Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende spoedeisend belang. Het wettelijk uitgangspunt is dat een ingesteld hoger beroep in zaken als deze de werking van de aangevallen uitspraak niet opschort en dat de door verzoeker kennelijk voorziene uitvoeringsproblemen geen zodanig zwaarwegend belang vormen dat behandeling van het hoger beroep in de bodemprocedure niet zou kunnen worden afgewacht. Niet valt in te zien dat verzoeker niet bij wijze van voorwaardelijke beslissing uitvoering aan de aangevallen uitspraak kan geven. Gelet op de overwegingen van de aangevallen uitspraak betreft het in dit geval een specifieke problematiek die een afweging van zaaksspecifieke feiten en omstandigheden vergt en is de aangevallen uitspraak slechts van directe betekenis voor de rechtsverhouding tussen verzoeker en betrokkene.

Uitspraak



11/4428 AW-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

U I T S P R A A K

als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om voorlopige voorziening van:

de Minister van Financiën, thans: de Staatssecretaris van Financiën (hierna: verzoeker),

in verband met het hoger beroep van:

verzoeker

tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 29 juni 2011, 10/1000 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)

en

verzoeker

Datum uitspraak: 1 september 2011

I. PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Verzoeker heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

Met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de behandeling van dit verzoek op een zitting achterwege gebleven.

II. OVERWEGINGEN

1. Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd ten name van de Minister van Financiën, is in verband met een wijziging van taken voortgezet ten name van verzoeker. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verzoeker, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de Minister van Financiën.

2. Op grond van de gedingstukken gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

2.1. Betrokkene is bij besluit van 17 maart 2010 op grond van artikel 57, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement benoemd tot [naam functie] bij de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Apeldoorn. In dat besluit is daarnaast aangegeven dat deze verplaatsing in zeer overwegende mate in betrokkenes belang was en dat betrokkene om die reden niet aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een mobiliteitstoeslag. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit, gericht tegen de afwijzing van de mobiliteitstoeslag, heeft verzoeker bij besluit van 11 augustus 2010 ongegrond verklaard.

3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit van 11 augustus 2010 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 17 maart 2010 herroepen, bepaald dat aan betrokkene alsnog een eenmalige mobiliteitstoeslag dient te worden toegekend ter grootte van 50% van het zijn salaris en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat verzoeker het begrip ‘dienstbelang’ te beperkt uitlegt en dat, gelet op de omstandigheden van onderhavig geval, niet kan worden ontkend dat met de overplaatsing van betrokkene naar Randmeren een dienstbelang was gemoeid, nu (ook) het functioneren van de Belastingdienst bij de overplaatsing was gebaat.

4. Verzoeker heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en tevens de Raad verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de aangevallen uitspraak wordt geschorst totdat de Raad op het hoger beroep heeft beslist. Verzoeker heeft daarbij aangegeven welwillend te staan tegenover het toepassen van artikel 8:86 van de Awb . Het voor een voorlopige voorziening vereiste spoedeisend belang heeft verzoeker onderbouwd door erop te wijzen dat de aangevallen uitspraak binnen de Belastingdienst niet onopgemerkt zal blijven en dat dit zal leiden tot een toename van het aantal bezwaarschriften en beroepschriften bij het toepassen van de reeds jaren - en naar het oordeel van verzoeker op juiste gronden - toegepaste werkwijze van het niet toekennen van een mobiliteitstoeslag bij het ruilen van werkplek op verzoek van en vanwege persoonlijke belangen van medewerkers. Verzoeker acht tevens een organisatorisch belang aanwezig om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te krijgen over onderhavig geval, teneinde zorgvuldig afgewogen besluiten te kunnen (blijven) nemen.

4.1. Bij schrijven van 5 augustus 2011 heeft betrokkene op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd. Dit heeft geleid tot een reactie van verzoeker van 11 augustus 2011.

5. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.

5.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet , hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

5.2. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende spoedeisend belang. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het wettelijk uitgangspunt is dat een ingesteld hoger beroep in zaken als de onderhavige zaak de werking van de aangevallen uitspraak niet opschort en dat de door verzoeker kennelijk voorziene uitvoeringsproblemen geen zodanig zwaarwegend belang vormen dat behandeling van het hoger beroep in de bodemprocedure niet zou kunnen worden afgewacht. Niet valt in te zien dat verzoeker niet bij wijze van voorwaardelijke beslissing uitvoering aan de aangevallen uitspraak kan geven. Gelet op de overwegingen van de aangevallen uitspraak betreft het in onderhavig geval een specifieke problematiek die een afweging van zaaksspecifieke feiten en omstandigheden vergt en is de aangevallen uitspraak slechts van directe betekenis voor de rechtsverhouding tussen verzoeker en betrokkene.

6. Uit het vorenstaande volgt dat niet is voldaan aan de in artikel 8:81 van de Awb gestelde voorwaarde van onverwijlde spoed, zodat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is en moet worden afgewezen.

7. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de voorzieningenrechter niet gebleken.

III. BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af.

Deze uitspraak is gedaan door J. G. Treffers in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2011.

(get.) J.G. Treffers

(get.) P.W.J. Hospel

RB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature