Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten verbonden aan het lidmaatschap van “Hart voor Sport”, geding € 24,-- per maand. Niet noodzakelijke kosten. Het College mocht zich baseren op het advies van de GGD-arts. Geen objectieve medische gegevens in het geding gebracht die duiden op een strikte noodzaak voor appellante tot bewegen of sporten in georganiseerd verband dan wel onder begeleiding.

Uitspraak



09/4229 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 juli 2009, 08/8175 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College)

Datum uitspraak: 23 augustus 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L. van den Buijs, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op 12 juli 2011. Partijen zijn, zoals tevoren bericht, niet verschenen.

II. OVERWEGINGEN

1.Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

1.1. Appellante, geboren [in] 1948, ontvangt een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. Na afsluiting van een hartrevalidatieprogramma, waarvan de kosten kennelijk door haar ziektekostenverzekeraar zijn vergoed, heeft zij op 22 mei 2008 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten verbonden aan het lidmaatschap van “Hart voor Sport”. Hart voor Sport is aangesloten bij de stichting Hart in Beweging en exploiteert diverse fitnesscentra in ’s-Gravenhage, waar zonodig onder begeleiding, kan worden gesport. De kosten daarvan bedroegen ten tijde in geding € 24,-- per maand. Het College heeft deze aanvraag bij besluit van 1 augustus 2008 afgewezen omdat deze kosten niet als noodzakelijk in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) zijn aan te merken. Het College heeft zich daarbij gebaseerd op een rapportage van 17 juli 2008 van de adviserend geneeskundige Vuijk van de GGD Den Haag. Deze stelt dat beweging voor appellante weliswaar erg belangrijk is, maar acht het bezoek aan een sportschool voor appellante niet noodzakelijk omdat voldoende alternatieven voorhanden zijn zoals wandelen, fietsen of het doen van oefeningen in en rond huis.

1.2. Bij besluit van 22 september 2008 is het bezwaar tegen het besluit van 1 augustus 2008 ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van

22 september 2008 ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellante, samengevat, aangevoerd dat het uitgebrachte medisch advies onzorgvuldig is omdat onvoldoende acht is geslagen op berichten van de behandelende sector, dat sporten onder begeleiding voor haar noodzakelijk is om terugval en dichtslibben van de aderen te voorkomen, dat zij angstig is en het zelf onverantwoord vindt om zonder deskundige begeleiding te gaan sporten en dat haar medische situatie inmiddels is verslechterd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijstand voor zover deze niet beschikt over middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het College niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover deze niet meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

4.2. De Raad stelt voorop dat de hier te beoordelen periode loopt van 22 mei 2008 (datum aanvraag) tot en met 1 augustus 2008 (datum primair besluit).

4.3. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het College op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat de in geding zijnde kosten niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB . Ook naar het oordeel van de Raad heeft het College zich daarbij kunnen en mogen baseren op het advies van de GGD-arts Vuijk. Van de zijde van appellante zijn geen objectieve medische gegevens in het geding gebracht die duiden op een strikte noodzaak voor appellante tot bewegen of sporten in georganiseerd verband dan wel onder begeleiding. De nadien nog van de behandelde sector verkregen medische gegevens, waaruit mede gelet op de persoon van appellante wel een zekere wenselijkheid daartoe kan worden afgeleid, brengen de Raad voor dit geding niet tot een andersluidend oordeel, te minder nu deze gegevens met name zien op de situatie van appellante in de periode die ligt na de hier in geding zijnde periode.

4.4. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep van appellante niet. De aangevallen uitspraak dient daarom te worden bevestigd.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2011.

(get.) R.H.M. Roelofs.

(get.) I. Mos.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature