Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Het hof heeft een verdachte de verplichting opgelegd om aan de Staat € 52.550,00 te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak



Gerechtshof Leeuwarden

Sector strafrecht

Parketnummer: 24-000488-10

Uitspraak d.d.: 19 september 2011

TEGENSPRAAK

ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak van de politierechter in de rechtbank Assen van 3 februari 2010 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1971],

wonende te [woonplaats], [adres] A.

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de omvang van het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat, zal bepalen op € 55.014,25, en aan de veroordeelde de verplichting tot betaling aan de Staat zal opleggen van dat bedrag.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsman,

mr. W.L.M. Fleuren, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

Vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op EUR 78.564,20 (achtenzeventigduizend vijfhondervierenzestig euro en twintig eurocent) en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op EUR 55.014,25 (vijfenvijftigduizend veertien euro en vijfentwintig eurocent) en dat aan veroordeelde wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 19 september 2011 (parketnummer 24-000254-10) ter zake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een straf.

Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.

Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van EUR 52.550,00 (tweeënvijftigduizend vijfhonderdvijftig euro). Het hof komt als volgt tot deze schatting:

Bewezen is dat verdachte gedurende 13 maanden een hennepkwekerij in werking heeft gehad. Gezien het feit dat de kweekcyclus 10 weken bedraagt zal het hof over de eerste tien weken geen inkomsten berekenen.

Veroordeelde heeft ter zitting van het hof d.d. 5 september 2011 verklaard dat hij per maand tussen de € 5.000,00 en € 6.000,00 verdiende met het bewezenverklaarde handelen. Het hof zal het gemiddelde van dit bedrag als uitgangspunt nemen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Verdachte heeft tevens ter zitting verklaard dat het hiervoor genoemde maandinkomen zijn deel van de totale opbrengst was. Dit bedrag behoefde niet meer gedeeld te worden met zijn mededader.

Tevens heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij van dit maandinkomen alleen nog de huur van het pand moest betalen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij per maand

€ 400,00 aan huur betaalde.

Met inachtneming van het bovenstaande komt het hof tot de volgende berekening.

Inkomen uit hennepteelt per maand € 5.500,- x 10,5 maanden = € 57.750,00

Huurkosten € 400,00 per maand x 13 maanden = € 5.200,00

Bedrag genoten wederrechtelijk verkregen voordeel € 52.550,00

Transportkosten

De raadsman heeft ter zitting nog opgemerkt dat de transportkosten van verdachte als kostenpost dienen te worden afgetrokken van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel. De raadsman heeft dit standpunt niet feitelijk geadstrueerd. De raadsman heeft enkel aangegeven dat verdachte woonachtig was in [woonplaats] en hij ten behoeve van de kwekerij vanuit [woonplaats] naar [plaats] moest gaan.

Het verweer van de raadsman dat er nog rekening gehouden met worden met de transportkosten is niet toereikend onderbouwd en wordt daarom verworpen.

De verplichting tot betaling aan de Staat

Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op € 52.550,00.

De raadsman heeft ter zitting van het hof d.d. 5 september 2011 aangevoerd dat het hof de aan veroordeelde op te leggen betalingsverplichting dient te matigen, gelet op de geringe draagkracht van de veroordeelde.

Sinds de wijziging van artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht bij Wet van

8 mei 2003, in werking getreden op 1 september 2003, en gelet op de Memorie van Toelichting bij die wet, dient de draagkracht van de veroordeelde in beginsel pas in de executiefase aan de orde te worden gesteld, en wel op de voet van het bepaalde in artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering. Uitsluitend in die gevallen waarin vooraf al vaststaat dat veroordeelde ook in de toekomst in het geheel niet zal kunnen betalen, kan de rechter gebruik maken van zijn matigingsbevoegdheid. Gelet hierop verwerpt het hof het gevoerde draagkrachtverweer, nu niet aannemelijk is geworden dat ten aanzien van de veroordeelde sprake is van een dergelijke situatie.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van EUR 52.550,00 (tweeënvijftigduizend vijfhonderdvijftig euro).

Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van EUR 52.550,00 (tweeënvijftigduizend vijfhonderdvijftig euro).

Aldus gewezen door

mr. J. Dolfing, voorzitter,

mr. J. Hielkema en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,

in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,

en op 19 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Van Stempvoort, voornoemd, is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature