Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Klacht over grondslagverlating dan wel innerlijke tegenstrijdigheid. Het Hof heeft de voorbedachte raad bewezenverklaard met doorhaling in de bewezenverklaring van het tenlastegelegde onderdeel "na kalm beraad en rustig overleg". Gelet op de vaststellingen van het Hof moet worden aangenomen dat het Hof kennelijk bij vergissing die woorden heeft doorgehaald in de voor de bewezenverklaring gebruikte tekst van de tenlastelegging. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring in die zin verbeterd, zodat het middel feitelijke grondslag mist en derhalve niet tot cassatie kan leiden.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



20 maart 2012

Strafkamer

nr. S 11/00281

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 december 2010, nummer 22/006750-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rijnmond, locatie De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel behelst de klachten dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging van feit 1 heeft verlaten dan wel dat de uitspraak van het Hof innerlijk tegenstrijdige beslissingen bevat.

2.2. Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:

"hij op of omstreeks 19 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in het lichaam van [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."

2.3. Daarvan heeft het Hof bewezenverklaard dat:

"hij op 19 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in het lichaam van [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."

2.4.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

"1. Het proces-verbaal van aangifte van de regiopolitie Haaglanden, nr. PL1512/2008/38036-102, d.d. 22 juli 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:

als de op 22 juli 2008 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [slachtoffer] (blz. 83 t/m 85):

In coffeeshop [A] zat [verdachte] rechts van mij op het bankje. Wij zaten redelijk dicht tegen elkaar aan. Ik zei tegen [verdachte] dat ik € 1.150,-- wilde hebben, maar dat ik tevreden zou zijn met € 800,--. [Verdachte] zei tegen mij: "Wil je niet verder naar beneden gaan". Ik zag vervolgens in een flits dat zijn rechterhand naar zijn heuptasje ging. Ik dacht op dat moment dat [verdachte] mijn geld zou pakken. Echter nadat [verdachte] het heuptasje had geopend, kwam er een pistool uit. Zonder iets te zeggen, drukte [verdachte] het pistool tegen de rechterzijde van mijn buik. Ik hoorde een luide knal, tegelijkertijd voelde ik een hevige stekende pijn in mijn buik. [Verdachte] had mij neergeschoten. De kogel heeft mijn lever, dikke darm en drie stukken van mijn dunne darm geraakt.

2. Een geschrift, genaamd een aanvraagformulier medische informatie d.d. 20 juli 2008, ondertekend op 1 augustus 2008 door de geneeskundige R.A. van Dijk. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 374 en 375):

Medische informatie over:

[Slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1968, die op 19 juli 2008 betrokken is geweest bij een schietpartij.

In te vullen door de geneeskundige:

A. Uitwendig waargenomen letsel.

Tweetal schotverwondingen in de buik. Ernstig wel shock.

3. De verklaring van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2010 verklaard - zakelijk weergegeven -:

Op 19 juli 2008 trof ik [slachtoffer] aan in coffeeshop [B] te Den Haag. We hadden een betalingsgeschil. Ik heb een vuurwapen dat op zolder in een boxzak zat verstopt, gepakt. Ik wilde dit wapen tegenover [slachtoffer] gebruiken als "overtuigingsmiddel". Nadat ik het wapen op zolder had gepakt en in mijn buideltas had gedaan, ben ik met het wapen en met het geld weer teruggereden naar de [B] in Den Haag op zoek naar [slachtoffer]. Aldaar aangekomen zag ik de scooter van [slachtoffer] niet staan. Ik ben toen naar coffeeshop [A] gegaan omdat ik vermoedde dat [slachtoffer] zich daar mogelijk bevond, hetgeen juist bleek te zijn. Ik heb op 19 juli 2008 in coffeeshop [A], gevestigd aan de [a-straat] te Den Haag, [slachtoffer] neergeschoten met een vuurwapen.

4. Het proces-verbaal van verhoor van de regiopolitie Haaglanden, nr. PL1512/2008/38036, d.d. 30 september 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:

als de op 22 juli 2008 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van de verdachte (blz. 388 t/m 439):

Toen ik het vuurwapen pakte, zal ik er wel vanuit zijn gegaan dat het geladen was.

5. De eigen waarneming van de leden van het hof van de ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2010 getoonde camerabeelden van het op die beelden aangegeven tijdstip 22.25 uur tot het tijdstip 22.30:57 uur die op 19 juli 2008 in [A] zijn gemaakt."

2.4.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:

"De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 impliciet primair (poging tot moord) tenlastegelegde, nu hij, kort gezegd, niet met voorbedachten rade heeft gehandeld.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en de cd met camerabeelden alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2010, stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.

De verdachte is op 19 juli 2008 in coffeeshop [B] te Den Haag het latere slachtoffer [slachtoffer] tegen gekomen en heeft met hem daar gesproken over de betaling van schilderwerkzaamheden [slachtoffer] voor verdachte had uitgevoerd en die de verdachte nog niet geheel betaald had. Over het uiteindelijk nog te betalen bedrag waren verdachte en [slachtoffer] het niet eens. Volgens verdachte is hij, om tot een betalingsoplossing te komen, vervolgens naar huis gereden om de urenstaten van [slachtoffer] na te kijken. Verdachte besloot dat hij niet meer dan 500 euro wilde betalen. Hierna heeft verdachte in zijn woning van zolder een wapen, dat zat verstopt in een boxzak, gepakt.

Verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen tegenover [slachtoffer] wilde gebruiken als "overtuigingsmiddel" en ging er vanuit dat het mogelijk geladen zou zijn. Met het wapen - en volgens hem ook met geld - is hij weer teruggereden naar de [B] in Den Haag op zoek naar [slachtoffer]. Aldaar aangekomen zag hij de scooter van [slachtoffer] niet staan en is verdachte naar coffeeshop [A] gegaan omdat hij vermoedde dat [slachtoffer] zich daar mogelijk bevond, hetgeen juist bleek te zijn.

Uit eigen waarneming van het hof van de camerabeelden die op 19 juli 2008 in [A] zijn gemaakt en die ter terechtzitting in hoger beroep zijn vertoond, blijkt het volgende:

Verdachte en [slachtoffer] hebben daar een aantal minuten naast elkaar op een bankje zitten praten. Verdachte beweegt tijdens dit gesprek niet veel, terwijl [slachtoffer] veel handgebaren maakt en voornamelijk aan het woord is. Op een gegeven moment pakt de verdachte met zijn rechterhand zijn wapen uit zijn buideltas en plaatst hij zijn wapen ter hoogte van de buikstreek van [slachtoffer]. Vervolgens is een mondingsvlam te zien en valt [slachtoffer] vanuit een zittende positie vanaf het bankje over het tafeltje voor hem. Verdachte blijft dan nog even zitten, staat vervolgens op en doet tijdens het naar buiten lopen zijn wapen weer terug in zijn buideltas.

Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden met betrekking tot de voorbedachten raad het volgende af.

Door een (mogelijk) (door)geladen pistool mee te nemen van huis heeft de verdachte zichzelf reeds in de mentale toestand gebracht dat hij tijdens een eventuele confrontatie met [slachtoffer] het pistool zou kunnen gaan gebruiken. Doordat hij vervolgens minutenlang, ogenschijnlijk rustig, met [slachtoffer] op een bankje heeft zitten praten en er tussen hen vlak voor het pistoolschot ook nog een moment is gezwegen, is de verdachte in de gelegenheid geweest om enige tijd te kunnen nadenken over de gevolgen en de betekenis van zijn daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Aldus is aan het vereiste van voorbedachten raad voldaan. Dat de verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld, acht het hof bovendien bevestigd door de rustige wijze waarop de verdachte na het schot wegloopt en zijn pistool opbergt, en zich op geen enkele wijze bekommert om het slachtoffer."

2.5. Het Hof heeft de voorbedachte raad bewezenverklaard met doorhaling in de bewezenverklaring van het tenlastegelegde onderdeel "na kalm beraad en rustig overleg". Gelet op de vaststellingen van het Hof moet worden aangenomen dat het Hof kennelijk bij vergissing die woorden heeft doorgehaald in de voor de bewezenverklaring gebruikte tekst van de tenlastelegging. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring in die zin verbeterd, zodat het middel feitelijke grondslag mist en derhalve niet tot cassatie kan leiden.

3. Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 20 maart 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature