Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vordering van CPEE tot betaling van de kosten van de uitgevoerde controle in [gedaagde] door [gedaagde].

De kantonrechter concludeert dat de beslissing tot vaststelling van een tarief, alsmede de oplegging van een betalingsverplichting uit hoofde van het tarief inhoudelijk het besluit van een bestuursorgaan is, hetgeen krachtens artikel 1 van de Awb onder de werking van de Awb valt. Er is geen sprake van een civielrechtelijke rechtsbetrekking. De kantonrechter acht zich niet bevoegd, CPEE kan niet ontvangen worden in haar vordering.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Kanton

locatie Sittard-Geleen

vonnis d.d. 30 maart 2011

zaak/rolnr.: 369348 CV EXPL 10- 856

typ.: MW/hg

coll.:

De kantonrechter van de locatie Sittard-Geleen heeft het navolgende vonnis gewezen

in de zaak van:

de stichting Stichting ControleBureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten,

gevestigd te [plaats],

eisende partij in conventie tevens verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak, tevens verwerende partij in het incident tot voeging, hierna verder aan te duiden als:

“het ControleBureau”,

gemachtigde: A.J. Scherpenzeel, J. Hubers en mr. drs. H.J.M. van der Manden, gerechtsdeurwaarders te Amersfoort,

tegen

[gedaagde],

wonende aan de [adres],

gedaagde partij in conventie tevens eisende partij in reconventie in de hoofdzaak, hierna verder aan te duiden als: “[gedaagde]”,

gemachtigde: mr. J.W.O. Croockewit, advocaat te Amsterdam,

en

de vereniging Vakcentrum, Beroepsorganisatie van Levensmiddelendetaillisten,

gevestigd en kantoorhoudend te [plaats],

eisende partij in het incident tot voeging, hierna verder aan te duiden als: “het Vakcentrum”,

gemachtigde: mr. J.W.O. Croockewit, advocaat te Amsterdam.

Het verdere verloop van de procedure:

Bij tussenvonnis van 21 juli 2010 heeft de kantonrechter toegestaan dat het Vakcentrum zich in deze procedure voegt aan de zijde van [gedaagde].

Door partijen zijn vervolgens de navolgende stukken gewisseld:

- Conclusie van antwoord na incident tot voeging van het Vakcentrum;

- Conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie van het ControleBureau;

- Conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie van [gedaagde] en na voeging het Vakcentrum;

- Conclusie van dupliek in reconventie van het ControleBureau;

De inhoud van de hiervoor vermelde stukken geldt als hier ingelast.

Daarna is wederom vonnis bepaald op heden, waarvan de uitspraak nader is gesteld op heden.

Verdere beoordeling

in conventie

de vorderingen en het verweer

Het ControleBureau vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad verklaard, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 159,00 in hoofdsom ter zake van een uitgevoerde controle in het bedrijf van [gedaagde].

Het ControleBureau stelt dat zij door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is aangewezen als inspectiedienst die belast is met het toezicht op de naleving van de EU-Handelsnormenverordening voor eieren, welke voorschriften in de Nederlandse wetgeving zijn geïmplementeerd in de Landbouwkwaliteitswet, het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 en de Landbouwkwaliteitsregeling 2007.

Het ControleBureau heeft op 22 juni 2009 bij [gedaagde] een controle uitgevoerd en die controle is bij factuur van 21 juli 2009 aan [gedaagde] in rekening gebracht.

De Landbouwkwaliteitswet geeft het ControleBureau de bevoegdheid de kosten van de controle bij de marktdeelnemer die is gecontroleerd in rekening te brengen. Omdat [gedaagde] niet betaalde, was het ControleBureau genoodzaakt haar incassogemachtigde in te schakelen en de daarmee gepaard gaande kosten ad € 44,03 dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.

[gedaagde] is stelt zich op het standpunt dat de vordering van het ControleBureau moet worden afgewezen. [gedaagde] stelt in essentie dat de vordering een eenzijdig opgelegde heffing betreft waaraan geen civielrechtelijke grondslag voor bestaat, zodat deze dient te worden afgewezen.

De vereniging Vakcentrum stelt en concludeert overeenkomstig hetgeen door [gedaagde] is gesteld en gevorderd.

vaststaande feiten

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet voldoende gemotiveerd betwist, mede aan de hand van door partijen overgelegde producties, het navolgende vast.

CPE heeft op 22 juni 2009 bij [gedaagde] een controle uitgevoerd en die controle is bij factuur van 21 juli 2009 met begeleidend schrijven (I van de 2 pagina's is overgelegd door CPE) aan [gedaagde] in rekening gebracht.

beoordeling

In de kern verschillen partijen van mening allereerst over het punt of de kantonrechter in deze bevoegd is om van onderhavige vordering kennis te nemen en voorts inhoudelijk of CPE de kosten van de controle aan [gedaagde] mag doorberekenen nu hiervoor geen wettelijke grondslag is.

CPE stelt dat zij recht en belang heeft om [gedaagde] in rechte te betrekken omdat deze tekort komt in de nakoming van een vordering van CPE op [gedaagde] uit hoofde van een door haar uitgevoerde controle, waarvoor zij stelt dat zij krachtens een daartoe vastgesteld tarief in dit geval € 159,-- per controle aan [gedaagde] in rekening kan brengen.

[gedaagde] en Vakcentrum stellen daartegenover dat CPE niet bevoegd is om de incasso van deze vordering voor de kantonrechter te brengen.

Voordat de kantonrechter komt tot een inhoudelijke behandeling, dient te worden beoordeeld of deze bevoegd is van deze vordering kennis te nemen.

De algemene bevoegdheid van de kantonrechter is vastgelegd in artikel 93 Rv . Dit artikel bepaalt dat door de kantonrechter worden behandeld en beslist zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 5.000,--. Nu de vordering in totaal € 209,96 bedraagt wordt aan dit criterium voldaan. De vraag rijst echter welke de materiële betekenis is van het begrip "vorderingen".

Artikel 112 van de Grondwet bepaalt in lid I dat de berechting van geschillen van burgerlijke rechten en overige schuldvorderingen aan de rechterlijke macht is opgedragen. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat de wet de berechting van geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan, opgedragen kunnen worden aan of/wel de rechterlijke macht, ofwel de gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. De wet regelt de wijze van behandeling en de gevolgen van de beslissingen.

Artikel 6 Rv bepaalt wanneer de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, als aanvulling op de artikelen 2 en 3 Rv waarin de hoofdregels van bevoegdheid zijn neergelegd. Daarvan is voor deze zaak artikel 6 Rv van belang, omdat dit artikel een opsomming van zaken bevat waarin de Nederlandse rechter bevoegd verklaard wordt. Deze opsomming omvat echter uitsluitend zaken die hun grondslag vinden in het Burgerlijk Wetboek en aanverwante wetgeving: alle soorten verbintenissen, benoemde overeenkomsten, zakelijke rechten, erfrecht, vennootschapsrechtelijke kwesties en insolventiezaken.

Artikel 10 Rv vormt een van gnet voor de zaken waarin de Nederlandse rechter nog bijzondere rechtsmacht toegekend krijgt uit hoofde van ofwel artikel 767 Rv dan wel bijzondere wetgeving. Het laatstgenoemde wetsartikel heeft alleen met executie te maken. Op grond van deze redenering is de kantonrechter derhalve bevoegd tot kennisneming van alle zaken met betrekking tot vorderingen die hun grondslag vinden in het Burgerlijke Wetboek, aanverwante wetten of aangewezen bijzondere wetgeving en voor zover vallend binnen het bepaalde van artikel 93 Rv .

CPE is een zelfstandig bestuursorgaan dat door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is aangewezen als inspectiedienst belast met het toezicht op de naleving van de EU-Handelsnormenverordening voor eieren, geïmplementeerd in de Landbouwkwaliteitswet (LKW) en het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 alsmede de Landbouwkwaliteitsregeling 2007. De vordering betreft kosten van controles die door het CPE ingevolge Europese wetgeving op nationaal Nederlands niveau moeten worden uitgevoerd.

CPE stelt het tarief voor de controles vast, dat vervolgens op de voet van artikel 11 lid 3 LKW door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedsel kwaliteit wordt goedgekeurd.

De basis voor het bestaan van eiseres en haar bevoegdheden volgende uit de Landbouwkwaliteitswet:

Artikel 8:

In een Landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens dat besluit gestelde regels.

in een Landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast met keuring, bedoeld in artikel 7, of met het toezicht daarop. Zij kunnen daarbij tevens bevoegd worden verkaard tot het uitreiken van merken, tekenen of bewijsstukken, in hetzelfde artikel bedoel d.

Artikel 8 a:

Op een privaatrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 8 is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing.

Artikel 1 1:

1. Een controle-instelling kan tarieven vaststellen voor de kosten ter zake van het in artikel 8 bedoelde toezicht en de keuring.

2. indien Onze Minister bij of krachtens een Landbouwkwaliteitsbesluit de in het eerste lid bedoelde activiteiten uitvoert, kan Onze Minister voor de kosten ter zake van deze activiteiten tarieven vaststellen.

De controles worden door CPE als Zelfstandig Bestuursorgaan verricht op grond van de bijwege van de LKW gegeven bevoegdheid, welke wordt vormgegeven door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Aldus is CPE op grond van de wet en de uitvoering daarvan met openbaar gezag bekleed. Het feit dat zij eenzijdig op grond van een reglement een tarief voor haar controles vaststelt en aan een private persoon oplegt, is een uiting van die hoedanigheid.

De kantonrechter oordeelt gezien het vorenstaande dat CPE valt aan te merken als een rechtspersoon die voldoet aan de definitie van bestuursorgaan zoals verwoord onder artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidende:

Onder bestuursorgaan wordt verstaan:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of b. college, met enig openbaar gezag bekleed.

CPE valt niet onder de in de artikelen 1:2 en 1:3 Awb genoemde uitzonderingen.

De conclusie kan geen andere zijn dan dat de beslissing tot vaststelling van een tarief, alsmede de oplegging van een betalingsverplichting uit hoofde van het tarief inhoudelijk het besluit van een bestuursorgaan is, hetgeen krachtens artikel I onder de werking van de Awb valt.

De controles en de doorberekening van de kosten aan [gedaagde] vinden daardoor niet hun grondslag in een tussen CPE en [gedaagde] bestaande civielrechtelijke rechtsbetrekking, en zijn daarmee niet een verbintenis uit overeenkomst of wet, dan wel bijzondere wetgeving krachtens welke de kantonrechter als bevoegde rechter aangewezen wordt. De controles aan de doorberekening van kosten vloeien voort uit een door overheid in het leven geroepen regeling. Aldus valt de vordering van CPE niet onder de werking van artikel 6 Rv e.v. zoals hierboven overwogen.

De weg die CPE voor incasso van haar kosten open staat is die als vervat in artikel 4:85 en volgende van de Awb . Wen bestuursorgaan -in casu CPE- kan de verplichtingen tot betalingen vaststellen en de inhoud daarvan regelen, maar moet dat door middel van een beslissing jegens de rechthebbende doen. Tegen de beslissing tot vaststelling van de verplichting tot betaling heeft de rechthebbende vervolgens krachtens de Awb de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Het bestuursorgaan (CPE) kan tenslotte de inning van deze verplichtingen op voet van artikel 4:124 Awb als volgens de rechten die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft effectueren.

Wanneer de kantonrechter zich bevoegd zou achten ontneemt hij daarmee de rechthebbende, [gedaagde], het recht om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen de beslissing tot vaststelling van de vergoeding voor de controle, alsmede de incasso daarvan.

Dit kan nooit de bedoeling van de Awb zijn.

Artikel 70 Rv geeft partijen gelegenheid om, nadat zij ten onrechte de burgerlijke rechter hebben benaderd, de zaak alsnog aanhangig te maken bij de bestuursrechter.

Een en ander betekent dat de kantonrechter zich onbevoegd acht om van deze zaak kennis te nemen, CPE kan dan ook in haar vorderingen niet ontvangen worden.

Gezien de uitkomst van het geding in conventie oordeelt de kantonrechter dat eiseres als de in het ongelijk gestelde partij dient te worden verwezen in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] in de hoofdzaak, alsmede in de proceskosten aan de zijde van de vereniging Vakcentrum in het incident en in de hoofdzaak.

in reconventie

[gedaagde] vordert in reconventie een verklaring voor recht dat het ControleBureau ten onrechte betaling van een bijdrage controlekosten LBK 2007 vraagt.

Door de beslissing in conventie komt kantonrechter niet toe aan de beoordeling van deze vordering, met dien verstande dat er geen civielrechtelijke basis bestaat voor deze vordering.

Wanneer die bevoegdheid bestuursrechtelijk wel blijkt te bestaan, zou een oordeel als bij deze vordering gevraagd buiten de bevoegdheid van de kantonrechter treden.

De kantonrechter wijst deze vordering af als zijnde het kader van dit geschil zonder belang, maar oordeelt termen aanwezig om de proceskosten in reconventie te compenseren.

In conventie en in reconventie

al hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd is door de kantonrechter beoordeeld maar leidt niet tot een andere beslissing.

Beslissing

De kantonrechter:

in conventie

1.Verklaart eiseres, de Stichting ControleBureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten, niet ontvankelijk in haar vorderingen;

2. Veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure aan de zijde van gedaagde [gedaagde], in de hoofdzaak, begroot op € 500,00 gemachtigdensalaris;

3. Veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure aan de zijde van de vereniging Vakcentrum in het incident en in de hoofdzaak, begroot op € 750,00 gemachtigdensalaris;

in reconventie

1. Wijst de vorderingen van [gedaagde] af;

2. Compenseert de kosten van de procedure in reconventie in dier voege dat elk der partijen haar eigen kosten zal dragen.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting, in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature