Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 24 juni 2009 heeft de minister het verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen afgewezen.

Uitspraak



201100255/1/V6.

Datum uitspraak: 5 oktober 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 november 2010 in zaak nr. 10/396 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister van Justitie, thans: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister).

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2009 heeft de minister het verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen afgewezen.

Bij besluit van 8 december 2009 heeft de minister het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 24 november 2010, verzonden op 2 december 2010, heeft de rechtbank het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M.S. Yap, advocaat te Bergen op Zoom, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Asperen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) wordt, voor zover thans van belang, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van deze wet aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.

Ingevolge artikel 23 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze wet.

Ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef, onder a en b, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (hierna: het Besluit), voor zover thans van belang, verstrekt de verzoeker bij de indiening van een naturalisatieverzoek betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk , gegevens met betrekking tot geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk geboortedatum.

Ingevolge het vierde lid, legt de verzoeker een schriftelijke en ondertekende verklaring over dat de gevraagde gegevens naar waarheid zijn verstrekt en dat geen relevante gegevens zijn verzwegen.

2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister zijn naturalisatieverzoek terecht heeft afgewezen, omdat hij onjuiste personalia heeft verstrekt, dan wel de twijfel omtrent zijn identiteit niet heeft weggenomen en hij niet al het mogelijke heeft gedaan om zijn identiteit aan te tonen. Hiertoe voert hij aan dat hij het verzoek tot het verlenen van het Nederlanderschap heeft ingediend met de persoonsgegevens zoals vermeld op de door de minister verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en zoals hij staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Hij stelt zich op het standpunt dat onjuist is dat hij [persoon A], geboren op 10 maart 1985, zou zijn. Volgens [appellant] heeft hij voldoende inspanningen verricht om zijn identiteit aan te tonen en is het disproportioneel om vast te blijven houden aan andere personalia.

2.2.1. Het betoog faalt. Niet in geschil is dat [appellant] bij zijn naturalisatieverzoek de personalia [persoon B], geboren 10 maart 1981, heeft opgegeven en op de voet van voormeld artikel 31, vierde lid, van het Besluit, heeft verklaard dat de gevraagde gegevens naar waarheid zijn verstrekt en geen voor zijn naturalisatieverzoek relevante gegevens zijn verzwegen. Tijdens het eerste gehoor naar aanleiding van zijn opvolgende asielaanvraag van 5 november 2002 heeft [appellant] verklaard dat zijn echte naam [persoon A] is en dat hij is geboren op 10 maart 1985. De naam [persoon B] is de naam van zijn overleden neef. Deze verklaring heeft hij gedurende de onderhavige procedure in bezwaar en beroep gehandhaafd, zodat [appellant] niet kan worden gevolgd in zijn standpunt, dat de rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat zijn echte naam niet [persoon B] maar, naar gesteld, [persoon A] is.

De door [appellant] gedurende de procedure overgelegde documenten hebben, nog daargelaten de vraag of de in hoger beroep overgelegde documenten bij de beoordeling kunnen worden betrokken, enkel betrekking op de naam [persoon B], zodat [appellant] evenmin kan worden gevolgd in zijn betoog dat hij voldoende documenten heeft overgelegd om zijn gestelde identiteit aan te tonen, dan wel daartoe voldoende inspanningen heeft verricht.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Spoel w.g. Groeneweg

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2011

32-532.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature