Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RVS:2011:BR3235 , LJN BR3235

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 6 maart 2009 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.

Uitspraak



201011290/1/H2.

Datum uitspraak: 27 juli 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2010 in zaak nr. 09/5655 in het geding tussen:

[appellant]

en

de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, hierna: de raad).

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2009 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.

Bij besluit van 26 oktober 2009 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 oktober 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 24 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 april 2011.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), zoals dit gold ten tijde hier van belang, kan de raad de toevoeging weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.

Ingevolge artikel 32 geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

2.2. Op 6 november 2008 heeft [appellant] een toevoeging aangevraagd voor het voeren van verweer tegen een vordering in kort geding tot ontruiming van zijn woning. [appellant] heeft bij deze aanvraag als grond voor verweer aangegeven dat binnen zes maanden een verzoek is ingediend om de huurovereenkomst te mogen voortzetten. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de raad [appellant] een toevoeging verleend met nummer 4HD8344.

Op 16 januari 2009 heeft [appellant] een toevoeging gevraagd voor het instellen van een vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst na overlijden van de huurder op grond van artikel 7:268 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW). De raad heeft bij besluit van 6 maart 2009, gehandhaafd bij besluit van 26 oktober 2009, deze aanvraag om een toevoeging afgewezen, aangezien de werkzaamheden vallen onder de reeds verleende toevoeging met nummer 4HD8344.

2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat beide zaken hetzelfde rechtsbelang betreffen. Hij voert aan dat de zaken een verschillend procedureel, feitelijk en inhoudelijk karakter hebben. Verder betoogt hij dat sprake is van diversiteit van procedures. Volgens [appellant] heeft de rechtbank in dit verband miskend dat beide toevoegingen zijn aangewend voor het voeren van een procedure.

Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank op andere gronden tot de conclusie komt dat de raad terecht de toevoeging heeft afgewezen, dan de raad in het besluit van 26 oktober 2009 en dat de rechtbank dit besluit dan ook ten onrechte niet heeft vernietigd wegens een motiveringsgebrek.

2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (in onder meer de uitspraak van de 15 oktober 1999 in zaken met nrs. H01.99.0159 t/m H01.99.0163; AB 2000, 2) volgt uit de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb , in onderlinge samenhang gelezen, dat, indien sprake is van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meer toevoegingen moeten worden verstrekt. Als sprake is van één rechtsbelang kan met één toevoeging worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures dan wel van één procedure waarin sprake is van meer dan één instantie als bedoeld in artikel 32 van de Wrb .

2.3.2. Beide geschillen zijn ontstaan, omdat de verhuurder van mening is dat [appellant] onrechtmatig in zijn woning verblijft. De rechtsbijstand waarvoor toevoegingen zijn gevraagd is in beide zaken gericht op de voortzetting van het verblijf van [appellant] in de woning. Er is dan ook sprake van geschillen die met elkaar verband houden dan wel in elkaars verlengde liggen en waarbij sprake is van een zodanige verwevenheid, dat zij één en hetzelfde rechtsbelang betreffen. Dat de behartiging van de belangen de gemachtigde van [appellant] wellicht noopt tot het verrichten van onderscheiden werkzaamheden en de feiten en inhoud van de procedures niet identiek zijn, doet hier niet af. Er is sprake van een zodanige verwevenheid dat zij hetzelfde rechtsbelang betreffen. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat het geschil over de voortzetting van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:268 van het BW hetzelfde rechtsbelang betreft als het geschil over de ontruiming van de woning.

Het betoog faalt.

2.3.3. Nu voorts bij minnelijke regeling is overeengekomen dat de in de onderhavige toevoegingsaanvraag aangekondigde procedure niet zal worden aangebracht, kan van verschillende procedures geen sprake zijn. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat de omstandigheid dat in de procedure waarin bedoelde regeling is overeengekomen, mogelijk nog proceshandelingen zijn verricht, dit niet anders maakt.

Het betoog faalt.

2.3.4. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank niet op andere gronden dan in het besluit van 26 oktober 2009 tot de conclusie gekomen dat de raad de aanvraag om toevoeging terecht heeft afgewezen. De rechtbank komt evenals de raad in het besluit van 26 oktober 2009 tot de conclusie dat de raad de toevoeging terecht heeft afgewezen nu beide toevoegingen hetzelfde rechtsbelang betreffen en geen sprake is van verschillende procedures. In het besluit van 26 oktober 2009 heeft de raad onderbouwd en expliciet het standpunt ingenomen dat geen sprake is van twee aparte procedures en derhalve geen sprake is van diversiteit van procedures. Naar aanleiding van het beroep van [appellant] is de rechtbank hierop nader ingegaan en terecht niet tot het oordeel gekomen dat sprake is van een motiveringsgebrek.

Het betoog faalt.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.

w.g. Offers w.g. Bindels

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011

85-630.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature