Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan openlijke geweldpleging tegen personen heeft schuldig gemaakt (meermalen gepleegd). Gelet op het relatief beperkte aandeel van de verdachte aan de openlijke geweldpleging en daarnaast de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, bepaalt het hof dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Tevens verklaart het hof de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk

Uitspraak



Rolnummer: 22-001257-10

Parketnummer: 09-760538-09

Datum uitspraak: 9 september 2011

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 1 maart 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van

26 augustus 2011.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 16 november 2008 te Berkel en Rodenrijs, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Noordeindseweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit

- het (als groep) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aflopen en/of

- het (van de fiets) schoppen en/of duwen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of

- het tegen het hoofd en/of tegen het lichaam schoppen en/of stompen en/of slaan van die [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) en/of

- het (tegen de grond) duwen en/of slaan van die [slachtoffer 3] en/of het schoppen tegen de benen van die [slachtoffer 3] en/of

- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag).

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging nu de minderjarige verdachte in strijd met de Salduz-jurisprudentie voorafgaand aan zijn verhoor bij de politie niet is gewezen op zijn recht op rechtsbijstand. Volgens de raadsvrouw was er geen sprake van een normale zelfmeldsituatie en is de verdachte, onder dreiging van aanhouding, uit school direct naar het politiebureau gegaan. Ook heeft hij geen gebruik kunnen maken van zijn recht op bijstand door een raadsman of vertrouwenspersoon tijdens het politieverhoor.

Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verklaring van de verdachte op grond van het bovenstaande dient te worden uitgesloten van het bewijs.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof leidt uit de rechtspraak van het EHRM af dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan artikel 6 van het EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan zijn verhoor bij de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Uit het proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 november 2008 blijkt dat er op 27 november 2008 telefonisch contact is geweest met de ouders van de verdachte en is afgesproken dat de verdachte zich zo snel mogelijk zou komen melden aan het politiebureau te Zoetermeer. Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 augustus 2011 heeft verbalisant B. als getuige verklaard dat hij tijdens het telefoongesprek heeft medegedeeld waarvan [verdachte] verdacht werd en dat hij zou worden aangehouden. De verdachte is na zijn verschijning op het politiebureau aangehouden en vervolgens verhoord.

Het hof overweegt dat de verdachte ten tijde van het eerste politieverhoor reeds was aangehouden en dat hij noch voorafgaand noch tijdens het verhoor een raadsman had of heeft kunnen raadplegen, terwijl hij van dat recht ook geen afstand heeft gedaan. Weliswaar heeft het elf dagen geduurd voordat de verdachte werd aangehouden en verhoord maar anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd is deze omstandigheid naar het oordeel van het hof op zichzelf genomen onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte, nog daargelaten dat hij niet wist of moest verwachten dat hij zou worden aangehouden, zijn recht op raadpleging van een advocaat heeft kunnen verwezenlijken. Juist de omstandigheid dat een niet aangehouden verdachte in de gelegenheid is om op elk moment waarop hij dat zou willen een advocaat te raadplegen maakt volgens de meest recente jurisprudentie van de Hoge Raad over dit onderwerp (HR 9 november 2010, LJN: BN7727) dat in dat geval op de overheid niet te verplichting rust de verdachte in de gelegenheid te stellen een advocaat te raadplegen. Uit het voorafgaande volgt dat in de onderhavige casus de verplichting op de overheid kwam te liggen om de aangehouden verdachte de gelegenheid te bieden een advocaat te consulteren.

Het hof overweegt voorts dat deze rechtsontwikkeling op het moment zelf bij de verbalisanten ter plaatse niet bekend kon zijn, aangezien het verhoor van de verdachte plaatsvond op de dag waarop het Salduz-arrest van het EHRM werd gewezen; de daarop gevolgde jurisprudentie van de Hoge Raad dateert van 30 juni 2009 en zoals blijkt uit de eerst aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad is deze rechtsontwikkeling nog steeds gaande. Derhalve kan niet worden gesproken van een welbewuste schending van de rechten van de verdachte, zodat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet aan de orde is. Niettemin is het hof van oordeel dat de bovenstaande gang van zaken een vormverzuim oplevert dat tot bewijsuitsluiting van de betreffende verklaring van de verdachte behoort te leiden.

Verweer met betrekking tot bewijsuitsluiting van de verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd bij de politie

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw betoogd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegd bij de politie d.d. 28 november 2008 dient te worden uitgesloten van het bewijs aangezien deze een rechtstreeks gevolg is van de voor het bewijs onbruikbare verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie. Daartoe heeft zij aangevoerd dat [medeverdachte 1] in zijn verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 11 januari 2010 aan heeft gegeven dat een rechercheur hem destijds op de luchtplaats in het politiebureau heeft verteld wat de verdachte had verklaard en dat hij zijn verklaring daar vervolgens op heeft afgestemd.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Het hof constateert dat de medeverdachte bij de rechter-commissaris d.d. 11 januari 2010 heeft verklaard dat de rechercheur hem had verteld wat de verdachte had verklaard en dat hij tegen de rechercheur heeft gezegd dat dat verhaal klopt. Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij zijn verklaring heeft afgestemd op die van de verdachte, maar dat dat ook de waarheid was. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] ook zichzelf belast in zijn politieverklaring.

Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 augustus 2011 heeft verbalisant B. als getuige verklaard dat het voorhouden van de verklaring van [verdachte] aan [medeverdachte 1]. een onderdeel van het verhoor heeft uitgemaakt.

Gelet op het bovenstaande overweegt het hof dat het weliswaar denkbaar is dat de verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd bij de politie mogelijk is beïnvloed door de verklaring van de verdachte, maar dat [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris heeft aangegeven dat hij bij de politie niettemin naar waarheid heeft verklaard. Het hof acht de politieverklaring van [medeverdachte 1] dan ook bruikbaar voor het bewijs.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 16 november 2008 te Berkel en Rodenrijs met anderen, op of aan de openbare weg, de Noordeindseweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit

- het (als groep) op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aflopen en

- het (van de fiets) schoppen en duwen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en

- het tegen het hoofd en tegen het lichaam schoppen en stompen en slaan van die [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) en

- het (tegen de grond) duwen en slaan van die

[slachtoffer 3] en het schoppen tegen de benen van die [slachtoffer 3] en

- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag).

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de verdachte geen actieve bijdrage heeft geleverd aan het gevecht en dat hij bij de spiegelconfrontatie door niemand is herkend.

Het hof overweegt als volgt.

Uit de verschillende verklaringen in het dossier stelt het hof vast dat er tussen vrienden van de verdachte en de aangevers eerder op de avond in discotheek [naam] in Zoetermeer onenigheid is ontstaan, waarbij de verdachte tussenbeiden is gekomen om de ruzie te sussen en daarbij is geslagen. De medeverdachte heeft bij de politie d.d. 28 november 2008 verklaard dat hij samen met de verdachte en een aantal anderen op zoek was gegaan naar de groep jongens uit de discotheek en dat ze hen tegenkwamen op de Noordeindseweg. Hij heeft verklaard dat hij samen met de verdachte achter een jongen is aangerend en dat de verdachte vervolgens deze jongen heeft geslagen. [Medeverdachte 2] heeft bij de politie d.d. 17 februari 2009 verklaard dat hij in de auto is gestapt met de verdachte en een aantal anderen om de groep jongens te zoeken die de verdachte hadden geslagen. Toen ze de groep tegenkwamen zijn de verdachte en de andere jongens uitgestapt en op ze afgerend. Hij heeft verklaard dat er werd gevochten en dat er werd gewonnen door de verdachte en de rest. Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 augustus 2011 heeft [medeverdachte 2] als getuige weliswaar een andersluidende verklaring afgelegd, maar hij heeft eveneens verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft verteld. Het hof acht zijn verklaring bij de politie dan ook betrouwbaar. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op het moment dat ze de groep jongens tegenkwamen uit de auto is gestapt en naar een jongen toe is gelopen.

Gelet op het bovenstaande alsmede gelet op de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met betrekking tot de geweldshandelingen is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging. Dat hij bij de spiegelconfrontatie niet is herkend kan daar gelet op het vorenstaande niet aan afdoen. Het hof acht concluderend wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan openlijke geweldpleging heeft schuldig gemaakt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

het bewezen verklaarde levert op:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

meermalen gepleegd.

Geen straf of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Gelet op het relatief beperkte aandeel van de verdachte aan de openlijke geweldpleging en daarnaast de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 augustus 2011, te weten het feit dat de verdachte blijkens een uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 augustus 2011 niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten alsmede de omstandigheid dat de verdachte zelf voorafgaand aan het delict hard is geslagen terwijl hij een ruzie wilde sussen, is het hof van oordeel dat met strafoplegging thans geen belang is gediend.

Derhalve acht het hof het raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Vordering tot schadevergoeding SRK Rechtsbijstand tav mr. L. tbv [slachtoffer 2]

In het onderhavige strafproces heeft mr. L. zich namens [slachtoffer 2] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 558,-.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.

Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op.

Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,

mr. J.A.C. Bartels en mr. N.C. van Bellen, in bijzijn van de griffier mr. V.A.M. Willemsen.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 september 2011.

Mr. N.C. van Bellen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature