Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Voorlopige voorziening. Bouwvergunning verleend in afwijking van negatief welstandsadvies. Verweerder heeft in dit geval overtuigend aangetoond dat zowel vanuit onderwijskundig als vanuit bouwkundig oogpunt het vervangen van de noodlokalen dringend noodzakelijk is en dat mogelijke, binnen het budget passende, alternatieve bouwplannen zijn bekeken. Deze alternatieven zijn om diverse, hoofdzakelijk budgettaire redenen afgevallen. Verweerder heeft daarmee voldoende onderbouwd dat onderhavig bouwplan het maximaal haalbare bouwplan is binnen het beschikbare budget. De stelling van verzoeker dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen, kan bij de vergunningverlening geen rol spelen. Afwijzing verzoek voorlopige voorziening.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11 - 3792

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juli 2011

in de zaak van:

[verzoeker]

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

gemachtigde: mr. P.M.F. Jansen, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand te Tilburg,

tegen:

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,

verweerder,

derde partij:

[derde partij],

gevestigd te Haarlem,

gemachtigde: mr. G.L.M. Teeuwen, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam

1. Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2009, heeft verweerder aan het [derde partij] (hierna:vergunninghouder) met ontheffing van de Haarlemse Bouwverordening reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een nieuw school- en sportgebouw aan de [adres].

Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 18 juli 2010 heeft verweerder het bezwaar dat geen groentoets is verricht gegrond verklaard en de overige bezwaren ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de Kamer uit de commissie beroep- en bezwaarschriften.

Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld.

Bij brief van 18 juli 2011 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De zaak is - gelijktijdig met de zaak AWB 11-3785 - behandeld ter zitting van 22 juli 2011, alwaar verzoeker in persoon is verschenen bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. A.F. van Heusden, C.W. Baars, S. Verstraete en P. Platt, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem.

Namens derde partij zijn verschenen [naam], rector, [naam], conrector en [naam] bijgestaan door gemachtigde voornoemd.

Verzoeker heeft als deskundige meegebracht [naam], boomdeskundige.

2. Overwegingen

2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.

2.2 Bij besluit van 10 december 2009 heeft verweerder ontheffing op basis van artikel 2.5.30, eerste lid, van de Haarlemse Bouwverordening (hierna: HBV) in samenhang met het vierde lid en bouwvergunning verleend ten behoeve het oprichten van een nieuw school- en sportgebouw aan de [adres]. De ontheffing is verleend omdat niet voldaan wordt aan de gestelde parkeernorm.

2.3 Verzoeker heeft in tegen dit besluit bezwaar en beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen. Hij stelt spoedeisend belang te hebben bij schorsing om een onomkeerbare situatie te voorkomen wanneer het bouwplan gerealiseerd wordt. Bij brief van 13 juli 2011 heeft gemachtigde van derde partij verzoeker bericht dat het schoolbestuur voornemens is om in week 30 over te gaan tot de kap van de vleugelnoot en de accacia, zoals vergund. Vervolgens zal ten spoedigste worden gestart met de bouw van de lokalen. Gemachtigde voert daartoe aan dat inmiddels meer dan een jaar is verstreken sedert de vergunningverlening en er nog geen zicht is op een datum waarop het beroep van verzoeker zal worden behandeld, laat staan dat inzichtelijk is wanneer een rechtelijke uitspraak bekend zal zijn. Omdat de werk- en leeromstandigheden in de huidige noodlokalen zodanig slecht zijn is verdere stagnatie van de bouw van de nieuwe lokalen niet langer verantwoord. Verzoeker heeft naar aanleiding van dit bericht alsnog een verzoek om voorlopige voorziening bij de rechtbank ingediend.

2.4 Voor de beantwoording van de vraag of het verzoek om voorlopige voorziening dient te worden ingewilligd, zal de voorzieningenrechter allereerst dienen te beoordelen of naar voorlopig oordeel het bestreden besluit al dan niet stand zal kunnen houden.

2.5 Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingevoerd. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Wabo , volgt dat het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wabo van toepassing blijft indien voor dat tijdstip een aanvraag is ingediend. Hieruit volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding.

2.6 Nu het sportgebouw inmiddels is gerealiseerd beperkt het geschil zich thans nog tot het bouwplan voor het schoolgebouw dat bestaat uit twee bouwlagen met 12 schoollokalen. Niet in geschil is dat het bouwplan niet in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Uitbreidingsplan Eindenhout wijziging 2, gedeelten I en II’, alsmede met de HBV en de bepalingen van het Bouwbesluit.

2.7 De voorzieningenrechter dient slechts te beoordelen of verweerder op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat de bouwvergunning moest worden verleend hoewel de Adviescommissie Ruimtelijke kwaliteit/CWM over het bouwplan een negatief welstandsadvies heeft uitgebracht.

2.8 Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet , voor zover hier van belang, mag en moet de bouwvergunning worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 januari 2008 in zaaknr. 200703534; www.raadvansate.nl) volgt dat onder meer met een beroep op maatschappelijke, milieuhygiënische en economische belangen gebruik kan worden gemaakt van de bevoegdheid om af te wijken van een welstandsadvies.

2.9 Verweerder heeft in het bestreden besluit erkend dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand omdat zowel niet wordt voldaan aan de algemene welstandscriteria voor gebiedsdeel de Haarlemmerhout als aan de criteria die zien op plaatsing, massa en vorm. Verweerder meent dat de bouwvergunning toch moet worden verleend en heeft daartoe het navolgende overwogen. Het [derde partij] heeft te maken gehad met een voortdurend groeiend leerlingenaantal waardoor het [derde partij] genoodzaakt was extra noodlokalen te plaatsen. Nu de verwachting voor de komende jaren is dat het leerlingenaantal zich zal stabiliseren moet de tijdelijke huisvesting worden vervangen door permanente huisvesting. De noodlokalen zijn intensief gebruikt en verkeren in slechte staat. Zowel vanuit onderwijskundig als vanuit bouwkundig oogpunt voldoen de lokalen niet meer aan de eisen die men hieraan stelt. Daarnaast moet de uitbreiding van het [derde partij] worden gerealiseerd binnen het, op grond van de ‘Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Haarlem 2000’, vastgestelde budget, dat moet worden gezien als een subsidieplafond. Indien het bouwplan wordt aangepast om te voldoen aan redelijke eisen van welstand is naar schatting een extra bedrag van € 1,9 miljoen nodig. Dit bedrag is niet beschikbaar. Ook indien dit er wel was zou medewerking aan dit veel duurdere bouwplan rechtsongelijkheid scheppen ten opzichte van andere schoolbesturen met uitbreidingswensen.

2.10 Verzoeker heeft allereerst aangevoerd dat nu verweerder de noodzaak van de uitbreiding niet heeft aangetoond, afwijking van het negatieve welstandsadvies met verwijzing naar het maatschappelijk belang niet overeind kan blijven. Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat verweerder niet heeft onderbouwd waarom het aanpassen van het bouwplan conform redelijke eisen van welstand 1,9 miljoen euro kost. De kosten voor realisering van het huidige bouwplan hadden naast de kosten van een alternatief bouwplan dat wel aan redelijke eisen van welstand voldoet, gelegd moeten worden.

2.11 Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat het niet gaat om uitbreiding maar om vervanging van reeds bestaande noodlokalen. De verwachting is dat het leerlingenaantal de komende jaren zal stabiliseren. Ondanks dat sprake is van een concentratie van middelbare scholen in het gebied, ontstaat met de inmiddels gerealiseerde uitbreiding van het nabijgelegen [naam] een stabiele situatie in het gebied, die voldoende capaciteit biedt om de komende jaren de leerlingen onder te kunnen brengen. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat zowel vanuit onderwijskundig oogpunt als vanuit bouwkundig oogpunt het niet meer verantwoord is de al jaren bestaande, intensief gebruikte en in slechte staat verkerende noodlokalen permanent in gebruik te nemen. De voorzieningenrechter acht dit een belang dat zeker meegewogen moet worden.

2.12 Gemachtigde van derde partij heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat alvorens de bouwaanvraag is ingediend een bouwcommissie is ingesteld welke een plan van eisen heeft opgesteld met betrekking tot de onderwijskundige wensen verband houdende met de onderwijsdoelstellingen van de school. Daarna zijn op verzoek van derde partij, in overleg met verweerder, drie architecten uitgenodigd om een bouwplan te maken. Vervolgens is in overleg met verweerder bekeken welk bouwplan binnen het beschikbare budget maximaal gerealiseerd kon worden. Daarbij is het oorspronkelijke bouwplan aangepast wat betreft kleur, materiaal en detaillering.

2.13 Verweerder heeft in dit verband aangegeven dat op grond van regelgeving jaarlijks een bekostigingsplafond wordt vastgesteld voor de bekostiging van de voorzieningen in de huisvesting voor scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en praktijkonderwijs. In redelijkheid worden alle scholen binnen het grondgebied van de gemeente Haarlem bediend met dit beschikbare budget, aldus verweerder.

2.14 De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in dit geval overtuigend heeft aangetoond dat zowel vanuit onderwijskundig als vanuit bouwkundig oogpunt het vervangen van de noodlokalen dringend noodzakelijk is en dat mogelijke, binnen het budget passende, alternatieve bouwplannen zijn bekeken. Deze alternatieven zijn om diverse, hoofdzakelijk budgettaire redenen afgevallen. Verweerder heeft daarmee voldoende onderbouwd dat onderhavig bouwplan het maximaal haalbare bouwplan is binnen het beschikbare budget. Verweerder heeft derhalve in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het welstandsadvies.

2.15 Verzoeker heeft ter zitting gesteld dat zijn bezwaren niet zien op kleur, materiaal en detaillering van het bouwplan maar op de situering van het bouwplan en dat bij de belangenafweging met dit belang onvoldoende rekening is gehouden. De voorzieningenrechter merkt dienaangaande op dat artikel 44 van de Woningwet een imperatief-limitatief karakter heeft. Dat betekent dat de bouwvergunning moet worden verleend, als geen van de in artikel 44 van de Woningwet genoemde weigeringsgronden zich voordoet.

2.16 De voorzieningenrechter is voorshands niet gebleken dat zich – uitgaande van hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 2.14 - één van de in artikel 44 van de Woningwet genoemde gronden voordoet om de vergunning te weigeren, zodat de bouwvergunning, gelet op het imperatief-limitatieve karakter van artikel 44 van de Woningwet moest worden verleend. De stelling van verzoeker dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen, kan bij de vergunningverlening geen rol spelen, nu deze niet te vatten zijn onder de in artikel 44 Woningwet opgesomde weigeringsgronden en daarom buiten beschouwing dienen te blijven.

2.17 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.

3. Beslissing

De voorzieningenrechter:

wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2011.

afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature