Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verzoek moeder te ontheffen van het gezag over 11-jarige zoon in pleeggezin.

Raad verzoekt Bureau Jeugdzorg te belasten met de voogdij. Moeder wil dat pleegmoeder met de voogdij wordt belast. Relatie tussen BJZ en pleegouders staat onder druk. Rechtbank benoemt pleegmoeder tot voogdes.

Uitspraak



Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector civiel recht

zaak/reknr: 70733 / FA RK 09-1516

beschikking d.d. 5 januari 2011

de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad),

gevestigd te Middelburg,

verzoeker,

zittingsvertegenwoordiger: C.M.J.Vandenbooren

tegen:

[verweerster] (hierna: de moeder),

wonende op een geheim adres,

verweerster,

advocaat: voorheen mr. A.J. Sol te Terneuzen, thans gedesisteerd.

Als belanghebbenden in deze zaak zijn aan te merken:

- de heer [de heer H.] (hierna: de heer [de heer H.]), wonende op een geheim adres;

- de heer [de pleegvader] (hierna: de pleegvader), wonende op een geheim adres;

- mevrouw [de pleegmoeder] (hierna: de pleegmoeder), wonende op een geheim adres, advocaat: mr. C.L. de Koeijer te Terneuzen.

- de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland (hierna: BJZ), gevestigd te 4330 AB Middelburg, Postbus 62.

1. Het procesverloop

1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:

- het verzoekschrift tot (gedwongen) ontheffing van het ouderlijk gezag;

- de brief van 3 december 2009, met een aanvullend stuk, van de Raad;

- de brief van 25 februari 2010 van de heer [de heer H.];

- het proces-verbaal van de zitting van 8 maart 2010;

- het telefaxbericht van 19 maart 2010 van mr. Sol;

- het telefaxbericht van 27 april 2010, met aanvullende stukken, van de Raad;

- het telefaxbericht van 7 juni 2010 van mr. Sol;

- de brief van 27 juli 2010 van de Raad;

- de brief van 24 augustus 2010 van de Raad;

- het telefaxbericht van 23 november 2010 van mr. De Koeijer;

- de brief van 23 november 2010, met een aanvullend stuk, van de Raad;

- de brief van 25 november 2010 van mr. De Koeijer;

- de brief van 7 december 2010 van de Raad.

2. De feiten

2.1 Uit de moeder is het navolgend minderjarige kind geboren:

- [het kind], geboren te Terneuzen op [geboortedatum] 1999 (hierna: [het kind]).

2.2 Bij beschikking van deze rechtbank van 2 juni 1999 is de ontkenning van het vaderschap van de heer [de heer K.], welke in de geboorteakte van [het kind] als vader staat vermeld, gegrond verklaard. Op 11 augustus 1999 is een latere vermelding betreffende gegrondverklaring ontkenning vaderschap toegevoegd aan de geboorteakte van [het kind]. [het kind] draagt vanaf dat moment de geslachtsnaam ‘[achternaam kind]’.

2.3 De moeder is belast met het gezag over [het kind].

2.4 Bij beschikking van de kinderrechter van 18 maart 2004 is [het kind] onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar met benoeming van BJZ tot gezinsvoogdijinstelling. De ondertoezichtstelling is sindsdien verlengd, voor het laatst bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 5 maart 2010 met ingang van 18 maart 2010 en tot 18 maart 2011.

2.5 Bij beschikking van de kinderrechter van 18 maart 2004 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Bij beschikking van de kinderrechter van 5 maart 2010 is de machtiging tot uithuisplaatsing van de jeugdige in het huidige pleeggezin verlengd met ingang van 18 maart 2010 en tot 18 maart 2011.

3. Het geschil

3.1 De Raad verzoekt, na wijziging, de moeder te ontheffen van het gezag over de minderjarige en BJZ te belasten met de voogdij. Door de persoonlijke problematiek van moeder is zij niet in staat gebleken voor [het kind] te zorgen. Zij heeft hem geen veilige en gestructureerde leefomgeving kunnen bieden waar hij gestimuleerd kan worden om zich leeftijdsadequaat te ontwikkelen. De (half)jaarlijkse evaluatie betreffende [het kind]s woon- en opvoedsituatie in het kader van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing brengt onrust en onzekerheden met zich, terwijl terugkeer bij de moeder uitgesloten is. Een ontheffing van de moeder uit het gezag is daarom in het belang van [het kind].

Hoewel de Raad aanvankelijk van mening was dat de pleegmoeder belast moest worden met de voogdij over [het kind], stelt hij zich thans op het standpunt dat dit niet in het belang van [het kind] is. Na de mondelinge behandeling in maart 2010 is geen beslissing gegeven, doch deze is op verzoek van de Raad aangehouden voor het doen van nader onderzoek. Er waren twijfels ontstaan over de geschiktheid van de pleegouders waardoor herbezinning van de voogdijtoewijzing noodzakelijk was. Op dat moment is de zoon van de pleegouders (die strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld voor ontucht, gepleegd met in het gezin van pleegouders verblijvende, minderjarige meisjes) (vervroegd) vrijgekomen en opgevangen door zijn ouders. Vanaf dat moment zijn er diverse procedures gevoerd met als inzet om [het kind] uit het pleeggezin te halen, omdat BJZ en AZZ het vertrouwen in de pleegouders hebben verloren. De Raad stelt zich thans op het standpunt dat er een psychodiagnostisch onderzoek bij pleegouders dient plaats te vinden om uit de ontstane impasse te komen

3.2 De moeder verzet zich niet tegen een ontheffing, doch alleen onder de voorwaarde dat de pleegouders worden belast met de voogdij.

3.3 De pleegouders verzetten zich tegen benoeming van BJZ als voogd en verzoeken de pleegmoeder te belasten met de voogdij. De pleegouders verzetten zich niet tegen een onderzoek indien dat noodzakelijk blijkt te zijn, maar zijn van mening dat het onderzoek overbodig is. Er is al eerder onderzoek gedaan door mevrouw Weterings naar de opvoedcapaciteiten van de pleegouders en die bleken goed te zijn. [het kind] is goed gehecht in het pleeggezin en er zijn geen contra-indicaties. Zij voeren aan dat BJZ niet zal rusten voordat zij over een rapport beschikt dat negatief voor de pleegouders zal uitvallen. Het enige doel van BJZ is om [het kind] bij hun weg te halen. Indien BJZ zou worden belast met de voogdij, zal dit ook bewerkstelligd kunnen worden met alle negatieve gevolgen voor [het kind] van dien.

3.4 BJZ stelt dat zij als voogdes dient te worden benoemd. Nadat het seksuele misbruik van de pleegdochters door de zoon van de pleegouders bekend is geworden, bestond bij BJZ de vraag in hoeverre pleegouders destijds de veiligheid van de kinderen toch had kunnen waarborgen en of pleegouders in staat zijn om de belangen van de kinderen voorop te stellen. Indien pleegouders worden belast met de voogdij van [het kind] betekent dit dat er geen hulpverlening meer is rondom [het kind]. Bovendien hebben de pleegouders het veiligheidsplan, dat was opgesteld in het kader van de vrijlating van hun zoon, geschonden waardoor er geen vertrouwen meer bestaat in de pleegouders. BJZ voert aan dat voornoemd onderzoek dient plaats te vinden omdat duidelijkheid moet komen over de vraag wat [het kind] nodig heeft en of de pleegouders in staat zijn dit te verschaffen

4. De beoordeling

4.1 De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van de zaak, onderhavige zaak in aanmerking komt voor een beslissing door de meervoudige kamer en heeft de zaak daarnaar verwezen.

4.2 Ten aanzien van het verzoek tot ontheffing van het gezag overweegt de rechtbank als volgt.

De Raad heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat de moeder onmachtig is om haar plicht tot verzorging en opvoeding van [het kind] te vervullen, alsmede dat het belang van [het kind] zich niet tegen de verzochte ontheffing verzet. De Raad heeft hiertoe aangevoerd dat [het kind] reeds gedurende geruime tijd onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst, omdat de moeder door haar pedagogische onmacht en persoonlijke problematiek niet in staat is gebleken om hem een veilig en stabiel opvoedingsklimaat te bieden. De Raad stelt voorts dat ieder perspectief op herstel van de opvoedings- en gezagsrelatie tussen de moeder en [het kind] ontbreekt. Gelet op de gegeven omstandigheden, die door de belanghebbenden niet weersproken zijn, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat de verzochte maatregel recht doet aan de feitelijke situatie en de voor alle betrokkenen, met name voor [het kind], gewenste duidelijkheid en zekerheid biedt. Gelet op het vorenstaande en het feit dat de moeder en de overige belanghebbenden zich niet tegen de verzochte ontheffing verzetten, is aan de vereisten van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voldaan. Het verzoek tot ontheffing van de moeder van het gezag over [het kind] zal derhalve worden toegewezen.

4.3 Omdat de ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [het kind] zal komen te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd te benoemen. Een ieder die tot uitoefening van de voogdij bereid is, kan schriftelijk aan de rechtbank verzoeken met de voogdij te worden belast. Onder omstandigheden dient de rechtbank bij voorkeur een van degenen, die op het tijdstip van het verzoek het kind ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed en tot voogdij bereid is, tot voogd te benoemen.

4.4 In dat kader geldt het volgende. Uit het rapport van 1 december 2009 van de Raad blijkt dat de Raad op dat moment het standpunt van BJZ, gebaseerd op het seksueel misbruik door de zoon van de pleegouders ([voornaam]), dat pleegouders niet met de voogdij belast dienen te worden, niet deelde. Als argument heeft de Raad destijds gesteld dat in de genoemde periode de jeugdhulpverlening, evenals pleegouders, de signalen ook niet heeft opgepakt of weten te voorkomen. Het onderzoek door mevrouw Weterings toont aan dat pleegouders [het kind] zodanig adequate aandacht en zorg hebben gegeven dat hij zich, boven verwachting, goed heeft ontwikkeld en als een normaal kind functioneert. Er is een hechtings- en opvoedingsrelatie ontstaan, waarbinnen [het kind] zich kan ontwikkelen en er ligt geen hulpverleningsvraag.

4.5 Vanaf april 2010 is de verhouding tussen de pleegouders enerzijds en AZZ en BJZ anderzijds onder druk komen te staan. Op 6 april 2010 kwam de zoon van de pleegouders vervroegd uit detentie en werd de pleegouders verweten geen openheid te hebben gegeven over die situatie. AZZ en BJZ vrezen vanaf dat moment voor de veiligheid en ontwikkeling van [het kind] en wensen [het kind] uit het gezin te halen. De Raad wenste daarom nader onderzoek te verrichten. De rechtbank heeft de beslissing in deze zaak om die reden aangehouden.

4.6 Inmiddels zijn er ruim acht maanden verstreken en is er geen onderzoek verricht door de Raad. Wel zijn er diverse procedures gevoerd waardoor de standpunten zijn verhard en de verhoudingen verstard zijn. De gevoerde procedures hebben alle de insteek gehad [het kind] uit het pleeggezin weg te halen. Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 12 april 2010 is daarover al overwogen: “De rechtbank dringt erop aan dat de Stichting (dat is: BJZ, rb) en de pleegouders goede afspraken met elkaar maken, waarbij het veiligheidsplan als basis dient. De Stichting moet de voorwaarden scheppen, waarbinnen een open communicatie kan plaatsvinden, waarin de pleegouders de ruimte voelen hun zorgen en twijfels met de Stichting te kunnen bespreken zonder de angst hetzij [het kind], hetzij Etienne onmiddellijk te verliezen. De pleegouders zullen er in ieder geval voor in moeten staan dat [het kind] en Etienne voorlopig niet zonder toezicht van een volwassene samen zijn.”

De reactie vanuit de jeugdbescherminginstanties is vervolgens geweest dat AZZ besloten heeft om de pleegzorgcontracten bij brief van 16 april 2010 op te zeggen. Nadat de pleegouders een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hebben ingediend bij de sector bestuursrecht is bij beslissing van de rechtbank, zo bleek ter zitting, dit besluit teruggedraaid. Ter zitting is verklaard dat in het kader van de bodemprocedure bij de bestuursrechter een mediationtraject is gestart. De rechtbank is er ambtshalve van op de hoogte dat de kinderrechter bij beschikking van 3 mei 2010 het verzoek tot het verlenen van een algemene machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een pleeggezin heeft afgewezen, zodat de beschikking van 5 maart 2010, de machtiging tot uithuisplaatsing die beperkt is tot het gezin van pleegouders, van kracht bleef.

BJZ heeft, zo blijkt uit de overgelegde stukken, vervolgens besloten tot beëindiging van de plaatsing van [het kind] in het pleeggezin, waartegen de pleegouders in beroep zijn gegaan. Deze procedure is geëindigd in een intrekking van het besluit door BJZ.

4.7 Hoewel AZZ en BJZ, en nu ook de Raad, blijven volharden in het standpunt dat de veiligheid van [het kind] niet is gewaarborgd, is dit in het geheel niet aangetoond. Op dit moment is er geen enkele reden om te vermoeden dat er ten aanzien van [het kind] concrete (ontwikkelings-)gevaren zijn. Bovendien, als de instanties van mening zijn dat de situatie onveilig is, had het op hun weg gelegen nauwe contacten met de pleegouders te onderhouden. Ter zitting is echter naar voren gekomen dat de instanties geen frequente bezoeken aflegden, terwijl gesteld noch gebleken is dat dit door de pleegouders zou zijn tegengehouden.

4.8 Dat er een impasse is ontstaan, kan niet worden ontkend. De stelling van de Raad dat deze impasse kan worden doorbroken door het (laten) uitvoeren van een psychodiagnostisch onderzoek kan de rechtbank echter niet plaatsen. Naast het feit dat een dergelijk vergaand onderzoek onrust en onzekerheid met zich brengt, is dit niet constructief. Er hoeft immers niet te worden onderzocht wat [het kind] nodig heeft en of de pleegouders capabel genoeg zijn om dit te verstrekken. Uit de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat [het kind] zich tegen alle verwachtingen in door de inzet van de pleegouders leeftijdsadequaat heeft ontwikkeld. Zoals hiervoor overwogen is er geen enkele reden om te vermoeden dat het niet goed gaat met [het kind] en dat dat samenhangt met de (opvoedings-)capaciteiten van de pleegouders. Een onderzoek is dan ook niet aan de orde.

4.9 De rechtbank is van oordeel dat de thans ontstane situatie als gevolg van het verschil van mening tussen AZZ en BJZ enerzijds en de pleegouders anderzijds haaks staat op de belangen van [het kind]. Zoals al geciteerd uit de beschikking van 12 april 2010 dienen voornoemde instanties met de pleegouders te communiceren in plaats van de hakken nog verder in het zand te zetten. Het baart de rechtbank zorgen dat BJZ nog immer de inzet heeft om [het kind] uit het pleeggezin weg te halen. Indien BJZ zal worden belast met de voogdij zal zij naar alle waarschijnlijkheid, zo blijkt immers uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, [het kind] alsnog uit het pleeggezin halen. Daarmee wordt voorbij gegaan aan wat al meermalen is geoordeeld, namelijk dat overplaatsing van [het kind] naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot ernstige en onherstelbare schade in zijn ontwikkeling.

4.10 Gelet op de gegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de pleegouders, vanuit hun vertrouwensband met de moeder, de heer [de heer H.] en [het kind] en vanuit de gehechtheid van [het kind] aan de pleegouders, het best is staat moeten worden geacht om de belangen van [het kind] te behartigen. Overeenkomstig hun verzoek zal de pleegmoeder dan ook worden belast met de voogdij over [het kind].

5. De beslissing

De rechtbank:

ontheft de moeder, [verweerster], van het gezag over de minderjarige [het kind], geboren te Terneuzen op [geboortedatum] 1999;

benoemt de pleegmoeder, mevrouw [de pleegmoeder], tot voogdes over voornoemde minderjarige;

veroordeelt de moeder tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de voogdes over het gevoerde bewind;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuypers, voorzitter, S.M.J. van Dijk en M.P. Meeuwisse, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 januari 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature