Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4060 , LJN BR4060

Inhoudsindicatie:

Moord. Verdachte, bij wie een schizofrene stoornis is gediagnosticeerd, heeft onder invloed van een psychose zijn moeder vermoord door haar meerdere malen met een mes te steken en haar keel door te snijden. De rechtbank verenigt zich met de conclusie van de deskundigen dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit volledig ontoerekeningsvatbaar is en maakt deze conclusie tot de hare. Dit betekent dat verdachte niet strafbaar wordt geacht en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank legt de maatregel van terbeschikkingstelling op, nu de door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van deze maatregel eist. Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer 09/753458-10

Datum uitspraak: 3 augustus 2011

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,

adres: [adres]

thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Complex (PPC) te 's-Gravenhage.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 22 september 2010, 29 november 2010, 24 februari 2011, 26 april 2011 en 20 juli 2011.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.M. Gruppelaar van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. D. Vermaat, advocaat te Barendrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 11 juli 2010 te Krimpen aan de Lek, gemeente Nederlek, opzettelijk en met voorbedachten rade zijn moeder genaamd [moeder] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal gestoken in de borst en/of buik en/of rug, althans het lichaam van die [moeder] en/of de keel van die [moeder] doorgesneden en/of die [moeder] met haar hoofd tegen de grond geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [moeder] is overleden;

art 289 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 11 juli 2010 te Krimpen aan de Lek, gemeente Nederlek, opzettelijk zijn moeder genaamd [moeder] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal gestoken in de buik en/of borst en/of rug, althans het lichaam van die [moeder] en/of de keel van die [moeder] doorgesneden en/of die [moeder] met haar hoofd tegen de grond geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [moeder] is overleden.

art 287 Wetboek van Strafrecht

3. Het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk en met voorbedachte rade zijn moeder van het leven heeft beroofd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor voorbedachten rade. Het subsidiair ten laste gelegde feit acht de verdediging wel wettig en overtuigend bewezen.

3.3 De beoordeling van de tenlastelegging

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. 1

Op 11 juli 2010 is verdachte naar het huis van zijn ouders in Krimpen aan de Lek, gemeente Nederlek gegaan.2 Verdachte overwoog om zelfmoord te plegen. Kort nadat hij in de ouderlijke woning aankwam is zijn vader medicijnen voor verdachte gaan halen bij de apotheek. Verdachte was toen alleen thuis met zijn moeder. Verdachte heeft tegen zijn moeder gezegd dat hij zelfmoord wilde plegen, waarop zijn moeder zei dat zij zichzelf dan ook wat zou aandoen.3 Toen verdachte in de keuken was om iets te drinken te pakken, zag hij een blok met broodmessen. Verdachte heeft daarover verklaard: "Ik liep naar de keuken en dacht toen al nu moet ik haar eerst vermoorden. Ik dacht nu of nooit."4 Verdachte heeft een mes uit het messenblok getrokken en heeft nog een ander, groter mes gepakt en gekeken of die goed was. Hij is met het grotere mes naar zijn moeder gelopen en is haar gaan steken, eerst in de buik en borst, daarna in haar nek. Vervolgens heeft hij geprobeerd haar keel door te hakken.5 Hij heeft verklaard: "Ik ben net zolang doorgegaan totdat ze dood zou zijn. Ik hoorde haar gorgelen. Ik dacht dat als het met haar goed kwam dan kwam het niet meer goed. Ik dacht als zij herstel(t) en ze is door haar zoon aangevallen. Ik dacht dat ik het gewoon moest afmaken voor het geval ze zou herstellen. (...) Ik moest ermee doorgaan. Het strottehoofd kwam ik niet doorheen. (...) Ik pakte haar bij de keel en drukte haar hoofd naar achteren. Ik sloeg haar hoofd tegen de grond."6 Verdachte heeft verklaard dat hij het vermoeden had dat zijn moeder bleef leven als hij niet door haar slokdarm heen kwam. Hij heeft vervolgens met zijn vingers en met het mes geprobeerd om door de keel heen te komen en heeft geprobeerd om de keel, waar hij had gesneden, dicht te knijpen. Verdachte is gestopt met het geweld toen hij dacht dat ze dood was en is naar de keuken gelopen.7 En daarna: "Ik ben eerst weer teruggegaan naar mijn ma om te kijken of ze echt dood was. Ik zag dat ze niet bewoog en ik hoorde haar geen geluid meer maken. Ze lag er dood bij. Ik wilde zo wie zo niet dat ze het overleefde. Ik ging terug. Ik heb eerst nog gevoeld en gekeken en misschien met haar kop tegen de grond geslagen of er echt geen leven in zat. Dat zat er dus niet in. Toen ben ik weggegaan."8 Verdachte is vervolgens naar boven gelopen. Hij is uit het dakraam gesprongen en heeft zijn rug gebroken.

Bij de sectie is geconcludeerd dat het intreden van de dood van verdachtes moeder zondermeer kan worden verklaard door verbloeding ten gevolge van talrijke steek- en snijletsels en dat het letsel onder meer aan het hoofd - bloeduitstortingen, opgelopen door uitwendig botsend geweld - geen rol van betekenis ten aanzien van het overlijden heeft gespeeld.9 Daar het tegen de grond slaan van het hoofd niet (mede) tot de dood heeft geleid, terwijl de dagvaarding uitgaat van een oorzakelijk verband tussen deze gedraging en het intreden van de dood, dient verdachte in zoverre te worden vrijgesproken.

De officier van justitie en de raadsman gaan er - terecht - allebei van uit dat verdachte opzet op de dood van zijn moeder had.

De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat de tenlastegelegde voorbedachte rade eveneens bewezen kan worden. De raadsman heeft er terecht op gewezen dat uit de jurisprudentie blijkt dat voorbedachte rade niet onverenigbaar is met zenuwoverspanning en met een psychotisch depressief ziektebeeld. De stelling van de raadsman dat er geen sprake was van een voorbereiding op een doodslag gaat er echter aan voorbij dat voor bewezenverklaring van voorbedachte rade voldoende is dat vast komt te staan dat de verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het reeds genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te gegeven. Het delict moet niet het gevolg zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. Niet verlangd wordt dat (uit de bewijsmiddelen blijkt dat) de verdachte zich daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven van de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad. Uit het handelen van verdachte en ook uit hetgeen hij heeft verklaard over zijn gedachten vlak voor en tijdens het doden van zijn moeder blijkt dat hij niet slechts de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, maar dat hij dat ook daadwerkelijk heeft gedaan.

Het voorgaande leidt tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde moord.

3.4 De bewezenverklaring

Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat:

hij op 11 juli 2010 te Krimpen aan de Lek, gemeente Nederlek, opzettelijk en met voorbedachten rade zijn moeder genaamd [moeder] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, meermalen, gestoken in de borst en buik en rug en de keel van die [moeder] doorgesneden, tengevolge waarvan voornoemde [moeder] is overleden.

4. De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5. De strafbaarheid van de verdachte

Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) d.d. 8 juni 2011, opgesteld door D. Harari, psychiater en A.T. Spangenberg, klinisch psycholoog, dat - voor zover hier van belang - als volgt luidt:

"Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een psychotisch toestandsbeeld met paranoïde en betrekkingswanen en akoestische hallucinaties, nu gedeeltelijk in remissie. Dit toestandsbeeld komt voort uit een schizofrene stoornis, die relatief laat in de levensloop is ontstaan, met vooralsnog weinig negatieve symptomen en desorganisatie, bij een gemiddeld intelligente man met alcohol- en cannabisafhankelijkheid. Op dit moment is er tevens een depressie, ontstaan als reactie op het gegeven dat betrokkene zijn moeder heeft omgebracht. Voor en tijde van het tenlastegelegde was er geen sprake van een stemmingsstoornis. Op emotioneel gebied is er enige onrijpheid, blijkens zijn sterke gerichtheid op het ouderlijk gezin, langdurig middelengebruik en afwezigheid van intieme partnerrelaties. Echter, aspecten als tekortschietende agressieregulatie, impulsiviteit en krenkbaarheid zijn niet aan de orde. Betrokkene kan eerder agressiegeremd genoemd worden. Derhalve is er in de persoonlijkheid geen forensisch relevante pathologie en is er geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een ernstig psychotisch toestandsbeeld.

Betrokkenes handelen in het tenlastegelegde werd volledig bepaald door zijn paranoïd psychotisch toestandsbeeld. Zowel indien het tenlastegelegde voortkwam uit een suïcidewens, als indien het voortkwam uit een impulsdoorbraak bij de paranoïde catastrofale beleving dat de wereld en zelfs zijn ouders zich tegen hem keerden, is er geen scenario denkbaar dat betrokkene hierin vrij zijn handelen kon bepalen. Betrokkene is in zijn psychose gaandeweg steeds verder afgegleden van de realiteit, die hij vanuit zijn wanen paranoïd interpreteerde. De hallucinaties met bijbehorende angst en opwinding vormden, afgaand op wat betrokkene hierover vertelt, een zeer grote druk op betrokkene en in zijn gedecompenseerde en gedesintegreerde staat was hij niet meer in staat zijn gedachten en handelen te overzien. Voor een reëel conflict tussen betrokkene en zijn moeder, of voor eventuele meer antisociaal bepaalde motieven zijn in het geheel geen aanwijzingen gevonden in de informatie van het tenlastegelegde. (...) Onderzoekers adviseren betrokkene volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren."

Nu het advies van de deskundigen wordt gedragen door de door hen gerapporteerde bevindingen en door hetgeen ook uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, verenigt de rechtbank zich met hun conclusie, dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit volledig ontoerekeningsvatbaar is en maakt de rechtbank deze conclusie tot de hare. Dit betekent dat verdachte niet strafbaar wordt geacht en dat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6. De maatregel

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging wordt opgelegd.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar bepleit.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte, bij wie een schizofrene stoornis is gediagnosticeerd, heeft onder invloed van een psychose zijn moeder vermoord door haar meerdere malen met een mes te steken en haar keel door te snijden. Dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft zijn moeder van haar kostbaarste bezit - het leven - beroofd en de nabestaanden onbeschrijflijk en onherstelbaar leed toegebracht waarmee zij de rest van hun leven geconfronteerd zullen blijven. Daarnaast heeft deze moord grote onrust en gevoelens van verontwaardiging en onveiligheid in de samenleving teweeg gebracht.

De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 juli 2010 niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het eerder aangehaalde rapport van het PBC. Daarin staat -voor zover hier van belang-:

"De kans op herhaling van een geweldsdelict is volledig beperkt tot de herhalingskans van een psychose bij betrokkene. Buiten het optreden van een psychose is er naar de overtuiging van ondergetekenden geen gevaar op herhaling van een geweldsdelict. De kans dat betrokkene opnieuw psychotisch wordt is -inherent aan het onderliggende ziektebeeld- aanwezig.(...)

Het risico van een geweldsdelict in het kader van een psychose bij betrokkene kan worden verminderd door langdurige, adequate behandeling, die in aanvang klinisch dient te zijn. Dit houdt in onder andere medicamenteuze behandeling, psycho-educatie, zorgvuldig monitoren van symptomen en monitoren en bevorderen van abstinentie van cannabis en alcohol. Dit laatste is van belang omdat een terugval in middelengebruik de kans op recidiefpsychose sterk vergroot.

Onderzoekers hebben de mogelijkheid overwogen om behandeling binnen het kader van artikel 37 lid 1 Wetboek van Strafrecht (plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis) te adviseren. Deze behandeling zou na een jaar voortgezet moeten worden met inzet van een rechterlijke machtiging, omdat een jaar behandeling naar de mening van ondergetekenden niet afdoende is om het recidiverisico afdoende te verminderen. Omdat de inzet van een rechterlijke machtiging een onzekere factor is in dit stadium, en gezien de ernst van het tenlastgelegde en de rol van het middelenmisbruik, zien onderzoekers af van het advies 'plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis' en adviseren zijn de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) op te leggen.

Onderzoekers hebben vervolgens afgewogen of een behandeling in het kader van een tbs met bevel tot verpleging noodzakelijk is om het geschetste recidivegevaar te verminderen wel of een behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden hiertoe zou kunnen volstaan.

Onderzoekers zijn van mening dat vermindering van het recidivegevaar afdoende kan worden bereikt door plaatsing van betrokkene in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) in het kader van een tbs met voorwaarden, gezien betrokkenes ingeschatte mate van responsiviteit op grond van zijn motivatie, mate van discipline en ontbreken van agressieve incidenten en in de voorgeschiedenis.

Derhalve adviseren ondergetekenden betrokkene een tbs met voorwaarden op te leggen, waarbij als voorwaarde dient te worden gesteld dat betrokkene zich laat opnemen in een FPK."

De officier van justitie heeft gesteld dat de beveiliging van de maatschappij oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging vergt, omdat zij vreest dat verdachte zich op enig moment aan behandeling en het zicht van de behandelaars zal onttrekken. Zij heeft daartoe onder meer gewezen op de ernst van het feit en op een door haar gemaakte inschatting van het verloop van verdachtes ziektebeeld, zijn ziektebesef en zijn bereidheid om zich te blijven onderwerpen aan behandeling.

De raadsman heeft betoogd dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar voor de hand ligt, vanwege de conclusie in het PBC-rapport dat er bij juiste behandeling geen gevaar is voor een agressiedelict jegens een derde. Hij heeft gesuggereerd dat de civiele rechter wordt gewantrouwd, aangezien in het rapport staat dat de inzet van een rechterlijke machtiging een onzekere factor is.

De rechtbank ziet in hetgeen de officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd geen aanknopingspunten om af te wijken van het goed onderbouwde en gemotiveerde advies van de aan het PBC verbonden deskundigen over de op te leggen maatregel.

Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies betreffende verdachte van de Reclassering Nederland, d.d. 24 november 2010, opgesteld door [reclasseringswerker], reclasseringswerker en [leidinggevende], leidinggevende. In dit advies wordt TBS met voorwaarden geadviseerd.

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 20 juli 2011 heeft de aldaar als getuige-deskundige gehoorde [reclasseringswerker], reclasseringswerker, - met instemming van de officier van justitie en de raadsman - de door haar geadviseerde voorwaarden overgelegd en toegelicht.

Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard tot naleving van de geadviseerde voorwaarden.

Gelet op bovenstaande zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen, nu de door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van deze maatregel eist.

Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte, als nader in het dictum genoemd.

De rechtbank acht termen aanwezig toepassing te geven aan de in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht gegeven mogelijkheid te bevelen dat de ter beschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

7. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:

- 37a, 37b, 38 en 289 van het Wetboek van Strafrecht;

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8. De beslissing

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

moord;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

verklaart verdachte niet strafbaar;

ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;

gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;

onder de algemene voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

alsmede onder de bijzondere voorwaarden:

1. de terbeschikkinggestelde laat zich, na zijn invrijheidsstelling, plaatsen op een nader door het NIFP/IFZ en/of de reclassering aan te wijzen klinische behandelsetting en instelling;

2. de terbeschikkinggestelde laat zich behandelen, zolang als zijn behandelaars dit nodig achten en binnen het justitiële TBS kader passend is;

3. de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de afspraken van zijn reclasseringswerker, behandelaars en werkgevers;

4. de terbeschikkinggestelde verandert niet van verblijfplaats zonder toestemming van zijn reclasseringswerker en behandelaars;

5. de terbeschikkinggestelde stelt zich coöperatief op in het nemen van verantwoordelijkheden - hij zal meewerken aan het opstellen van het delictscenario en signaleringsplan - ten aanzien van het gepleegde delict als wel het vormgeven aan zijn toekomst;

6. de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden door het team van de ander te noemen kliniek of instelling;

7. de terbeschikkinggestelde werkt, na de klinische fase, mee aan eventuele noodzakelijke crisisplaatsingen;

8. de terbeschikkinggestelde onthoudt zich van drugs (lijsten 1 en 2 Opiumwet) en alle vormen van alcohol en onttrekt zich niet aan controles hierop. Tevens gebruikt hij geen ander medicatie dan voorgeschreven door zijn behandelend arts;

9. de terbeschikkinggestelde geeft toestemming aan de reclassering tot het inwinnen van informatie bij relevante instanties en of personen;

10. de terbeschikkinggestelde geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn behandelaars, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;

11. de terbeschikkinggestelde zal zich niet schuldig maken aan enig strafbaar feit;

12. de terbeschikkinggestelde zal gedurende de TBS maatregel niet naar het buitenland gaan.

beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

draagt GGZ Reclassering Palier op de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;

Dit vonnis is gewezen door

mrs. L. Alwin, voorzitter,

A.H.Th de Boer en M. van Loenhoud, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S.A.C. Sadal, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2011.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal alsmede geschriften, als bijlagen opgenomen bij het dossier met de nummers 2010107588 (doorgenummerd p. 1- 61), 2010107588A (doorgenummerd p. 62-106) en 2010107588B (doorgenummerd p. 1-497).

2 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2010 p. 441.

3 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2010 p. 442.

4 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2010 p. 442.

5 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2010 p. 442.

6 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2010 p. 443.

7 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2010 p. 443, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2010 p. 451

8 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2010 p. 450.

9 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood P.M.I. van Driessche d.d. 16 september 2010 p. 183.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature