Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Omzetbelasting; artikel 3, lid 1, Wet OB; artikelen 76n en 76q van de Wet op het voortgezet onderwijs ; civielrechtelijke levering van een (nieuw) schoolgebouw door de gemeente aan het bevoegd gezag van de school is een levering in de zin van de Wet OB, ondanks beperkingen met betrekking tot vervreemdingsbevoegdheid van het gebouw.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



27 april 2012

Nr. 10/02878

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Gemeente Nijkerk (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 8 juni 2010, nrs. 09/00318 tot en met 09/00323, betreffende een beschikking inzake omzetbelasting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak mei 2002. Dit verzoek is door de Inspecteur bij beschikking van 18 juli 2003 gedeeltelijk ingewilligd, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 06/3718, 06/3719, 06/3722, 06/3725, 06/1458 en 06/1482) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Aangezien dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 30 juni 2011 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie van belanghebbende.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen

Middel 1 slaagt op grond van hetgeen is vermeld in onderdeel 3.3.2 van het op 17 februari 2012 in de zaak met nummer 09/04280, LJN BR4486, uitgesproken arrest van de Hoge Raad.

4. Beoordeling van het incidentele beroep

Anders dan waarvan in het incidentele beroep wordt uitgegaan, ligt in 's Hofs uitspraak niet de verwerping besloten van de stelling die door de Inspecteur voor het Hof is aangevoerd inhoudende dat belanghebbende door de contractsovername niet de afnemer van de prestaties van de (onder)aannemer is geworden. Het incidentele beroep mist derhalve feitelijke grondslag en kan niet tot cassatie leiden.

5. Slotsom

Gelet op het hiervoor in 3 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven, voor zover deze betrekking heeft op de in dit arrest behandelde zaak. Middel 2 van het principale beroep behoeft geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor behandeling van de door het Hof onbehandeld gelaten stellingen.

6. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 10/04034, 10/04039, 10/04040, 10/04041 en 10/04042 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het principale beroep in cassatie van belanghebbende gegrond,

verklaart het incidentele beroep in cassatie van de Staatssecretaris ongegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, voor zover deze betrekking heeft op de zaak met nummer 09/00318,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 448, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 737,44 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature