Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verzekeringszaak.

Brand in auto. Verzekeraar beroept zich op fraude: verzekerde (eiser) zou zelf de hand in de brand hebben gehad. Door verzekeraar ingebracht expertiserapport volstaat niet als bewijsmiddel met betrekking tot de oorzaak van de brand, nu eiser niet om een tegenreactie is gevraagde en de auto niet voor tegenonderzoek is bewaard.

Bewijsopdracht aan verzekeraar dat eiser fraude heeft gepleegd.

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 210316 / HA ZA 10-2625

Vonnis van 17 augustus 2011

in de zaak van

[eiser in conventie],

wonende te [woonplaats],

eiser in conventie,

verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,

advocaat mr. I. van Bekkum te Nijmegen,

tegen

de naamloze vennootschap

DELTA LLOYD GROEP PARTICULIERE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,

tevens h.o.d.n. OHRA Schadeverzekeringen,

gevestigd te Arnhem,

gedaagde in conventie,

eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,

advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.

Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en Delta Lloyd worden genoemd.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 6 april 2011

- het proces-verbaal van comparitie van 8 juli 2011.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [eiser in conventie] was eigenaar van een Ford Focus met kenteken XV-PB-58 (hierna: de auto). Hij heeft voor deze auto een autoverzekering afgesloten bij Ohra Schadeverzekeringen (hierna: Ohra), onderdeel van Delta Lloyd. Op deze verzekering zijn de Polisvoorwaarden Autoverzekering van Ohra van toepassing. Deze voorwaarden luiden onder meer als volgt:

Artikel 5

Wat zijn de gevolgen van fraude?

1. Onder fraude wordt verstaan: het opzettelijk en op andere gronden en wijzen dan waarvoor deze bedoeld zijn (proberen te) krijgen van een schade- of kostenvergoeding, reparatie van schade in natura, uitkering waar geen recht op bestaat of verzekeringsdekking op basis van valse informatie.

2. Wanneer de maatschappij het vermoeden heeft dat van fraude zoals hierboven in sub 1 omschreven sprake kan zijn, zal zij de omstandigheden (laten) onderzoeken. Wanneer u of de verzekerde geen medewerking verleent aan dit onderzoek, kan de maatschappij ertoe besluiten om geen schade te vergoeden […].

5. Wanneer de fraude na de schade-uitkering wordt vastgesteld worden de (schade)bedragen die al uitgekeerd zijn teruggevorderd, en de (onderzoeks)kosten die gemaakt zijn bij u of de verzekerde in rekening gebracht.

6. In geval van fraude kan de maatschappij uw verzekeringsovereenkomst(en) met Delta Lloyd Groep Particuliere Schadeverzekeringen N.V. beëindigen.

7. De maatschappij kan aangifte doen van fraude bij de politie, en kan de gegevens van u of de verzekerde laten registreren bij de Stichting CIS […].

2.2. In het motorblok van de auto van [eiser in conventie] heeft brand gewoed. Toen [eiser in conventie] op 4 augustus 2009 met de auto op de vluchtstrook langs de A50 stond, is de brandweer ter plaatse gekomen. De brand is geblust – volgens [eiser in conventie] door de brandweer, terwijl de brandweer tegenover het hierna onder 2.6 genoemde onderzoeksbureau heeft verklaard dat bij aankomst sprake was van een gedoofde brand.

2.3. De auto is afgevoerd en – op verzoek van Delta Lloyd – onderzocht door een expert van CED Bergweg B.V. De expert heeft op 6 augustus 2009 een rapport uitgebracht, dat onder meer luidt als volgt:

Ten tijde van onze inspectie constateerden wij dat het voertuig ernstig was beschadigd als gevolg van brand aan de voorzijde […].

Gezien het schadebeeld zal vermoedelijk de oorzaak een defect/sluiting in de bekabeling in het front zijn danwel een ventilator die defect raakte en door sluiting de aanliggende delen zijn gaan branden. Hierdoor is de sluiting in deze kabelbundel overgebracht naar de centrale motorkabel bundel […].

Totaalschade volgens Dagwaarde (Inclusief BTW) EUR 2.171,00

2.4. Ohra heeft op grond van de autoverzekering een bedrag van € 2.036,00 (het door de expert vastgestelde schadebedrag van € 2.171,00 verminderd met het eigen risico van € 135,00) aan [eiser in conventie] uitgekeerd.

2.5. De auto is total loss verklaard en bij opbod verkocht aan een opkoper.

Na demontage van de auto heeft de opkoper naast de brandschade ook motorschade geconstateerd. De opkoper heeft hiervan melding gedaan aan CED Bergweg B.V., welk bedrijf vervolgens Delta Lloyd heeft ingelicht.

2.6. Delta Lloyd heeft daarop door Brand Technisch Bureau Nederland B.V. (hierna: BTB) nader onderzoek laten verrichten naar het onder 2.2 omschreven voorval.

2.7. Op 19 november 2009 heeft BTB [eiser in conventie] telefonisch vragen gesteld over dat voorval. Ook is aan [eiser in conventie] een vragenformulier en een samenvatting van zijn telefonische verklaring toegestuurd.

2.8. Op 3 maart 2010 heeft BTB een rapport uitgebracht, dat onder meer luidt als volgt:

4. SAMENVATTING

Met het ontbreken van de volledige medewerking van de kant van verzekeringnemer, kan de exacte onderhoudstoestand waarin het voertuig ten tijde van het evenement verkeerde, niet meer worden vastgesteld en ook de exacte inhoud van de melding aan de ANWB-alarmcentrale is thans niet vast te stellen.

Derhalve kan slechts op grond van het technische onderzoek het volgende worden samengevat:

• Zeer waarschijnlijk als gevolg van interne motorschade, is in de carter een groot gat ontstaan. Deze schade was voor verzekeringnemer niet zichtbaar. Het ontstaan van deze schade, kan op geen enkele wijze in verband worden gebracht met de nadien ontstane brand aan de andere zijde van de motor.

• Een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand werd niet aangetroffen. Derhalve moet de brand zijn ontstaan door het bijbrengen van vuur waarbij het niet kan worden uitgesloten dat een brandbare intermediair is gebruikt zoals een volume brandversnellend middel, dit mogelijk om de motorschade te camoufleren en zo de schade te kunnen claimen op de verzekeringspolis.

2.9. Op 8 maart 2010 heeft [eiser in conventie] in een aangetekend verzonden brief onder meer het volgende aan Ohra geschreven:

Hierbij wil ik u vragan of OHRA de Brand Technisch Bureau Nederland b.v. te Nieuw Amsterdam hefet ingeschakeld om de brandschade die mijn auto ([merk en kenteken]) in 4 augustus 2009 opgelopen had te heronderzoeken. Zo ja dan wil ik eerst weten waarom? En ook waar staat in de verzekeringpolis dat ik hieraan moet meewereken?

2.10. Eveneens op 8 maart 2010 heeft [eiser in conventie] een kopie van de onder 2.9 genoemde brief per aangetekende post aan BTB gestuurd.

2.11. Bij brief van 10 maart 2010 heeft Ohra aan [eiser in conventie] onder meer meegedeeld:

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er door een interne motorschade, in de carter een groot gat is ontstaan. Ter hoogte van deze schade is geen enkel spoor van vuurschade zichtbaar. De auto heeft na deze motorschade aan de motor niet meer kunnen rijden. De brand moet dan ook ontstaan zijn door het bijbrengen van open vuur. De door u opgegeven toedracht, zelfontbranding tijdens het rijden, kan niet juist zijn.

Wij kunnen dan ook niet anders concluderen dan dat er sprake was van een verkeerde voorstelling van zaken. Op grond van artikel 8 lid 2 van de polisvoorwaarden autoverzekeringen vervalt elk recht op uitkering indien u de opzet heeft gehad om OHRA te misleiden.

Wij maken dan ook gebruik van ons recht de door ons gedane uitkering van 2036,00 euro op u te verhalen […].

Conform artikel 6 lid 2 sub 3, 4, 7 en van de polisvoorwaarden autoverzekeringen zullen wij uw autopolis per 10 april 2010 beëindigen.

In verband met bovenstaande hebben wij uw gegevens op laten nemen in het incidentenregister […].

Daarnaast hebben wij uw volledige personalia doorgegeven aan de Stichting CIS te Zeist […].

Ook hebben wij het Bureau Justitiele Zaken van het Verbond van Verzekeraars op de hoogte Gebracht van de opname van uw persoonsgegevens in het incidentenregister […].

2.12. Op 6 juli 2010 heeft [eiser in conventie] bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht met betrekking tot, kort gezegd, de oorzaak van de brand in zijn auto. Dit verzoek is bij beschikking van 4 oktober 2010 toegewezen. [eiser in conventie] heeft echter van het onderzoek afgezien in verband met de hoogte van het door hem te deponeren voorschot op de kosten van de deskundige.

2.13. Als gevolg van een fusie is Delta Lloyd Groep Particuliere Schadeverzekeringen N.V. met ingang van 12 oktober 2010 opgegaan in Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.

3. Het geschil

in conventie

3.1. [eiser in conventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a) voor recht verklaart dat de door Delta Lloyd aan [eiser in conventie] gedane schade-uitkering in dezen terecht heeft plaatsgevonden en Delta Lloyd dus geen grond heeft om deze van [eiser in conventie] terug te eisen;

b) Delta Lloyd veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis aan de onder punt 7 van de dagvaarding genoemde instanties te hebben bericht dat de met betrekking tot [eiser in conventie] gedane melding/signalering ten onrechte heeft plaatsgevonden, met de uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en zonder enig voorbehoud aan genoemde instanties te geven opdracht om genoemde melding/signalering uit het betreffende systeem te halen en gehaald te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Delta Lloyd in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;

c) Delta Lloyd veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser in conventie] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

d) Delta Lloyd veroordeelt in de proceskosten.

3.2. De rechtbank begrijpt de vordering sub b aldus, dat met “de onder punt 7 van de dagvaarding genoemde instanties” niet alleen wordt gedoeld op de daar genoemde instanties de stichting CIS en het Bureau Justitiële Zaken, maar ook – hoewel het feitelijk geen “instantie” is – op het daar eveneens genoemde incidentenregister. Uit de stellingen van [eiser in conventie] is immers duidelijk dat hij verwijdering beoogt van alle (onder punt 7 van de dagvaarding genoemde) registraties die betrekking hebben op het onderhavige voorval, dus ook van de registratie in het incidentenregister.

3.3. [eiser in conventie] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij op grond van de verzekeringsovereenkomst recht heeft op uitkering vanwege het onderhavige schadevoorval. Volgens [eiser in conventie] is er geen grond om die uitkering te weigeren. Hij stelt dat er geen sprake is van fraude. Delta Lloyd heeft volgens hem ten onrechte melding gedaan aan de Stichting CIS en het Bureau Justitiële Zaken en is daarom gehouden tot rectificatie/ongedaanmaking van die meldingen. Bovendien is Delta Lloyd volgens [eiser in conventie] gehouden tot vergoeding van de door hem geleden schade.

3.4. Delta Lloyd voert verweer. Zij stelt zich onder meer op het standpunt dat het schadeveroorzakend evenement niet is aangetoond en voorts dat sprake is van onvoldoende medewerking en van opzet tot misleiding door [eiser in conventie]. Volgens Delta Lloyd heeft [eiser in conventie] daarom geen recht op uitkering onder de polis c.q. is ieder recht op uitkering komen te vervallen.

3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in voorwaardelijke reconventie

3.6. Voor het geval de rechtbank Delta Lloyd volgt in haar standpunt dat [eiser in conventie] geen recht heeft op uitkering onder de polis c.q. ieder recht op uitkering is komen te vervallen, meent Delta Lloyd belang te hebben bij het instellen van een reconventionele vordering.

In dat geval is immers de door haar aan [eiser in conventie] gedane uitkering onverschuldigd betaald en is zij gerechtigd deze terug te vorderen, zowel op grond van artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW) als op grond van artikel 5 sub 5 van de polisvoorwaarden, aldus Delta Lloyd. Daarnaast is Delta Lloyd, zo stelt zij, in geval van opzet tot misleiding gerechtigd de door haar gemaakte (onderzoeks)kosten van [eiser in conventie] terug te vorderen. Ook ten aanzien van die kosten beroept Delta Lloyd zich op artikel 5 lid 5 van de polisvoorwaarden.

3.7. Op grond hiervan vordert Delta Lloyd in voorwaardelijke reconventie dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie] veroordeelt:

a) tot betaling aan Delta Lloyd van het uitgekeerde bedrag van € 2.036,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 maart 2010;

b) tot betaling van de gemaakte expertisekosten en buitengerechtelijke kosten;

c) in de proceskosten.

3.8. [eiser in conventie] voert verweer.

3.9. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

in conventie

Ontvankelijkheid

4.1. Op de comparitie heeft Delta Lloyd haar primaire verweer – inhoudende dat [eiser in conventie] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij Delta Lloyd Groep Particuliere Schadeverzekeringen N.V. heeft gedagvaard terwijl dat geen bestaande rechtspersoon meer is omdat zij door een fusie is opgegaan in Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. – laten varen. De ontvankelijkheid van [eiser in conventie] is daarom niet langer in geschil.

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

4.2. Omdat de vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank deze hierna gezamenlijk beoordelen.

4.3. Niet in geschil is dat brand heeft gewoed in de auto van [eiser in conventie]. Ook is niet in geschil dat dit op zichzelf een voorval betreft waarvoor de met Ohra gesloten verzekering dekking biedt. Dat betekent dat Ohra in beginsel terecht is overgegaan tot uitkering van de schade aan [eiser in conventie]. Dit wordt alleen anders indien komt vast te staan dat sprake is van fraude, zoals Delta Lloyd in feite stelt.

4.4. Fraude betekent volgens de Polisvoorwaarden Autoverzekering van Ohra dat [eiser in conventie] opzettelijk en op andere gronden en wijzen dan waarvoor deze zijn bedoeld heeft geprobeerd een uitkering te krijgen waarop geen recht bestaat (zie onder 2.1). Het standpunt van Delta Lloyd komt erop neer dat sprake is van fraude, omdat [eiser in conventie] zelf de hand heeft gehad in de brand aan zijn auto in een poging om de schade aan zijn auto onder de verzekering te doen vallen. Het standpunt van [eiser in conventie] komt erop neer dat geen sprake is van fraude, maar van een spontane brand.

4.5. Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust de bewijslast ten aanzien van het bestaan van fraude op Delta Lloyd. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg van de gestelde fraude, namelijk dat [eiser in conventie] geen recht heeft op uitkering onder de polis en dat de gedane uitkering onverschuldigd is betaald.

4.6. Delta Lloyd baseert haar standpunt dat sprake is van fraude op het rapport van BTB (zie onder 2.8). De conclusie van dat rapport luidt dat er geen technische oorzaak is voor het ontstaan van de brand, zodat de brand moet zijn ontstaan door het bijbrengen van vuur.

4.7. [eiser in conventie] heeft bezwaren tegen het rapport van BTB. Die bezwaren betreffen ten eerste de wijze van totstandkoming van het rapport. Volgens [eiser in conventie] is hij ten onrechte niet schriftelijk over het onderzoek geïnformeerd en niet in de gelegenheid gesteld om bij het onderzoek aanwezig te zijn. Daarnaast meent [eiser in conventie] dat Delta Lloyd hem de mogelijkheid van eigen onderzoek heeft ontnomen door de auto niet voor dit onderzoek afgezonderd te houden. Op de comparitie heeft [eiser in conventie] aan het voorgaande nog toegevoegd dat hij de onafhankelijkheid van BTB betwist, omdat dat bureau vaker voor Ohra optreedt. Ook inhoudelijk trekt [eiser in conventie] het rapport van BTB in twijfel. Hij heeft in dat verband op de comparitie aangevoerd dat hij niet kan controleren of de foto’s in het rapport wel van zijn auto zijn. Ook heeft hij op de comparitie aangevoerd dat mogelijk iemand anders de auto in brand heeft gestoken nadat deze uit zijn ([eiser in conventie]s) macht was en dat het rapport van BTB die mogelijkheid buiten beschouwing heeft gelaten.

4.8. Delta Lloyd heeft hiertegen aangevoerd dat [eiser in conventie] wel is geïnformeerd over het door BTB gedane onderzoek. Volgens Delta Lloyd heeft BTB [eiser in conventie] om informatie verzocht, maar heeft [eiser in conventie] nagelaten deze informatie te verstrekken. Delta Lloyd stelt verder dat [eiser in conventie] wist dat de auto bij de opkoper stond, zodat er geen enkel beletsel voor [eiser in conventie] was om (ook) zelf onderzoek te laten doen. Op de comparitie heeft Delta Lloyd hieraan nog toegevoegd dat BTB een onafhankelijk technisch bureau is, dat het rapport van BTB voor intern gebruik is maar dat [eiser in conventie] het op verzoek toegestuurd had kunnen krijgen, en dat het rapport zo sluitend is dat het niet nodig was om een tegenreactie van [eiser in conventie] te vragen.

4.9. Gelet op deze standpunten van partijen ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of het rapport van BTB bruikbaar is als bewijsmiddel met betrekking tot de oorzaak van de brand in de auto. Ter beantwoording van die vraag overweegt zij het volgende.

4.10. De rechtbank verwerpt het bezwaar van [eiser in conventie] dat BTB niet onafhankelijk zou zijn omdat het bureau vaker voor Ohra optreedt. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan uit het enkele feit dat BTB vaker door Ohra wordt ingeschakeld immers niet worden afgeleid dat het bureau niet onafhankelijk zou zijn. De rechtbank begrijpt dit ter comparitie geuite bezwaar van [eiser in conventie] overigens aldus, dat hij niet langer in twijfel trekt dat BTB ten behoeve van Ohra optrad, zoals [eiser in conventie] in de dagvaarding onder punt 4 en 5 nog wel lijkt te doen.

4.11. Ook het bezwaar van [eiser in conventie], dat hij niet is geïnformeerd over het onderzoek, houdt geen stand. Niet in geschil is immers dat BTB [eiser in conventie] telefonisch heeft benaderd en vragen over het voorval aan hem heeft gesteld. Ook is niet in geschil dat BTB aan [eiser in conventie] schriftelijke stukken heeft toegestuurd met het verzoek die ingevuld en ondertekend terug te sturen. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [eiser in conventie] op de hoogte is gebracht van het onderzoek, zowel telefonisch als schriftelijk.

4.12. De rechtbank gaat eveneens voorbij aan het bezwaar van [eiser in conventie] dat hij niet kan controleren of de foto’s in het rapport wel van zijn auto zijn. [eiser in conventie] heeft niets gesteld dat erop zou kunnen duiden dat de foto’s niet zijn auto zouden betreffen. Evenmin is gesteld of gebleken dat BTB enig belang zou hebben bij het gebruiken van foto’s van een andere auto dan die van [eiser in conventie].

4.13. De stelling van [eiser in conventie], dat de auto misschien door iemand anders in brand is gestoken nadat deze uit zijn macht was, wordt ook verworpen. Deze stelling is immers volstrekt in strijd met [eiser in conventie]s verklaring dat er brand woedde onder de motorkap toen hij met zijn auto op de vluchtstrook stond. Ook indien de stelling van [eiser in conventie] impliceert dat er een tweede brand aan het motorblok is geweest, valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet in te zien wie die brand dan zou hebben gesticht en wat het belang van die persoon daarbij zou zijn geweest. De omstandigheid dat het rapport van BTB de door [eiser in conventie] geopperde mogelijkheid onbesproken laat, doet dus op zichzelf geen afbreuk aan de bruikbaarheid van het rapport.

4.14. Blijft over het bezwaar van [eiser in conventie] dat hij niet in de gelegenheid is gesteld bij het onderzoek van BTB aanwezig te zijn en dat Delta Lloyd hem de mogelijkheid van een tegenonderzoek heeft onthouden. Op zichzelf valt zonder nadere onderbouwing, die [eiser in conventie] niet heeft gegeven, niet in te zien wat de aanwezigheid van [eiser in conventie] bij het onderzoek aan dat onderzoek had kunnen toe- of afdoen. De rechtbank rekent het Delta Lloyd echter wel aan dat zij [eiser in conventie] naar aanleiding van het rapport van BTB niet om een tegenreactie heeft gevraagd. De stelling van Delta Lloyd, dat het BTB-rapport zo sluitend was dat het vragen van een tegenreactie niet zinvol was, wordt verworpen. Het is niet aan Delta Lloyd om die conclusie te trekken ten aanzien van een eenzijdig in haar opdracht tot stand gekomen onderzoeksrapport, waarvan de conclusie bovendien in haar voordeel is. Dit geldt te meer daar Delta Lloyd aan het rapport voor [eiser in conventie] vergaande consequenties heeft verbonden, namelijk de beëindiging van zijn autoverzekering, de vermelding in het incidentenregister, de meldingen aan de Stichting CIS en het Bureau Justitiële Zaken en het terugvorderen van de schade-uitkering. Mede gelet hierop valt het Delta Lloyd bovendien aan te rekenen dat zij de auto niet voor tegenonderzoek in afzondering heeft gehouden. De stelling van Delta Lloyd, dat [eiser in conventie] wist dat de auto bij de opkoper stond zodat hij zelf onderzoek aan de auto had kunnen laten verrichten, gaat niet op. Totdat [eiser in conventie] op de hoogte raakte van de onderzoeksresultaten van BTB, bestond voor hem immers geen aanleiding om de auto te (doen) onderzoeken. Daarbij komt nog dat voor [eiser in conventie] tot 10 maart 2008 niet duidelijk was dat BTB voor Ohra optrad, getuige ook zijn aangetekende brieven aan Ohra en BTB van 8 maart 2010 (zie onder 2.9 en 2.10). Nu is het motorblok niet meer beschikbaar, zodat daaraan geen tegenonderzoek meer kan worden verricht.

4.15. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het rapport van BTB niet volstaat als bewijsmiddel met betrekking tot de oorzaak van de brand. De bewijslast met betrekking tot de fraude rust, zoals onder 4.5 al is overwogen, op Delta Lloyd. De rechtbank zal haar opdragen het bewijs van de fraude met andere middelen te leveren.

4.16. Vooruitlopend op de bewijslevering overweegt de rechtbank alvast het volgende.

4.17. Niet in geschil is dat, indien komt vast te staan dat [eiser in conventie] fraude heeft gepleegd, Ohra gerechtigd is om [eiser in conventie] op te nemen in haar incidentenregister, alsmede om de personalia van [eiser in conventie] door te geven aan de Stichting CIS en om de registratie in het incidentenregister te melden bij het Bureau Justitiële Zaken van het Verbond van Verzekeraars. Hieruit volgt dat, indien Delta Lloyd slaagt in het bewijs dat [eiser in conventie] fraude heeft gepleegd, [eiser in conventie]s vordering met betrekking tot de registraties moet worden afgewezen. Ook zijn vordering tot een verklaring voor recht, dat de schade-uitkering terecht heeft plaatsgevonden en Delta Lloyd dus geen grond heeft om deze van [eiser in conventie] terug te eisen, ligt dan voor afwijzing gereed. [eiser in conventie]s vordering tot schadevergoeding deelt dan dat lot.

4.18. Indien na bewijslevering het plegen van fraude komt vast te staan, heeft dit voor de vordering in reconventie tot gevolg dat de voorwaarde waaronder die vordering is ingesteld is vervuld, zodat dan aan de beoordeling van die vordering wordt toegekomen.

De rechtbank overweegt op voorhand dat de vordering van Delta Lloyd tot terugbetaling van het uitgekeerde schadebedrag dan in beginsel toewijsbaar is, gelet op het bepaalde in artikel 5 lid 5 van de toepasselijke polisvoorwaarden. Op grond van diezelfde bepaling in de polisvoorwaarden heeft Delta Lloyd dan eveneens recht op vergoeding van de door haar gemaakte onderzoekskosten, zodat haar daartoe strekkende, ter comparitie gespecificeerde vordering dan in beginsel eveneens toewijsbaar is. [eiser in conventie] heeft deze vordering onvoldoende gemotiveerd weersproken. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar omdat Delta Lloyd in dat kader niets heeft gesteld.

4.19. Indien de fraude niet komt vast te staan, zijn de registraties in het incidentenregister en bij de Stichting CIS en het Bureau Justitiële Zaken onrechtmatig tegenover [eiser in conventie] en moeten zij worden opgeheven. De daartoe strekkende vordering van [eiser in conventie] is dan in beginsel toewijsbaar. Over de daarbij gevorderde dwangsom zal de rechtbank zich dan nog nader uitspreken. Ook de in conventie gevorderde verklaring voor recht is in voornoemd geval in beginsel toewijsbaar.

4.20. Voor het geval de fraude niet komt vast te staan, overweegt de rechtbank met betrekking tot de vordering van [eiser in conventie] tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, het volgende. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is vereist dat het bestaan of de mogelijkheid van schade aannemelijk is. De schade zou onder meer bestaan uit de kosten voor deze procedure, maar gesteld noch gebleken is dat het hier gaat om meer of andere kosten dan waarvoor een eventuele proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. In zoverre is het bestaan of de mogelijkheid van schade dus niet aannemelijk geworden, zodat verwijzing naar de schadestaatprocedure niet aan de orde is. Datzelfde geldt voor de gestelde schade als gevolg van aantasting in de eer of goede naam van [eiser in conventie], nu hij deze evenmin heeft geconcretiseerd of nader onderbouwd. Ten slotte heeft [eiser in conventie] aangevoerd dat zijn schade bestaat uit de extra premies die hij is verschuldigd doordat hij vanwege de registraties een tijdlang een duurdere autoverzekering heeft gehad. Overeenkomstig zijn aanbod op de comparitie zal [eiser in conventie], uit proceseconomisch oogpunt meteen in dit vonnis, in de gelegenheid worden gesteld bij akte deze laatste schadepost te specificeren. Delta Lloyd zal vervolgens bij antwoordakte mogen reageren.

4.21. Indien de fraude niet komt vast te staan, is de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld niet vervuld, zodat daarop dan niet hoeft te worden beslist.

4.22. In afwachting van de onder 4.15 bedoelde bewijslevering en de onder 4.20 bedoelde aktewisseling zal nu zowel in conventie als in reconventie iedere verdere beslissing worden aangehouden.

4.23. Indien Delta Lloyd bewijs wenst te leveren door middel van het horen van getuigen geldt het volgende. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de (maximaal drie) getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, moeten ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank worden opgegeven.

4.24. Partijen moeten erop voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op één of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting zijn vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.

5. De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 augustus 2011 voor akte uitlating door [eiser in conventie] over hetgeen is vermeld onder 4.20, waarna Delta Lloyd op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,

in conventie en in reconventie

5.2. draagt Delta Lloyd op te bewijzen dat [eiser in conventie] fraude heeft gepleegd,

5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 augustus 2011 voor uitlating door Delta Lloyd of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,

5.4. bepaalt dat Delta Lloyd, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

5.5. bepaalt dat Delta Lloyd, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op vrijdagen in de maanden september tot en met november 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. G.J. Meijer in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,

5.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature