Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verzoek om toezending van de minuut. Dat in dit geval niet anders dan door integrale verstrekking van de minuut adequaat kan worden voorzien in kennisgeving van de daarin opgenomen persoonsgegevens dan wel mededeling van de herkomst daarvan, is niet gebleken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat na kennisname van deze minuut is gebleken dat hierin niet meer gegevens staan opgenomen dan die waarover eiser reeds eerder in de procedure de beschikking heeft gekregen. Daartoe verwijst de rechtbank naar de brief aan de gemachtigde van eiser waarin uitleg wordt gegeven over hetgeen redengevend is geweest voor het achterwege laten van het opleggen van de maatregel tot ongewenstverklaring. Verweerder kon dan ook in dit geval volstaan met een verwijzing naar het dossier en was op grond van de Wbp derhalve niet gehouden tot het verstrekken van een afschrift van de minuut en heeft het verzoek om verstrekking daarvan daarom in redelijkheid kunnen weigeren.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 3, meervoudige kamer

Reg.nr.: AWB 11/728 WBP

UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [plaats], eiser,

gemachtigde mr. B.M.A. Scholten, advocaat te Amsterdam,

en

de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder.

I PROCESVERLOOP

Bij besluit van 29 oktober 2010 heeft verweerder het verzoek van eiser om toezending van de minuut behorend bij zijn besluit van 13 augustus 2010 afgewezen.

Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 30 november 2010 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.

Bij besluit van 7 januari 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 24 januari 2011 beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens bij brief van 24 maart 2011 een verweerschrift ingediend.

Naar aanleiding van verweerders verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Awb met betrekking tot de gevraagde minuut heeft de rechtbank - in een andere samenstelling - geoordeeld dat beperking van de kennisneming, zoals door verweerder verzocht, gerechtvaardigd is te achten.

Eiser heeft desgevraagd de in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb bedoelde toestemming verleend, waarna de rechtbank kennis heeft genomen van een minuut.

Het beroep is op 31 maart 2011 ter zitting behandeld.

Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.C. van Keeken.

De rechtbank heeft daarop het onderzoek heropend en het beroep verwezen naar de meervoudige kamer.

De behandeling van het beroep is op 23 mei 2011 ter zitting van de meervoudige kamer voortgezet. Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W.Th. Berg.

Ter zitting is het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een afschrift van de juiste (concept)minuut aan de rechtbank te doen toekomen.

Verweerder heeft hieraan op 30 mei 2011 voldaan. Naar aanleiding van verweerders verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Awb met betrekking tot de gevraagde minuut heeft de rechtbank - in een andere samenstelling - geoordeeld dat beperking van de kennisneming, zoals door verweerder verzocht, gerechtvaardigd is te achten.

De rechtbank heeft eiser gevraagd om toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. Eiser heeft de in dit artikel bedoelde toestemming verleend.

Partijen hebben desgevraagd toestemming gegeven om het beroep zonder nadere zitting af te doen.

De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

II OVERWEGINGEN

1.1 Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) wordt onder persoonsgegevens verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.

1.2 Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, van de Wbp wordt, voor zover hier van belang, onder 'verantwoordelijke' verstaan: het bestuursorgaan dat het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt.

1.3 Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wbp heeft de betrokkene het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.

1.4 Ingevolge artikel 35, tweede lid, van de Wbp bevat de mededeling als bedoeld in het eerste lid, indien zodanige gegevens worden verwerkt, een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.

1.5 Ingevolge artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp, kan de verantwoordelijke, voor zover hier van belang, artikel 35 buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.

2 Eiser heeft bij brieven van 10 september 2010, 10 oktober 2010 en 27 oktober 2010 verzocht om toezending van de (concept)minuut, die ten grondslag ligt aan verweerders besluit van 13 augustus 2010. In de bij dit besluit behorende aanbiedingsbrief heeft verweerder eiser medegedeeld dat eiser niet ongewenst zal worden verklaard.

3 Aan het besluit om inzage in de (concept)minuut af te wijzen, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat dit document naast persoonsgegevens een juridische analyse van de zaak weergeeft. De analyse valt niet onder de definitie van persoonsgegevens in de zin van artikel 1 van de Wbp. Subsidair stelt verweerder zich op het standpunt dat het recht op inzage buiten toepassing wordt gelaten omdat de rechten en vrijheden van de opsteller van de (concept)minuut in het geding zijn. Ten slotte stelt verweerder dat in het verleden weliswaar incidenteel verzoeken tot afgifte van de (concept)minuut werden gehonoreerd, maar dat naar aanleiding van de IND-werkinstructie 2009/11 van 14 juli 2009 dergelijke verzoeken in beginsel niet meer gehonoreerd worden.

4 Eiser stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat hij recht heeft op een gehele weergave van de gegevens die in de minuut zijn opgenomen, eventueel met uitzondering van de gegevens van de opsteller. Het maken van een selectie van de persoonsgegevens of een globaal overzicht is in strijd met Europese wetgeving zoals artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De uitzonderingssituatie van artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp is niet van toepassing omdat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom de rechten en vrijheden van de opsteller van de minuut in dit specifieke geval in het geding zijn. De stelling dat sprake is van een concept dat alleen geschikt is voor intern gebruik, kan niet meer als geldige reden dienen voor de weigering vanaf het moment dat het besluit om hem niet ongewenst te verklaren was genomen. Het stadium van intern overleg is vanaf dat moment gepasseerd. Het kan niet zo zijn dat, zoals verweerder stelt, de toename van het aantal verzoeken om afgifte van de minuut er toe heeft geleid dat verweerder nu alle aanvragen afwijst. Voorts wijst eiser op jurisprudentie waarin is bepaald dat een juridische analyse een persoonsgegeven in de zin van de Wbp is.

Ten slotte is eiser in strijd met de wet niet gehoord nu het bezwaar niet kennelijk ongegrond is.

5.1 De rechtbank overweegt het volgende.

De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de op de zaak betrekking hebbende door verweerder overgelegde minuut.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn in deze minuut persoonsgegevens als bedoeld in de Wbp opgenomen. Daartoe wordt - onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 2 februari 2011, LJN: BP2831 - overwogen dat ook gegevens die een neerslag vormen van een over een bepaalde persoon genomen beslissing als een deze persoon betreffend persoonsgegeven worden beschouwd.

Gelet op de eerdergenoemde uitspraak van 2 februari 2011 van de Afdeling is

artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp niet van toepassing. Het door verweerder aangevoerde belang van hemzelf als verantwoordelijke en van de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen waaronder begrepen de ambtenaren van de IND, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een zodanig gewichtig belang, dat dit het buiten toepassing laten van artikel 35, tweede lid, van de Wbp in dit geval rechtvaardigt. Bij een recht of vrijheid van een ander dan de verzoeker als bedoeld in artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp gaat het om gewichtige belangen op grond waarvan het noodzakelijk is een uitzondering te maken op het recht van de betrokkene op kennisneming. Het belang van de ongestoorde gedachtewisseling tussen ambtenaren behoort daar niet toe.

Het bestreden besluit dateert van 7 januari 2011 en de vorenbedoelde uitspraak van de Afdeling is derhalve van later datum. Verweerder heeft zijn motivering van het besluit ter zitting aangepast aan genoemde uitspraak. Reeds daarom is het beroep van eiser tegen het besluit van 7 januari 2011 gegrond en dient dit besluit te worden vernietigd wegens een motiveringsgebrek.

5.2 Met betrekking tot de grond van eiser dat hij niet op zijn bezwaarschrift is gehoord, overweegt de rechtbank het volgende.

Gelet op hetgeen in bezwaar is aangevoerd, bezien in het licht van het primaire besluit en de wettelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn, was naar het oordeel van de rechtbank op voorhand redelijkerwijs twijfel mogelijk over de vraag of het bezwaar al dan niet tot een ander besluit zou kunnen leiden. Verweerder heeft het bezwaar daarom niet kennelijk ongegrond kunnen achten en heeft niet af kunnen zien van het horen van eiser in bezwaar.

5.3 Met betrekking tot de vraag of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand dienen te worden gelaten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, overweegt de rechtbank als volgt.

Hetgeen hiervoor is overwogen betekent niet dat verweerder zonder meer is gehouden de minuut integraal aan eiser te verstrekken. Zoals uit de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2007, LJN: AZ6853, volgt, voorziet de Wbp niet in een recht op inzage in stukken waarin persoonsgegevens zijn opgenomen. Gegeven het aan de Wbp ten grondslag liggende transparantiebeginsel is inzage in stukken waarin persoonsgegevens zijn opgenomen aan de orde indien niet op andere wijze adequaat kan worden voorzien in kennisgeving van die persoonsgegevens dan wel mededeling van de herkomst daarvan, behoudens toepasselijkheid van de in artikel 43 van de Wbp vervatte weigeringsgronden. Dat in dit geval niet anders dan door de integrale verstrekking van de minuut adequaat kan worden voorzien in kennisgeving van de daarin opgenomen persoonsgegevens dan wel mededeling van de herkomst daarvan, is niet gebleken.

Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat na kennisname van deze minuut is gebleken dat hierin niet meer gegevens staan opgenomen dan die waarover eiser reeds eerder in de procedure beschikking heeft gekregen. Daartoe verwijst de rechtbank naar de brief aan de gemachtigde van eiser van 29 oktober 2010, kenmerk 00023362, waarin uitleg wordt gegeven over hetgeen redengevend is geweest voor het achterwege laten van het opleggen van de maatregel tot ongewenstverklaring.

5.4 Verweerder kon dan ook in dit geval volstaan met een verwijzing naar het dossier en was op grond van de Wbp derhalve niet gehouden tot het verstrekken van een afschrift van de minuut en heeft het verzoek om verstrekking daarvan daarom in redelijkheid kunnen weigeren.

6 Gezien vorenstaande overwegingen dient het beroep gegrond te worden verklaard en kunnen de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.

7 Verweerder wordt in de door eiser gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het tweemaal verschijnen ter zitting) 3 punten worden toegekend, waarde per punt € 437,-. De te vergoeden kosten van rechtsbijstand bedragen derhalve € 1.311,-.

8 De rechtbank wijst er nog op dat het door eiser betaalde griffierecht van € 152,--door verweerder aan eiser moet worden vergoed.

III BESLISSING

De Rechtbank 's-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit van 7 januari 2011;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 152,- dient te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.311,- , welk bedrag verweerder aan eiser moet vergoeden;

Aldus vastgesteld door mr. M.M.F. Holtrop, mr. D. Biever en mr. T. Fernig-Rocour in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.G. Egter van Wissekerke.

Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2011.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature