Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Handhavend optreden (preventieve last) in verband met het gebruiken van gemotoriseerde modelvoertuigen in de open lucht, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo is verleend. Geen zicht op legalisatie. Geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving moet worden afgezien.

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

procedurenummer: AWB 11/1994

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2011 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[naam], h.o.d.n. [naam onderneming],

wonende te [woonplaats],

verzoeker (hierna: [naam verzoeker]),

gemachtigde: J.J. Dienaar,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Menameradiel,

verweerder (hierna: het college),

gemachtigden: mr. C.F.M. Jungerman, zelfstandig juridisch adviseur te Groningen, en

G.J. Rouwenhorst, werkzaam bij de gemeente Menameradiel.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2011 heeft het college [naam verzoeker] gelast dat met ingang van 1 september 2011 op zijn perceel aan de [adres] (hierna: het perceel) in de open lucht niet langer trainingen en/of wedstrijden voor modelvoertuigen met een verbrandingsmotor worden gehouden. Aan deze last is een dwangsom van € 5.000 per overtreding, met een maximum van € 10.000, verbonden die verbeurd wordt indien geen gevolg wordt gegeven aan de last. [naam verzoeker] heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft hij zich op 17 augustus 2011 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om het besluit van 29 juli 2011 te schorsen. Het verzoek is ter zitting behandeld op 25 augustus 2011, waarbij [naam verzoeker] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Motivering

Feiten

1.1 [naam verzoeker] exploiteert op zijn perceel onder de naam [naam onderneming] een westernmanege en een evenementenranch. Er is onder meer sprake van een manege en een kantine. Hiervoor heeft het college in 1999 een milieuvergunning afgegeven. In 2001 heeft het college ingestemd met een melding voor een uitbreiding van de kantine met twee zalen met een capaciteit van respectievelijk 180 en 220 personen.

1.2 Op het perceel is in 2010 in de open lucht een racecircuit aangelegd dat aan onder meer leden van de vereniging Modelbouwclub Friesland (hierna: de MBC) gelegenheid biedt voor het houden van trainingen en wedstrijden met radiografisch bestuurbare modelvoertuigen met een verbrandingsmotor. Deze voertuigen, die ongeveer een halve meter lang zijn en rijden op ethanol, halen op het rechte eind van het circuit een snelheid van circa 90 kilometer per uur. Dienaar, de gemachtigde van [naam verzoeker], is secretaris van de MBC.

1.3 Op 14 juli 2011 heeft het college [naam verzoeker] meegedeeld voornemens te zijn om handhavend op te treden tegen trainingen en/of wedstrijden op dit racecircuit, omdat deze activiteiten plaatsvinden zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is verleend. Het college heeft [naam verzoeker] verder te verstaan gegeven dat het niet van plan is om een dergelijke vergunning te verlenen, in hoofdzaak vanwege de geluidsoverlast. [naam verzoeker] heeft zijn zienswijze gegeven op het voornemen van het college om handhavend op te treden. Bij het besluit van 29 juli 2011 heeft het college beslist overeenkomstig zijn voornemen van 14 juli 2011.

Beoordeling van het schorsingsverzoek

Inleidende overwegingen

2.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om [naam verzoeker] te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat hij een spoedeisend belang heeft bij een schorsing van het besluit van 29 juli 2011. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het besluit van 29 juli 2011 in bezwaar geen stand zal houden.

Inhoudelijke beoordeling

3.1 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien (vgl. de uitspraak van 17 augustus 2011 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gepubliceerd op rechtspraak.nl, LJN: BR5188).

3.2 Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn nadere regels gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder de in het eerste lid van artikel 2.1 bedoelde activiteiten. Op grond van artikel 2.1, tweede lid, van het Bor , in samenhang gelezen met bijlage I (categorie 19.4 onder b) van het Bor, is het gebruiken van gemotoriseerde modelvoertuigen in de open lucht een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning is vereist.

3.3 Vast staat dat [naam verzoeker] niet beschikt over een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gemotoriseerde modelvoertuigen in de open lucht, zodat tegen het houden van trainingen en/of wedstrijden op het racecircuit in beginsel handhavend opgetreden moet worden. De voorzieningenrechter verwerpt het betoog van [naam verzoeker] dat het houden van trainingen en/of wedstrijden valt onder de reikwijdte van de in 1999 verleende milieuvergunning. Die vergunning had immers slechts betrekking op de manege en de kantine en de geaccepteerde melding in 2001 had slechts betrekking op een uitbreiding van de kantine. Dat trainingen en/of wedstrijden in het verleden in de manege plaatsvonden, betekent niet dat deze activiteit onder de reikwijdte van de voor de manege verleende milieuvergunning valt. De stelling van [naam verzoeker] dat het houden van trainingen en/of wedstrijden is toegestaan op basis van het overgangsrecht van het vigerende bestemmingsplan laat de voorzieningenrechter onbesproken. Aan de onderhavige last heeft het college immers niet ten grondslag gelegd dat het gebruik van het perceel niet in overeenstemming is met de (volgens het vigerende bestemmingsplan) op het perceel rustende bestemming; de last ziet op een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo . In het besluit van 29 juli 2011 heeft het college aangegeven dat tegen overtreding van (de gebruiksbepalingen van) het bestemmingsplan wellicht in de nabije toekomst handhavend wordt opgetreden. [naam verzoeker] kan in die procedure desgewenst aanvoeren dat het overgangsrecht het houden van trainingen en/of wedstrijden toestaat.

3.4 In het besluit van 29 juli 2011 heeft het college ter onderbouwing van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden tegen [naam verzoeker], naast een verwijzing naar artikel 125 van de Gemeentewet , louter gewezen op een aantal handhavingsbepalingen uit de Awb. In hoofdstuk 5 van de Wabo, dat voor wat betreft de handhaving ten opzichte van de Awb (lex generalis) heeft te gelden als een lex specialis, zijn echter ook handhavingbepalingen opgenomen, onder meer met betrekking tot de vraag welk bestuursorgaan bevoegd is en/of blijft om handhavend op te treden tegen -kortgezegd- overtreding van bepalingen uit de Wabo en wettelijke bepalingen die thans zijn opgenomen in de Wabo. Ter zitting is namens het college toegezegd dat in de nog te nemen beslissing op bezwaar aandacht zal worden besteed aan de in hoofdstuk 5 van de Wabo opgenomen handhavingsbepalingen. De voorzieningenrechter gaat er echter vanuit dat het college het bestuursorgaan is dat bevoegd is om handhavend op te treden tegen [naam verzoeker]. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het college in het verleden aan [naam verzoeker] een milieuvergunning (thans een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo) heeft verleend. Bovendien betreft het een voortdurende overtreding vanaf circa medio 2010, zodat het college op grond van artikel 2.4 van de Wabo bevoegd is om te beoordelen of voor de (veranderde) inrichting van [naam verzoeker] (het houden van trainingen en/of wedstrijden in de open lucht) een omgevingsvergunning vereist is.

3.5 In het rapport van adviesbureau "De Burgumer Akoesticus" (hierna: de DBA) is aangegeven dat het perceel van [naam verzoeker] gelegen is ten noordwesten van [woonplaats verzoeker] ([Friese aanduiding woonplaats verzoeker]) in een als "landelijk" te typeren woonomgeving. Gelet op het beschikbare fotomateriaal, waaronder de op pagina 3 in het DBA-rapport opgenomen foto, kan de voorzieningenrechter deze typering volgen. Partijen hebben deze typering overigens ook niet betwist. In het DBA-rapport zijn voor wat betreft de toegestane geluidsbelasting in tabel 4.2 de volgende aanbevolen richtwaarden opgenomen:

Aard van de omgeving dagperiode avondperiode

(07.00-19.00 uur) (19.00-23.00 uur)

Landelijke omgeving 40 dB(A) 35 dB(A)

Rustige woonwijk, weinig verkeer 45 dB(A) 40 dB(A)

De DBA heeft geconcludeerd dat in nagenoeg alle gevallen (ten opzichte van de woningen aan de Wiersterdyk nummers 35, 33A en 8) sprake is van een overschrijding van deze richtwaarden. Uitgaande van Wiersterdyk 35, die wordt geconfronteerd met de grootste overschrijding, mag de maximale bedrijfsduur, teneinde binnen de toegestane geluidsbelasting te blijven, volgens tabel 4.4 36 minuten bedragen gedurende de dagperiode en anderhalve minuut tijdens de avondperiode (hantering richtwaarden voor "Rustige woonwijk, weinig verkeer") dan wel 11,4 minuten gedurende de dagperiode en een halve minuut gedurende de avondperiode (hantering richtwaarden voor "Landelijke omgeving") bedragen. De maximaal toegestane bedrijfsduur is volgens de DBA daarmee veel lager dan de gebruikelijke bedrijfsduur van het racecircuit (openingstijden), zoals weergegeven in tabel 2.1. Dit vormt volgens het BDA een belemmerende factor ten aanzien van de exploitatie c.q. het gebruik van het circuit. Volgens de DBA kan het voorkomen van een overschrijding van de richtwaarden niet worden gerealiseerd en gegarandeerd door alleen het opleggen van een beperking ten aanzien van de bedrijfs- en gebruiktijden. Op basis van de bevindingen van de DBA wenst het college het houden van trainingen en/of wedstrijden op het racecircuit niet te legaliseren middels het afgeven van een omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college zich in redelijkheid op dit standpunt mag stellen. Hierbij heeft het college in aanmerking mogen nemen dat [naam verzoeker] en/of de MBC tot op heden niet in staat dan wel bereid zijn om mitigerende maatregelen (geluidswanden) te treffen dan wel deze maatregelen te bekostigen. Uit het voorgaande volgt dat van zicht op legalisatie geen sprake is.

3.6 Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college toch had moeten afzien van handhavend optreden is de voorzieningenrechter niet gebleken. [naam verzoeker] heeft er ter zitting weliswaar op gewezen dat de gemeente Het Bildt voor in zijn visie vergelijkbare activiteiten wel een vergunning heeft verleend, maar het beroep op het gelijkheidsbeginsel strekt niet zo ver dat het college gehouden is zich in zijn besluitvorming te richten naar besluitvorming van een (bestuurorgaan van een) andere gemeente.

3.7 De onderhavige last draagt een preventief karakter. Het college wil met de last voorkomen dat [naam verzoeker] in de toekomst opnieuw het op zijn perceel liggende racecircuit beschikbaar stelt voor trainingen en/of wedstrijden met gemotoriseerde modelvoertuigen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college, gelet op de voorgeschiedenis van deze zaak, terecht heeft aangenomen dat klaarblijkelijk dit gevaar dreigt. De last is daarom terecht mede gebaseerd op artikel 5:7 van de Awb .

3.8 Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter verwacht dat het besluit van 29 juli 2011 in bezwaar stand zal houden. Voor het schorsen van dit besluit bestaat dus geen aanleiding, zodat het schorsingsverzoek zal worden afgewezen.

Proceskosten

4.1 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2011.

w.g. J.R. Leegsma

w.g. P.G. Wijtsma

Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature