Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Beroep door Vereniging Vrienden van ’t Gooi en andere belangenverengingen tegen verleende ontheffingen en bouwvergunningen voor woonwagens in schootsvelden vesting Naarden.

Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de tekst en ratio van de Woningwet, de Wro en het Bro dat een woonwagen moet worden aangemerkt als een woning, zij het een bijzondere vorm, en dat voor de toepassing van 3.23 van de Wro, dan wel artikel 4.1.1 van het Bro , moet aangesloten worden bij hetgeen is bepaald voor woningen.

Verder blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat verweerder de bij het besluit betrokken belangen tegen elkaar afgewogen. De rechtbank acht het niet onredelijk dat verweerder na afweging van deze belangen heeft besloten om de belangen van de vergunninghouders zwaarder te laten wegen.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 10/3695 WW44, 10/5632 WW44, 10/5633 WW44 en 10/5634 WW44

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

de vereniging “Vereniging Vrienden van het Gooi” (VVG),

gevestigd te Bussum,

de stichting “Stichting tot Behoud van de Schootsvelden” (SBS),

gevestigd te Naarden, en

de stichting “Stichting De Vesting Naarden” (SDVN),

gevestigd te Naarden,

eisers,

gemachtigde mr. C.L. Knijff,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Naarden,

verweerder,

gemachtigde mr. W.M. Blommestein.

Tevens hebben als partijen aan het geding deelgenomen:

[vergunninghouder 1] en [vergunninghouder 2],

vergunninghouders in de zaak AWB 10/3695 WW44,

[vergunninghouder 3],

vergunninghouder in de zaak AWB 10/5632 WW44,

gemachtigde: mr. A.W. Boer,

[vergunninghouder 4],

vergunninghouder in de zaak AWB 10/5633 WW44,

gemachtigde: mr. B. Leemhuis,

[vergunninghouder 5],

vergunninghoudster in de zaak AWB 10/5634 WW44,

allen wonende te Naarden.

Procesverloop

AWB 10/3695 WW44

Bij besluit van 30 juni 2010 heeft verweerder aan vergunninghouders ontheffing van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend ter legalisering van de geplaatste woonwagen op het perceel aan de [A-straat nr. 1] te Naarden (het bestreden besluit I).

AWB 10/5632 WW44

Bij besluit van 18 oktober 2010 heeft verweerder aan vergunninghouder ontheffing van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een woonwagen op het perceel aan de [A-straat nr. 2] te Naarden (het bestreden besluit II).

AWB 10/5633 WW44

Bij besluit van 21 oktober 2010 heeft verweerder aan vergunninghouder ontheffing van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een woonwagen op het perceel aan de [A-straat nr. 3] te Naarden (het bestreden besluit III).

AWB 10/5634 WW44

Bij besluit van 21 oktober 2010 heeft verweerder aan vergunninghoudster ontheffing van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend ter legalisering van de gedeeltelijk geplaatste woonwagen op het perceel aan de [A-straat nr. 4] te Naarden (het bestreden besluit IV).

Eisers hebben tegen al deze besluiten beroep ingesteld.

Verweerder heeft in alle zaken een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2011.

Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger 1], [vertegenwoordiger 2] en voornoemde gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen [vergunninghouder 1], [vergunninghouder 3], bijgestaan door zijn gemachtigde, [vergunninghouder 4], bijgestaan door zijn gemachtigde en [vergunninghouder 5].

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Inzake AWB 10/3695 WW44

1.1. Vergunninghouders hebben op 18 december 2008 een bouwvergunning aangevraagd voor de reeds geplaatste woonwagen op het perceel aan de [A-straat nr. 1] te Naarden. De woonwagen is 5 meter hoog.

1.2. In het bestreden besluit I heeft verweerder overwogen dat op grond van het geldende bestemmingsplan “Naarden Vesting 1999, eerste partiële herziening” op het perceel één woonwagen mag worden gerealiseerd van ten hoogste 15 meter lang, 3,5 meter breed en 3,5 meter hoog. Verweerder stelt dat het mogelijk is om op grond van artikel 17, lid 3.1., onder 2 en 3, van de planvoorschriften bij het bestemmingsplan ontheffing te verlenen voor de overschrijding van deze maximale lengte en breedte. Het verlenen van ontheffing voor overschrijding van de maximale hoogte is op grond van het bestemmingsplan slechts mogelijk tot een hoogte van 4,8 meter. Voor de overschrijding van de maximale hoogte tot 5 meter kan volgens verweerder ontheffing worden verleend op grond van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 4.1.1, sub 1 onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Verweerder is bereid deze ontheffing te verlenen, omdat het bouwplan in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnde nieuwe bestemmingsplan, verplaatsing van het woonwagenpark in de toekomst mogelijk blijft en verhoging van de kap van 4,8 meter naar 5 meter niet van dien aard is dat hierdoor de voorziene situatie in het geldende bestemmingsplan sterk verandert en de cultuurhistorische waarden in ernstige mate worden aangetast. Ook acht verweerder van belang dat de Rijksdienst akkoord is gegaan met de uitbreiding van het woonwagenpark bij de partiële herziening en geen zienswijze heeft ingediend tegen het nieuwe bestemmingsplan. Verder overweegt verweerder dat de welstandscommissie positief heeft geadviseerd.

Inzake AWB 10/5632 WW44

1.3. Vergunninghouder heeft op 4 mei 2010 een bouwvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een woonwagen op het perceel aan de [A-straat nr. 2] te Naarden. De te plaatsen woonwagen is 5 meter hoog.

1.4. In het bestreden besluit II heeft verweerder in essentie hetzelfde overwogen als in het bestreden besluit I. In afwijking van dit besluit heeft verweerder in het bestreden besluit II als wettelijke grondslag voor de ontheffing ten behoeve van de overschrijding van de maximale hoogte tot 5 meter artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 4.1.1, sub 1 onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) genoemd.

Inzake AWB 10/5633 WW44

1.5. Vergunninghouder heeft op 2 februari 2010 een bouwvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een woonwagen op het perceel aan de [A-straat nr. 3] te Naarden. De te plaatsen woonwagen is 5 meter hoog.

1.6. Aan het bestreden besluit III heeft verweerder hetzelfde ten grondslag gelegd als aan het bestreden besluit II.

Inzake AWB 10/5634 WW44

1.7. Vergunninghoudster heeft op 25 maart 2009 een bouwvergunning aangevraagd voor een gedeeltelijk reeds geplaatste woonwagen op het perceel aan de [A-straat nr. 4] te Naarden. De woonwagen is 5 meter hoog.

1.8. De overwegingen die aan het bestreden besluit IV ten grondslag zijn gelegd zijn gelijk aan die van de bestreden besluiten II en III.

Ontvankelijkheid van de beroepen

2. Ter zitting is door verweerder en vergunninghouders gesteld dat de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat eisers niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt.

2.2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de statutaire doelomschrijvingen van eisers en hun onbetwist gestelde feitelijke werkzaamheden dat zij voldoende specifieke en onderscheidende algemene dan wel collectieve belangen behartigen, waaronder het belang van behoud van de cultuurhistorische waarde van (onder andere) de vesting en de schootsvelden van Naarden. Dit belang is, reeds omdat het woonwagenterrein waarop de onderhavige woonwagens zijn geplaatst gelegen is in de schootsvelden, rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eisers aangemerkt moeten worden als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb .

Inhoudelijke beoordeling van de beroepen

3. De rechtbank gaat uit van het volgende toetsingskader.

3.1. Artikel 44 van de Woningwet bepaalt, voor zover relevant, dat de reguliere bouwvergunning moet worden geweigerd indien (c) het bouwen in strijd met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld; of (d) het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.

3.2. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Naarden-Vesting 1999, eerste partiële herziening 2007”. De gronden waarop de woonwagen is geplaatst zijn bestemd als “Woonwagenterrein”, waarvoor artikel 17 van het bestemmingsplan – voor zover relevant – het volgende bepaalt:

1. Bestemmingsplanbepalingen

De op de kaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

1.1. binnen de gronden met de bestemming – W(ww)-:

Standplaats voor één woonwagen, met bijbehorende gebouwen, waaronder toegangsportalen, sanitaire voorzieningen en bergingen, en open ruimten, waaronder parkeerplaatsen;

(…)

2. Bebouwingsbepalingen

Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

2.1. ten aanzien van de bestemming – W(ww)-

1. per bestemmingsvlak ten hoogste één woonwagen mag worden gerealiseerd, waarbij geldt, dat de lengte, hoogte en breedte van de woonwagen niet meer mag bedragen dan respectievelijk 15m, 3,5m, en 3,5m;

(…)

3. Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om vrijstelling te verlenen:

3.1. Van het bepaalde in lid 2.1.1:

1. voor de realisering van een kap op de woonwagen met een dakhelling van maximaal 20° tot een maximale hoogte van 4,8 meter gemeten boven peil;

(…)

3.3. Artikel 3.23, eerste lid, van de Wro bepaalt dat burgemeester en wethouders ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing kunnen verlenen van het bestemmingsplan.

3.4. Artikel 4.1.1, eerste lid, van het Bro bepaalt dat voor de toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de wet in aanmerking komen:

a. een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning, mits:

1e. het bouwwerk niet hoger is dan 5 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

2e. het aantal woningen gelijk blijft;

3e. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden, en

4e. buiten de bebouwde kom het bouwwerk een bruto oppervlak heeft van ten hoogste 150 m²;

b. een uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw mits het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

c. (…)

4. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de toepasselijkheid van artikel 4.1.1, eerste lid, sub a, van het Bro . Het gaat volgens eisers namelijk om uitbreiding van een woonwagen en niet om uitbreiding van een woning.

4.1. In het in procedure AWB 10/3695 WW44 ingediende verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat in het bestreden besluit inderdaad ten onrechte is gewezen op artikel 4.1.1, eerste lid, sub a, van het Bro , nu een woonwagen aangemerkt moet worden als een ander gebouw als bedoeld in artikel 4.1.1, eerste lid, sub b, van het Bro . De ontheffing kan op grond van dit artikelonderdeel worden verleend en er is volgens verweerder dan ook geen sprake van strijd met het Bro. In de bestreden besluiten II, III en IV heeft verweerder zich gebaseerd op artikel 4.1.1, eerste lid, sub b, van het Bro .

4.2. De rechtbank overweegt dat in de Woningwet, de Wro en het Bro het begrip woning niet expliciet is gedefinieerd. Uit artikel 1 van de Woningwet moet naar het oordeel van de rechtbank echter worden afgeleid dat als woning wordt aangemerkt ieder voor bewoning bestemd gebouw. Verder overweegt de rechtbank dat in artikel 1, eerste lid, sub e, van de Woningwet het begrip woonwagen is gedefinieerd als een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat een woonwagen moet worden aangemerkt als een woning, zij het een bijzondere vorm. Nu voor de toepassing van artikel 3.23 van de Wro , dan wel artikel 4.1.1 van het Bro , niets is bepaald dat specifiek ziet op woonwagens, moet aangesloten worden bij hetgeen is bepaald voor woningen. Deze conclusie sluit naar het oordeel van de rechtbank ook aan bij de ratio van het bepaalde in artikel 4.1.1 van het Bro .

4.3. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit I – anders dan in de bestreden besluiten II, III en IV – terecht heeft getoetst aan het bepaalde in artikel 4.1.1, eerste lid, sub a, van het Bro . De rechtbank stelt vast dat alle woonwagens voldoen aan de in dit artikelonderdeel gestelde voorwaarden voor het verlenen van ontheffing. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan het noemen van het onjuiste artikelonderdeel in de bestreden besluiten II, III en IV gevolgen te verbinden.

5. Verder hebben eisers aangevoerd dat de motivering van de bestreden besluiten geen stand kan houden, omdat hierbij wordt uitgegaan van vervanging van een woonwagen. Voorheen was volgens eisers echter geen sprake van een woonwagen, deze bleek immers niet verplaatsbaar.

5.1. Verweerder heeft in reactie op dit standpunt gesteld dat – voor zover in de bestreden besluiten gesproken wordt over vervanging – de constatering dat de oude woonwagen niet verplaatsbaar was, slechts betrekking had op de kwaliteit van de opbouw. Verplaatsing zou tot gevolg hebben dat grote delen van de constructie vervangen zouden moeten worden. De oude woonwagen was geplaatst op een boven de grond gelegen onderstel en is gedemonteerd. Deze was dus wel degelijk aan te merken als een woonwagen in de zin van artikel 1, eerste lid, sub e, van de Woningwet .

5.2. Nu eisers het standpunt van verweerder zoals hiervoor weergegeven niet met bewijsmiddelen onderbouwd hebben weersproken ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat voor zover sprake is van het vervangen van een woonwagen, de oude woonwagen niet kon worden aangemerkt als een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub e, van de Woningwet .

Deze grond faalt.

6. Uit de bestreden besluiten blijkt volgens eisers niet dat alle bij de besluiten betrokken belangen zijn geïnventariseerd en afgewogen, maar alleen dat rekening is gehouden met de belangen van vergunninghouders. Er is geen aandacht besteed aan de inbreuk die de overschrijding van het bestemmingsplan maakt op de unieke, karakteristieke schootsvelden en het zicht van en naar de vesting. Daarbij is volgens eisers onvoldoende aandacht besteed aan het feit dat het gebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht, het beleid is om de openheid van het gebied te behouden en te herstellen en in het uitvoeringsprogramma van de provincie Noord-Holland ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie in de Vechtstreek-Noord’ hoge prioriteit is gegeven aan het ontwikkelen van open schootsvelden. Door het vergroten van de woonwagens wordt in strijd met deze uitgangspunten gehandeld, aldus eisers.

6.2. De rechtbank stelt voorop dat verweerder beleidsvrijheid toekomt bij de toepassing van zijn bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van het bestemmingsplan. De rechtbank dient het besluit van verweerder om gebruik te maken van die bevoegdheid om die reden marginaal te toetsen, hetgeen betekent dat zij toetst of verweerder, de daarvoor in aanmerking komende belangen afwegend, in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

6.3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, door te toetsen aan het op 21 april 2010 vastgestelde voorontwerp bestemmingsplan “Naarden Vesting”, voldoende heeft gemotiveerd dat het ruimtelijk beleid het verlenen van ontheffing voor de overschrijding van de maximale afmetingen van de woonwagens niet in de weg staat. In dit voorontwerp bestemmingsplan zijn de gronden waarop de woonwagen is gesitueerd bestemd voor “Wonen – Beschermd stadsgezicht” met als nadere aanduiding “woonwagenstandplaats”. De planvoorschriften laten op deze gronden woonwagens toe met een lengte van maximaal 16,5 meter, een breedte van maximaal 7 meter, een bouwhoogte van maximaal 5 meter en een goothoogte van maximaal 3,5 meter. Niet in geschil is dat de woonwagens van vergunninghouders hiermee in overeenstemming zijn. Bij het vaststellen van het voorontwerp bestemmingsplan is, zoals onder andere uit de notitie naar aanleiding van de zienswijzen blijkt, rekening gehouden met de nadelige gevolgen die het behoud van het woonwagenterrein en de verruiming van de toegestane afmetingen voor woonwagens ter plaatse hebben voor de openheid van de schootsvelden en (daarmee) het zicht op de vesting. Het provinciale uitvoeringsprogramma waarop eisers zich beroepen staat weliswaar het behouden en herstellen van de openheid van de schootsvelden voor, maar hierin staat ook dat het woonwagenpark niet zal worden verplaatst.

6.4. Uit verweerders standpunt dat de onderhavige overschrijding van de maximale afmetingen slechts geringe gevolgen heeft voor de zichtbaarheid van de vesting ten opzichte van hetgeen op basis van het bestemmingsplan al mogelijk is, en dat verplaatsing van het woonwagenterrein in de toekomst door deze ontheffing niet onmogelijk wordt gemaakt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat verweerder de bij het besluit betrokken belangen tegen elkaar heeft afgewogen. De rechtbank acht het niet onredelijk dat verweerder na afweging van deze belangen heeft besloten om de belangen van de vergunninghouders zwaarder te laten wegen.

Ook deze grond faalt.

7. Verder stellen eisers dat uit de bestreden besluiten niet blijkt dat verweerder zich ervan heeft vergewist dat het onderzoek van de welstandscommissie voldoende zorgvuldig is geweest. Het vergroten van de woonwagens is volgens eisers in strijd met de redelijke eisen van welstand, mede gelet op hetgeen in de Welstandsnota Naarden 2004 (hierna: de Welstandsnota) is opgenomen over de schootsvelden.

7.1. Verweerder heeft in het verweerschrift gewezen op het positieve advies van de welstandscommissie. In de Welstandsnota is geen rekening is gehouden met het woonwagenpark aan de Abri. De algemene welstandscriteria zijn daarom volgens verweerder van toepassing. Daarnaast is getoetst aan de door de welstandscommissie op 27 mei 2009 opgestelde criteria voor woonwagens ter plaatse, waarbij is aangegeven welke kappen wat betreft plaats, omvang en ligging acceptabel zijn. Ook is gekeken naar gevelindeling en materiaal- en kleurgebruik.

7.2. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 mei 2009, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BI2952) mag verweerder, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies van de Welstandscommissie in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet – of niet zonder meer – aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derdebelanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria.

7.3. De rechtbank stelt vast dat de welstandscommissie positief heeft geadviseerd en dat eisers hiertegenover geen deskundig tegenadvies hebben gesteld. Uit de Welstandsnota blijkt dat voor de voormalige schootsvelden van de vesting een beschermd welstandsniveau geldt. Bij de beoordeling hier zal gelet worden op de inpassing in het open landschap, waarbij de zichtbaarheid van de vesting moet worden behouden en het karakter van het open gebied niet verstoord mag worden. Eisers hebben niet gemotiveerd aangevoerd dat de onderhavige woonwagen, in aanmerking nemende het reeds bestaande woonwagenpark ter plaatse, in strijd is met deze of andere bepalingen van de Welstandsnota. Gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder het advies van de welstandscommissie niet had mogen overnemen, dan wel van een nadere toelichting had moeten voorzien.

Deze grond slaagt niet.

8. Ten slotte hebben eisers aangevoerd dat verweerder had moeten bewerkstelligen dat voorafgaand aan de realisatie van de woonwagens een vergunning werd aangevraagd en dat de woonwagens voldeden aan de bestemmingsplanvoorschriften.

8.1. Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat verweerder slechts kan beslissen op een aanvraag om een bouwvergunning en dat alleen de aanvrager het moment waarop en de eigenschappen van de woonwagen waarvoor een aanvraag wordt gedaan kan bepalen. Verweerder is bovendien niet gehouden om een achteraf gedane aanvraag af te wijzen of anders te beoordelen dan een vooraf gedane aanvraag.

Ook deze grond slaagt niet.

Conclusie

9. De beroepen zijn ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten I, II, III en IV ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, rechter, in aanwezigheid van

mr. M.W. Speksnijder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2011.

de griffier, de rechter,

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Afschrift verzonden op:

D: B

SB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature