Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Niet is gebleken dat het besluit waarbij is besloten de ontbinding van de vennootschap in te trekken, in strijd is met enige wettelijke of statutaire bepaling. Ook feitelijk staat niets in de weg aan toewijzing van dit verzoek. Vaststaat dat vereffening niet heeft plaatsgevonden en de vennootschap niet is opgehouden te bestaan, terwijl moet worden aangenomen dat derden niet zijn of zullen worden geschaad door dit belsuit. Daar komt bij dat appellant zich bereid heeft verklaard eventuele door derden geleden schade te vergoeden.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM

sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof: 200.082.749

(zaaknummer/rekestnummer rechtbank: 207434/ HA RK 10-223)

beschikking van de eerste civiele kamer van 16 augustus 2011

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[appellant ],

gevestigd te [vestigingsplaats]

verzoekster in hoger beroep,

advocaat: mr. R.C.W. van der Zande,

en

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[geintimeerde sub 1] in liquidatie,

gevestigd te [vestigingsplaats]

advocaat: mr. R.C.W. van der Zande,

2. de publiekrechtelijke rechtspersoon

Kamer van Koophandel Midden-Nederland,

gevestigd te Utrecht,

3. de Belastingdienst Rivierenland/kantoor Gorinchem,

gevestigd te Gorinchem,

belanghebbenden in hoger beroep.

1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van

22 november 2010 van de rechtbank Arnhem die is gegeven op het verzoek in eerste aanleg van thans verzoekster in hoger beroep (hierna ook te noemen: [appellant]) met als belanghebbende in eerste aanleg de belanghebbende sub 1 in hoger beroep (hierna ook te noemen: [geïntimeerde sub 1]); van die beschikking is een fotokopie aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 Bij beroepschrift, ingekomen bij het hof op 22 februari 2011, is [appellant] in hoger beroep gekomen van bovengenoemde beschikking van 22 november 2010, heeft zij drie grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd en van een toelichting voorzien, en heeft zij - deels nieuwe - producties in het geding gebracht.

[appellant] heeft verzocht dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en alsnog zal bepalen, als verklaring voor recht, dat voornoemd besluit van verzoekster tot herroeping van de ontbinding van [geïntimeerde sub 1] rechtsgeldig is genomen, althans en voor zover nodig, tot herroeping van de ontbinding van [geïntimeerde sub 1] zal besluiten, een en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.

2.2 Bij brief van 10 maart 2011 heeft de Kamer van Koophandel Midden-Nederland aan het hof meegedeeld het hoger beroep te ondersteunen.

2.3 Bij brief van 16 maart 2011 heeft de Belastingdienst Rivierenland/kantoor Gorinchem aan het hof meegedeeld af te zien van het indienen van een verweerschrift.

2.4 De Kamer van Koophandel Midden-Nederland heeft bij brief van 11 april 2011 te kennen gegeven dat zij een mondelinge behandeling niet noodzakelijk acht, maar bereid is een nadere toelichting te komen verstrekken.

2.5 De Belastingdienst Rivierenland/kantoor Gorinchem heeft bij brief van 15 april 2011 aan het hof meegedeeld dat geen behoefte bestaat aan een mondelinge behandeling.

2.6 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juli 2011. Namens [appellant] (enig aandeelhouder en vereffenaar van [geïntimeerde sub 1]) is daarbij verschenen [A], haar statutair directeur en enig aandeelhouder, die is bijgestaan door mr. R.C.W. van der Zande, advocaat te Utrecht en door [E], accountant/fiscalist. Namens de belanghebbende sub 2 zijn verschenen [B en C], medewerksters van belanghebbende sub 2.

2.7 Vervolgens heeft het hof de datum voor de beschikking bepaald.

3. De vaststaande feiten

3.1 Het hof gaat uit van de feiten die de rechtbank in de bestreden beschikking onder 1.1 tot en met 1.4 heeft vastgesteld, aangezien daartegen geen grieven of bezwaren zijn gericht. Ter correctie wordt vermeld dat in 1.2, eerste regel, en 1.4 voor “verzoekster” gelezen moet worden: “[geïntimeerde sub 1]”.

Voorts gaat het hof in hoger beroep uit van de volgende vaststaande feiten.

3.2 Op 15 december 2006 is namens verzoekster aan de Kamer van Koophandel Rivierenland verzocht het besluit van dezelfde datum van de algemene vergadering van aandeelhouders van [geïntimeerde sub 1], tot intrekking van het ontbindingsbesluit betreffende [geïntimeerde sub 1] van 28 september 2006, in het dossier van [geïntimeerde sub 1] op te nemen dan wel het laatste besluit met bijbehorende stukken uit het dossier te verwijderen alsmede de aanvulling “in liquidatie” op de naam van de vennootschap uit het register te verwijderen. De Kamer van Koophandel heeft op 18 december 2006 telefonisch meegedeeld aan deze verzoeken geen gevolg te geven.

3.3 [E] voornoemd (hierna: [E]) heeft namens [appellant] en [geïntimeerde sub 1] bij brief van 21 juni 2010 aan de Belastingdienst Rivierenland/kantoor Gorinchem een verzoek gedaan tot beschikking bedrijfsfusie (ex art.14b Wet VPB 1969) van [appellant] met [geïntimeerde sub 1]. In deze brief is vermeld dat tot het ondernemingsvermogen van [geïntimeerde sub 1] B.V. onder andere een pensioenverplichting en een stamrechtverplichting behoren en dat beide betreffen reeds ingegane uitkeringen aan de (middellijk) aandeelhouder, [A].

3.4 Namens de inspecteur van deze belastingdienst is vervolgens op 28 juni 2010 aan [E] bericht dat het onder 3.3 genoemde verzoek (onder voorwaarden) is ingewilligd, dat er in verband met de pensioen- en stamrechtverplichting in [geïntimeerde sub 1] geen (omgekeerde) geruisloze fusie kan plaatsvinden waarbij [geïntimeerde sub 1] verdwijnt, en dat voorafgaand aan de fusie het ontbindingsbesluit betreffende van Lith Beheer ongedaan zal dienen te zijn gemaakt.

3.5 Bij brief van 30 juni 2010 heeft [E] namens [appellant] aan de Kamer van Koophandel Midden-Nederland (hierna:KvK) onder meer meegedeeld dat vereffening van [geïntimeerde sub 1] niet heeft plaatsgevonden omdat de activiteiten niet zijn geëindigd, dat ten tijde van de uitvoering van het ontbindingsbesluit bleek dat aanzienlijke fiscale bezwaren bestonden tegen de ontbinding en dat toen direct is besloten deze ongedaan te maken. Om de herroeping van het ontbindingsbesluit te kunnen bewerkstelligen heeft [E] in deze brief verzocht of op pragmatische gronden kan worden ingestemd met de ongedaanmaking van het ontbindingsbesluit zonder rechterlijke tussenkomst.

3.6 Op 6 juli 2010 heeft [B] voornoemd namens de KvK aan [E] bericht dat herstel van de inschrijving van de ontbinding door de KvK enkel kan plaatsvinden na positieve beslissing van de rechtbank op een dergelijk verzoek.

3.7 Een door [A] namens [appellant] op 7 oktober 2010 ondertekende verklaring van [appellant] behelst onder meer het volgende:

“in aanmerking nemende: (…)

4. Dat het besluit tot ontbinding is gepubliceerd in het Nederlands Dagblad en nadien geen schuldeisers zich hebben gemeld;

5. Dat in de periode gelegen tussen het genoemde ontbindingsbesluit en heden de vereffening nog niet is voltooid omdat nog sprake is van baten en lasten;

(…) verklaart als volgt:

Dat [appellant ] als enig aandeelhouder en zelfstandig bevoegd vereffenaar hierbij te kennen geeft dat is besloten tot herroeping van het ontbindingsbesluit van

30 september 2006.

Dat aan [appellant ] niets bekend is omtrent het feit dat derden schade hebben geleden door het genomen ontbindingsbesluit en ook niet verwacht [dat] bij het herroepen van dat besluit derden schade zullen leiden.

Dat [appellant ] zich bereid verklaart om eventueel geleden schade door derden alsnog te vergoeden, zodra deze zich mochten melden, de geleden schade aantoonbaar is en voor vergoeding in aanmerking komt.”

3.8 In een accountantsmededeling van 14 oktober 2010 aan [appellant]

t.a.v. [A] heeft J. Stouten AA nog het volgende verklaard.

“De hoofdactiviteit van [geïntimeerde sub 1] i.l. betreft het verzorgen van pensioenuitkeringen en het beheren van stamrechtkapitaal, en alles dat hiermee verbonden is in de ruimste zin van het woord, ten behoeve van de heer [A]. Ten tijde van het besluit van ontbinding, 28 september 2006, werden deze activiteiten reeds uitgeoefend en was sprake van baten [en] lasten in het kader van deze activiteiten.

De vennootschap [geintimeerde sub 1] i.l. heeft zijn activiteiten na het besluit tot ontbinding op dezelfde wijze voortgezet. Uit de door de aandeelhouders vastgestelde jaarrekeningen over 2006 tot en met 2008 blijkt dat in deze jaren ook sprake is van baten en lasten ten behoeve van de genoemde bedrijfsactiviteiten. In dit kader is op 15 december 2006 door de vennootschap het besluit genomen om het besluit tot ontbinding d.d. 28 september 2006 te herroepen. Ter volledigheid willen wij aangeven dat deze baten en lasten over de boekjaren 2009 en 2010 ook aanwezig zijn in de vennootschap. Op grond hiervan kon geen sprake zijn (geweest) van daadwerkelijke vereffening noch is de vennootschap opgehouden te bestaan. (…) ons [zijn] geen feiten bekend waaruit blijkt dat de herroeping van het ontbindingsbesluit de belangen van derden zal schaden of overige schadelijke gevolgen zal hebben. (…)”

4. De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1 De algemene vergadering van aandeelhouders van [geïntimeerde sub 1] heeft op

28 september 2006 een besluit tot ontbinding van [geïntimeerde sub 1] per 30 september 2006 genomen, welk besluit bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van [geïntimeerde sub 1] van 15 december 2006 is ingetrokken. In eerste aanleg heeft [appellant], kort weergegeven, aan de rechtbank verzocht te bepalen dat dit laatste besluit rechtsgeldig is genomen, dan wel tot herroeping van de ontbinding van [geïntimeerde sub 1] te besluiten. De rechtbank heeft [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek bij gebreke van een wettelijke grondslag daartoe in artikel 2:19 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW).

4.2 Door middel van de drie grieven en de toelichting daarop bestrijdt [appellant] het bovengenoemde oordeel van de rechtbank. Zij wijst er onder meer op dat de rechtspersoon na ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is, voert aan dat vereffening in het onderhavige geval feitelijk niet heeft plaatsgevonden en dat wettelijke en statutaire regels niet in de weg staan aan toewijzing van het verzoek. Volgens haar worden daardoor ook geen belangen van derden geschaad en zijn [appellant] en [geïntimeerde sub 1] in staat en bereid eventuele toekomstige schade van derden te vergoeden.

4.3 Het hof is anders dan de rechtbank van oordeel dat [appellant] kan worden ontvangen in haar verzoek en dat haar primaire verzoek toewijsbaar is.

Niet is gebleken dat het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van [geïntimeerde sub 1] van 15 december 2006, waarbij is besloten de ontbinding van de vennootschap per 30 september 2006 in te trekken, in strijd is met enige wettelijke of statutaire bepaling.

Hieraan doet niet af dat in de wet niet expliciet is geregeld dat een besluit betreffende de ontbinding van een vennootschap kan worden ingetrokken. Er moet van worden uitgegaan dat voor een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot intrekking van een eerder genomen besluit geen andere eisen gelden dan voor besluiten van de algemene vergadering in het algemeen.

Ook feitelijk staat niets in de weg aan toewijzing van dit verzoek.

Vaststaat dat vereffening niet heeft plaatsgevonden en de vennootschap niet is opgehouden te bestaan, terwijl gezien de onder 3.7 en 3.8 vermelde verklaringen moet worden aangenomen dat derden niet zijn of zullen worden geschaad door dit besluit. Daar komt bij dat [appellant], voor het geval dat dit anders mocht blijken te zijn, bovengenoemde bereidverklaring tot vergoeding van eventuele schade heeft afgegeven.

5. Slotsom

De conclusie is dat het hoger beroep slaagt. De bestreden beschikking zal worden vernietigd en het verzoek zal op de hierna aangegeven wijze alsnog worden toegewezen. Het verzoek de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is niet toewijsbaar, nu een verklaring voor recht zich niet daartoe leent.

6. De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Arnhem van 22 november 2010,

en opnieuw beschikkende:

verklaart voor recht dat het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van de besloten vennootschap [geintimeerde sub 1] van 15 december 2006 tot intrekking van het besluit van 28 september 2006 betreffende de ontbinding per 30 september 2006 van de besloten vennootschap [geintimeerde sub 1] rechtsgeldig is genomen;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M.C. Groen, A. Smeeïng-van Hees en

L.J. de Kerpel-van de Poel, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature