 2011 drie nachten heeft doorgebracht op dit adres juist. Maar niet is gebleken dat hij daarna nog daar heeft gelogeerd. Ten aanzien van het adres [adres 2] heeft de door eiser opgegeven contactpersoon verklaard dat eiser vorige week bij hem heeft gelogeerd. Ook heeft eiser in de nacht van 2 februari 2011 bij hem op zolder geslapen. Deze verklaring is in overeenstemming met de door eiser opgegeven logeerdatum op het 7-dagenformulier, maar niet met de waarneming uit het huisbezoek, aldus nog steeds verweerder.

2.2 Eiser heeft gemotiveerd betwist dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiser meent dat hij voldoende informatie heeft verschaft om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. De informatie die hij heeft opgegeven omtrent zijn verblijfplaatsen is correct.

Juridisch kader

3.1 In artikel 11, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.

3.2 In artikel 17, eerste lid, van de WWB is bepaald dat een belanghebbende verplicht is op verzoek of uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.

3.3 Indien de belanghebbende de verplichting uit artikel 17, van de WWB niet of in onvoldoende mate nakomt, is dat, volgens bestendige jurisprudentie, in samenhang bezien met voornoemd artikel 11, eerste lid, van de WWB , een rechtsgrond voor weigering of be ëindiging van de bijstand wanneer door de schending van die rechtsplicht het recht op bijstand niet of niet langer kan worden vastgesteld.

Oordeel rechtbank

4.1 De vraag waar iemand zijn woonadres dan wel zijn feitelijk verblijf heeft, dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Voor de correcte toepassing van de WWB is het van essentieel belang dat er duidelijkheid bestaat omtrent de woon- en verblijfplaats van de belanghebbende. In het geval van een aanvraag ligt het op de weg van de aanvrager hierover de nodige duidelijkheid te verschaffen. Dit volgt uit bestendige jurisprudentie. De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep - CRvB - van 15 september 2009, LJ-nummer: BJ8133.

4.2 Verweerder heeft een onderzoek verricht naar de door eiser opgegeven adressen op de

7-dagenformulieren van 19 en 26 januari 2011. Op deze formulieren heeft eiser opgegeven waar hij in de periode daarvoor, te weten van 13 januari 2011 tot en met 26 januari 2011 heeft verbleven. Blijkens het bestreden besluit en verweerders toelichting ter zitting betwist verweerder niet dat de door eiser op de 7-dagenformulieren opgegeven verblijfplaatsen in de desbetreffende veertien dagen in overeenstemming zijn met de resultaten van de locatiebezoeken. Verweerder betwist aldus niet dat eisers opgave van verblijfplaatsen waar hij in het verleden heeft verbleven op zichzelf genomen juist is.

4.3 Verweerder handhaaft echter het standpunt dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden omdat hij in de nacht van 2 februari 2011 niet is aangetroffen op één van de adressen. Verweerder heeft ter zitting ook gewezen op het door eiser op 26 januari 2011 ondertekende formulier. Daarin staat dat hij iedere wijziging in zijn woon- en leefsituatie moet doorgeven. Nu eiser niet heeft opgegeven waar hij na 26 januari 2011 heeft verbleven, meent verweerder dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden.

4.4 Nu tussen partijen niet in geschil is dat eisers opgave op de 7-dagenformulieren met betrekking tot de periode 13 januari 2011 tot en met 26 januari 2011 in overeenstemming is met de door de contactpersonen afgelegde verklaringen tijdens de huisbezoeken is in zoverre van een schending van de inlichtingenplicht ten aanzien van deze periode geen sprake.

4.5 Partijen zijn verdeeld over de vraag of eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden omdat hij in de nacht van 2 februari 2011 niet is aangetroffen op de adressen die eiser had opgegeven op de 7-dagenformulieren en omdat ook niet is gebleken dat eiser daarna nog op deze adressen heeft verbleven. Met eiser beantwoordt de rechtbank deze vraag ontkennend. De redenen voor dit oordeel zijn als volgt.

4.5.1 Verweerder heeft met de zogeheten 7-dagenformulieren eiser gevraagd naar zijn verblijfsplaats(en) in het verleden. Het onderzoek - althans het voor eiser kenbare en met hem in openheid besproken onderzoek - is dus gericht geweest op een periode in het verleden. Over dat verleden heeft eiser, zoals hierboven reeds gezegd, juiste informatie verstrekt. Verweerders afwijzing is echter, zoals ter zitting met name duidelijk werd, gebaseerd op het feit dat eisers verblijfsplaats op een moment in tijd na de onderzoeksperiode niet bekend is, en het niet kenbaar zijn van eisers verblijfsplaats in de toekomst. Verweerder heeft hierdoor een wending gemaakt die eiser niet, althans niet voldoende, heeft kunnen voorzien. Verweerder heeft eiser immers niet specifiek de vraag voorgelegd of hij kan aangeven waar hij op 2 februari 2011, en in de periode daarna, zal verblijven. Dat is in strijd met het beginsel van fair play.

4.5.2 Verweerder heeft erop gewezen dat eiser op het op 26 januari 2011 ondertekende formulier ermee heeft ingestemd dat hij iedere wijziging in zijn woon- en leefsituatie moet doorgeven en dat eiser dat niet heeft gedaan. Die constatering is op zichzelf genomen juist en de rechtbank kan verweerder op zichzelf genomen volgen in zijn standpunt dat van een aanvrager om bijstand mag worden verlangd dat hij alle wijzigingen in zijn omstandigheden aan verweerder doorgeeft.

4.5.3 Bezien in het licht van de door eiser opgegeven, juiste, informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in het verleden, en in aanmerking genomen dat eiser ten tijde in geding dakloos en zwervend was, vormt dit verzuim van eiser naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende basis om te concluderen tot een schending van de inlichtingenplicht. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen het rapport van de Gemeentelijke Ombudsman van 18 mei 2010. In dat rapport is de zogeheten vijfdageneis - een verplichting voor een dakloze om vijf dagen aanwezig te zijn op de door hem opgegeven locaties - buitenproportioneel geacht, omdat van een dakloze niet kan worden verwacht dat hij voor de komende vijf dagen kan aangeven waar hij zal verblijven. De Gemeentelijke Ombudsman heeft de wethouder van Werk en Inkomen verzocht te bevorderen dat deze eis wordt ingetrokken. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat verweerder heeft aangekondigd dat de werkwijze ten aanzien van daklozen naar aanleiding van de aanbevelingen van de Gemeentelijke Ombudsman zou worden aangepast. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de vijfdageneis inmiddels is losgelaten. Verweerder heeft echter niet kunnen aangeven welke werkwijze er nu precies in het geval van eiser is gehanteerd bij het onderzoek naar eisers verblijfplaats, noch waar deze werkwijze is neergelegd. De rechtbank kan verweerders mededeling omtrent het loslaten van de vijfdageneis niet rijmen met wat er in deze zaak is gebeurd, namelijk dat eiser is gevraagd om ten aanzien van een niet nader gespecificeerde periode in de toekomst aan te geven waar hij zal (gaan) verblijven.

4.6 Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt wegens strijd met het beginsel van fair play en mede als gevolg daarvan met artikel 17 van de WWB . Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb , zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiser gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat eiser met ingang van de datum van de aanvraag bijstand wordt verleend naar de voor hem geldende norm.

4.7 De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van eiser voor verleende rechtshulp. Deze kosten worden begroot op € 874,00 in bezwaar en op € 874,00 in beroep. De rechtbank zal verweerder voorts opdragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- verklaart het bezwaar gegrond;

- herroept het primaire besluit;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- bepaalt dat verweerder aan eiser het door haar betaalde griffierecht van € 41 vergoedt;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van

€ 1.748,00, te betalen aan de griffier van de rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van

mr. G. Panday, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2011.

de griffier de rechter,

De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Afschrift verzonden op:

D:B

SB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature