Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Wanneer vaart een schip onder Nederlandse vlag in de zin van het Beslagverdrag? Doorslaggevend is of het schip beschikt over een Nederlandse zeebrief.

Uitleg van art. 3 van het Beslagverdrag. Geen ruimte voor beperkende werking redelijkheid en billijkheid.

Uitspraak



Arrest d.d. 26 juli 2011

Zaaknummer 200.090.786/01

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

Greatship (India) Limited,

gevestigd te Mumbai,

appellante,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna te noemen: Greatship,

advocaat: mr. L.H. van Houten, kantoorhoudende te Rotterdam,

voor die tevens heeft gepleit,

tegen

1. Caballo Frion Arrendadora S.A. de C.V.,

gevestigd te Ciudad Del Carmen,

hierna te noemen: CFA,

2. Coöperatieve Centrale Reiffeisen-Boerenleenbank B.A.,

gevestigd te Utrecht,

hierna te noemen: de Rabobank ,

advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,

voor wie gepleit heeft mr. H. Boonk, advocaat te Rotterdam.

3. Oceanografia S.A. de C.V.,

gevestigd te Ciudad Del Carmen,

hierna te noemen: Oceanografia,

advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudende te Leeuwarden,

voor wie gepleit heeft mr. E.C. Saman-Kole, kantoorhoudende te Rotterdam,

geïntimeerden,

in eerste aanleg: eisers.

Het geding in eerste instantie

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 14 juli 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.

Het geding in hoger beroep

Bij exploot van 18 juli 2011 is door Greatship hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van CFA, de Rabobank en Oceanografia tegen de zitting van 19 juli 2011.

De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep, die ook de grieven bevat, luidt:

"te vernietigen het vonnis van 14 juli 2011 in kort geding tussen partijen gewezen door de Rechtbank te Leeuwarden, sector civiel recht, onder zaak/rolnummer / HA ZA 113590/ KG ZA 11-211 en, opnieuw rechtdoende, de vordering van geïntimeerden af te wijzen, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties."

Bij memorie van antwoord (met producties) is door CFA en de Rabobank verweer gevoerd met als conclusie:

"tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van appellante in de kosten van het geding."

Bij memorie van antwoord is door Oceanografia verweer gevoerd met als conclusie:

"bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, appellante niet ontvankelijk te verklaren in haar appel, althans de grieven van appellante ongegrond te verklaren en het vonnis van de Voorzieningenrechter te Leeuwarden te bekrachtigen eventueel onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met veroordeling van appellante in de kosten van het geding."

Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's (en voor wat betreft Greatship ook van producties) door hun advocaten.

Ten slotte heeft Greatship de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

De grieven

Greatship heeft in de appeldagvaarding drie grieven opgeworpen.

De beoordeling

Vaststaande feiten

1. Tegen de vaststelling van de feiten door de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.6) van het vonnis zijn geen grieven gericht. Het hof zal dan ook van deze feiten uitgaan. Met wat verder ten aanzien van de feiten vaststaat, gaat het hof uit van het volgende.

1.1. Greetship is eigenaar van het onder Indische vlag varende offshore supply schip "Greatship Dhriti" (hierna: GREATSHIP DHRITHI).

1.2. Op 15 augustus 2008 hebben Greatship als vervrachter en Oceanografia als bevrachter een tijdbevrachtingsovereenkomst gesloten. De overeengekomen huurperiode liep van 25 oktober 2008 tot 5 oktober 2010 en is gedurende de looptijd van de overeenkomst verlengd tot 15 november 2010. Oceanografia heeft het schip op 4 december 2010 teruggeleverd aan Greatship.

1.3. Greatship heeft in Londen een arbitrageprocedure tegen Oceanografia aanhangig gemaakt. Zij stelt een bedrag van ruim $ 2.600.000,-- van Oceanografia te vorderen te hebben, omdat Oceanografia de huurpenningen van het Greatship Drithi voor de periode mei tot 5 december 2010 niet heeft betaald en enkele andere contractuele verplichtingen niet is nagekomen.

1.4. Oceanografia is met Hoop Lobith International B.V. (hierna Hoop Lobith) op

19 februari 2008 een overeenkomst aangegaan voor de bouw van een zeeschip met bouwnummer 434 tegen een aanneemsom van € 14.500.000,00. Het schip heette aanvankelijk "Caballo Gallenico", maar heeft nu de naam "Don Alfonso" (hierna: de DON ALFONSO). Het schip is op 4 september 2009 door Oceanografia teboekgesteld in de openbare registers. Op het schip is op 11 september 2009 een hypotheek ten gunste van de Rabobank gevestigd. De hypotheek strekt tot zekerheid van een vordering van de Rabobank op Oceanografia van € 133.510.000,-- (exclusief rente en kosten). Tot zekerheid van die vordering is op 11 september 2009 ook een recht van hypotheek gevestigd op drie andere schepen van Oceanografie, die bij Hoop Lobith in aanbouw waren. Eerder was tot zekerheid van deze vordering al een recht van hypotheek verstrekt op twee andere schepen. Naast de zes genoemde schepen, heeft Hoop Lobith nog een schip gebouwd in opdracht van Oceanografia. Ook dit schip is door de Rabobank gefinancierd. In totaal heeft de Rabobank ongeveer € 180.000.000,-- aan Oceanografia ter financiering verstrekt.

1.5. Omdat Oceanografia haar verplichtingen jegens de Rabobank niet nakwam, is in mei 2010 een herstructurering tussen de Rabobank en Oceanografia overeengekomen. De herstructurering hield in (a) dat de zeven schepen, waaronder de DON ALFONSO, in eigendom zouden worden overgedragen aan CFA, een in het kader van de herstructurering opgerichte 99,99% dochtervennootschap van Oceanografia, (b) dat de Rabobank via zekerheid over de aandelen (waarbij de aandelen in pand gegeven werden aan een trustmaatschappij) zeggenschap kon uitoefenen in CFA, (c) dat CFA de verplichtingen van Oceanografia uit de overeenkomsten van geldleningen met de Rabobank zou overnemen (inclusief de achterstanden in de betaling van rente en aflossing) en (d) dat CFA de verplichtingen uit de overeenkomsten met Hoop Lobith zou overnemen. Om discussies te vermijden over de vraag of de door hypotheek gedekte lening van de Rabobank door de schuldoverneming niet was afgelost, is een recht van tweede hypotheek op de betrokken schepen gevestigd tot zekerheid van de vordering van de Rabobank op CFA ad ruim € 138.000.000,00.

1.6. De heer [directeur] is directeur van zowel Oceanografia als CFA en houder van de niet door Oceanografia gehouden aandelen in CFA.

1.7. Op 30 juni 2010 is een overeenkomst van contractsgang gesloten tussen Hoop Lobith, CFA en Oceanografia.

1.8. Bij akte van levering van 30 juni 2010, verleden voor notaris mr. J.W.A. Schenk te Amsterdam, zijn de zeven schepen, waaronder de DON ALFONSO, onder opschortende voorwaarde geleverd aan CFA. Uit een notariële verklaring van genoemde notaris van 5 juli 2010, die in het scheepsregister is ingeschreven, volgt dat de opschortende voorwaarde is ingetreden.

1.9. Uit een uitreksel uit de openbare registers van 8 juli 2011 volgt dat in het register is ingeschreven dat CFA eigenaar is van de DON ALFONSO en dat een recht van hypotheek is gevestigd ten gunste van de Rabobank tot een bedrag van

€ 138.074.840,--.

1.10. Op 14 juni 2011 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu voor de periode tot 14 juli 2011 een buitengewone zeebrief afgegeven betreffende de

DON ALFONSO. Eveneens op 14 juni 2011 heeft het Hoofd van de Scheepvaartinspectie een vergunning ingevolge artikel 2 bis van de Schepenwet afgegeven voor een proefvaart met de DON ALFONSO. Deze vergunning was geldig tot 14 juli 2011. Op de vergunning is Hoop Lobith als eigenaar vermeld.

1.11. Op 14 juli 2011 zijn opnieuw een buitengewone zeebrief en een vergunning ingevolge artikel 2 bis van de Schepenwet afgegeven betreffende de DON ALFONSO, nu voor de periode tot 24 juli 2011.

1.12. Na daartoe op 27 juni 2011 verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, heeft Greatship ten laste van CFA en Oceanografia conservatoir beslag laten leggen op de DON ALFONSO voor een vordering die met inbegrip van rente en kosten is begroot op

$ 3.086.000,--. In het beslagrekest heeft Greatship gesteld dat Oceanografia is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst van tijdbevrachting. Volgens Greatship heeft zij eveneens een vordering op CFA. CFA en Oceanografia zijn te vereenzelvigen. Bovendien heeft CFA, aldus nog steeds Greatship. onrechtmatig jegens haar gehandeld door vermogensbestanddelen, waaronder de DON ALFONSO, over te hevelen van Oceanografia naar CFA, met benadeling van crediteuren van CFA tot gevolg. In het beslagrekest roept Greatship de nietigheid van de overdracht van de DON ALFONSO van Oceanografia aan CFA in.

1.13. In een brief van 8 juli 2011 aan de Rabobank met als referentie "Concerns: Trials DON ALFONSO" heeft de heer [betrokkene] van Hoop Lobith geschreven:

"We herewith confirm that the captain during the trials of the vessel Don Alfonso, our yardnumber 434, which will take place on this Sunday, Monday and if needed Tuesday is hired bij the yard and under the command of the yard. He is not an employee of Oceanografy or Caballo Frion Arrendadora.

Furthermore, we also confirm that currently the vessel flies the Dutch flag."

Procedure in eerste aanleg

2. CFA en Rabobank hebben in kort geding primair opheffing gevorderd van het door Greatship op de DON ALFONSO gelegde beslag en subsidiair veroordeling van Greatship tot het stellen van zekerheid. Oceanografia heeft zich in de procedure aan de zijde van CFA en Rabobank gevoegd. De voorzieningenrechter heeft de primaire vordering toegewezen en het beslag bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad opgeheven. Aan haar beslissing heeft zij, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat gelet op de inschrijving van de DON ALFONSO in het Nederlandse scheepsregister er van moet worden uitgegaan dat de DON ALFONSO een Nederlands schip is, zodat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het beslag het "Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen", ondertekend op 10 mei 1952 (hierna: het Beslagverdrag) van toepassing is. De artikelen 3 lid 1 en 3 lid 2 van het Beslagverdrag staan volgens de voorzieningenrechter in de weg aan een beslag op een schip van CFA en/of Oceanografia.

Appelbelang

3. Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep op donderdagmiddag 21 juli 2011 is gebleken dat de DON ALFONSO op donderdagochtend 21 juli 2011 van de werf van Hoop Lobith is vertrokken met als bestemming Mexico. Dat betekent niet dat Greatship geen belang meer heeft bij het door haar ingestelde appel. Greatship is in eerste aanleg in de proceskosten veroordeeld en heeft alleen in zoverre al belang bij vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter. Bovendien herleeft het beslag wanneer het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigt en de vordering tot opheffing van het beslag alsnog afwijst (vgl. onder meer HR 5 september 2008, LJN: BC9351, NJ 2009, 154). Greatship is dan ook ontvankelijk in haar appel ondanks het vertrek van de DON ALFONSO.

Nietigheid appeldagvaarding

4. Volgens CFA en de Rabobank is de appeldagvaarding nietig. De grieven zijn, stellen zij, zo vaag en summier dat de appeldagvaarding neerkomt op een obscuur libel. Het hof volgt CFA en de Rabobank niet in dit betoog. Daargelaten dat een eventuele onduidelijkheid van de grieven niet leidt tot nietigheid van de appeldagvaarding, maar tot niet-ontvankelijkheid van Greatship in het appel, voldoen de grieven aan de daaraan te stellen eisen. De toelichting op de grieven is weliswaar summier, maar uit de grieven en de toelichting daarop wordt voldoende duidelijk met welke overwegingen van de voorzieningenrechter Greatship zich niet kan verenigen en op welke gronden zij vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter wenst. Uit de memorie van antwoord van CFA en de Rabobank leidt het hof af dat ook aan CFA en de Rabobank duidelijk is geworden welke bezwaren Greatship tegen het vonnis van de voorzieningenrechter heeft.

Nieuwe grief ?

5. Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft de raadsman van Greatship betoogd dat op grond van een door Nederland bij de ratificatie van het Beslagverdrag gemaakt voorbehoud het Beslagverdrag niet toepasselijk is op geschillen betreffende onder andere de eigendom van een zeeschip. In die gevallen is het commune Nederlands recht toepasselijk op het beslag. Volgens Greatship is, nu zij de vernietiging van de levering van het schip door Oceanografia aan CFA heeft ingeroepen, in zoverre sprake van een geschil over de eigendom van de DON ALFONSO in de zin van artikel 1 lid 1 onder o van het Beslagverdrag, zodat het Beslagverdrag bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het beslag toepassing mist.

6. Naar het oordeel van het hof behelst dit betoog van de raadsman van Greatship een nieuwe grief. De appeldagvaarding bevat drie grieven. De eerste twee grieven komen op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het Beslagverdrag van toepassing is. De derde grief betreft de interpretatie door de voorzieningenrechter van het Beslagverdrag. In de (toelichting op de) beide eerste grieven keert Greatship zich slechts tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de DON ALFONSO een Nederlands schip is en tegen de motivering van dit oordeel. Dat het Beslagverdrag toepassing mist vanwege de aard van de vordering waarvoor beslag is gelegd op het schip, is noch in de grieven noch in de toelichting te lezen. Greatship heeft deze stelling ook in eerste aanleg niet betrokken, zodat ook bij een lezing van de grieven in het licht van wat al eerder was betoogd de grieven niet zo kunnen worden verstaan dat Greatship van oordeel is dat het Beslagverdrag vanwege de aard van de vordering toepassing mist. In eerste aanleg heeft Greatship juist betoogd dat ook de vordering op CFA, ondanks het feit dat deze gebaseerd is op onrechtmatige daad, een zeerechtelijke vordering uit een bevrachtingsovereenkomst in de zin van artikel 1 lid 1 onder d van het Beslagverdrag is (pleitnota mr. Van Houten van 11 juli 2011 onder 15 en 16). Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft de raadsman van Greatship het betoog over de aard van de vordering gevoerd ter toelichting op grief 1. Nadat hij in dat verband uitvoerig is ingegaan op de kwestie van de nationaliteit van de DON ALFONSO heeft hij de kwestie van de aard van de vordering ingeleid met de woorden “Maar er is meer” (pleitnota mr. Van Houten van 21 juli 2011 pag. 5). Ook uit deze introductie van het betoog volgt al dat het een ander onderwerp betreft dan het daarvoor besproken onderwerp betreffende de nationaliteit van het schip.

7. Het hof stelt vast dat de raadslieden van CFA, de Rabobank en Oceanografia niet (en zeker niet ondubbelzinnig) hebben ingestemd met de behandeling van de nieuwe grief. Zij hebben er onder voorbehoud dat de grief door het hof zou worden behandeld op gereageerd. Nu zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat de grief redelijkerwijs niet eerder in het geding naar voren kon worden gebracht, ziet het hof geen reden een uitzondering te maken op de “in beginsel strakke regel” dat de grieven in de eerste memorie (of, wanneer zoals hier de grieven in de appeldagvaarding zijn geformuleerd, in de appeldagvaarding) en niet pas bij gelegenheid van het pleidooi in appel dienen te worden opgeworpen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de nieuwe grief betrekking heeft op een in het geschil tussen partijen zeer basale vraag - te weten of het Beslagverdrag van toepassing is -, dat partijen ook in eerste aanleg uitvoerig hebben gedebatteerd over deze vraag en dat de grief niet verweven is met al dan niet geheel duidelijke feiten waarover bij het formuleren van de overige grieven nog onduidelijkheid zou kunnen bestaan, maar een louter op juridische gronden gebaseerd standpunt bevat. Om die reden leidt ook de aard van de procedure - een met inachtneming van zeer korte termijnen gevoerd spoedkortgeding - niet tot een ander oordeel leiden over het alsnog in behandeling nemen van de nieuwe grief.

Bespreking van de grieven

8. De grieven 1 en 2, die met elkaar samenhangen en die het hof tezamen zal bespreken, komen op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het Beslagverdrag van toepassing is op de DON ALFONSO. Volgens Greatship kwalificeren het schip en zijn eigenaar, een Mexicaanse vennootschap, niet voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit van het schip, zodat het Beslagverdrag niet van toepassing is op het schip.

9. Het hof stelt voorop dat uit artikel 2 van het Beslagverdrag volgt dat voor het antwoord op de vraag of het Beslagverdrag van toepassing is op een beslag op een zeeschip doorslaggevend is of dit schip “de vlag voert” van een verdragsluitende staat. Het Beslagverdrag is dan ook slechts van toepassing op het op de

DON ALFONSO gelegde conservatoire beslag wanneer de DON ALFONSO de Nederlandse vlag voert in de zin van het Beslagverdrag.

10. Naar het oordeel van het hof voert een schip de vlag van een Verdragsstaat wanneer het op grond van de regels van de desbetreffende verdragsstaat gerechtigd is de vlag van die verdragsstaat te voeren. Voor het antwoord op de vraag of de DON ALFONSO ten tijde van het gelegde beslag - op 27 juni 2011 - de Nederlandse vlag voerde, in de zin van het Beslagverdrag, is nu het Beslagverdrag zelf deze vraag niet beantwoordt, doorslaggevend of de DON ALFONSO daartoe gerechtigd was op grond van de toepasselijke regels van intern Nederlands recht. In dit verband wijst het hof op het voorstel van wet betreffende de Wet verzekering zeeschepen (Kamerstukken II 201--2011 32 835,

nr. 2), dat - in artikel 1 onder e. een Nederlands zeeschip definieert als een zeeschip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de Nederlandse vlag te voeren.

11. Artikel 3 lid 1 van de Wet van 10 juni 1926, houdende nieuwe regeling van de zeebrieven (hierna: de Zeebrievenwet) bepaalt in artikel 3 lid 1 dat zeeschepen gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren indien zij voorzien zijn van een zeebrief, afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de (Zeebrieven)wet. De zeebrief is aldus het document waaruit blijkt of het schip het recht heeft de Nederlandse vlag te voeren (vgl. artikel 91 lid 2 van het VN-Zeerechtverdrag dat bepaalt dat een Verdragsstaat een document dient te verstrekken waaruit volgt dat een schip gerechtigd is de vlag van die Verdragsstaat te voeren). In de MvT op het voorstel van de Wet publiekrechtelijke registratie zeeschepen wordt de zeebrief omschreven als een “bewijs in het internationale verkeer dat het desbetreffende zeeschip de hoedanigheid van Nederlands zeeschip heeft” (Kamerstukken II 2001-2002 28 180, nr. 3, blz. 18).

12. Artikel 4 Zeebrievenwet bepaalt dat een zeebrief, met uitzondering van een voorlopige of een buitengewone zeebrief, slechts wordt afgegeven voor een in de openbare registers teboekgesteld zeeschip. Op grond van artikel 8:194 lid 1 BW kan een afgebouwd zeeschip alleen in de openbare registers worden ingeschreven wanneer het een Nederlands schip is in de zin van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel (hierna: WvK). Artikel 12 Zeebrievenwet opent de mogelijkheid van afgifte van een buitengewone zeebrief voor een zich in Nederland bevindend schip dat voor buitenlandse rekening is gebouwd. Met behulp van deze zeebrief kan het schip, volgt uit lid 1, onder Nederlandse vlag rechtstreeks binnen een bepaalde termijn naar het land van zijn bestemming worden gevoerd. In de hiervoor aangehaalde MvT wordt ten aanzien van zeebrieven voor bijzondere gevallen, waarin ook het Wetsvoorstel voorziet, opgemerkt dat het in die gevallen “gewenst geacht wordt dat het tijdelijk wordt aangemerkt als een Nederlands zeeschip; in deze gevallen verkrijgt het zeeschip de hoedanigheid van Nederlands zeeschip door het afgeven van de zeebrief; dat het schip die hoedanigheid heeft, blijkt uit de zeebrief zelf;” (Kamerstukken II 2001-2002 28 180, nr.3, blz. 18). Door het verstrekken van een buitengewone zeebrief verkrijgt een zeeschip derhalve (zij het tijdelijk) de hoedanigheid van Nederlands zeeschip, ongeacht of aan de vereisten van artikel 311 WvK is voldaan.

13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is een schip naar Nederlands recht gerechtigd de Nederlandse vlag te voeren - en voert het daarom de vlag van een Verdragstaat in de zin van het Beslagverdrag - wanneer het beschikt over een Nederlandse zeebrief. Dat geldt niet alleen voor een zeebrief in de zin van artikel 4 Zeebrievenwet , maar ook voor een buitengewone zeebrief in de zin van artikel 12 Zeebrievenwet . Dat laatste betekent dat ook een schip waarvan de eigenaren niet voldoen aan de vereisten van artikel 311 K (tijdelijk, gedurende de geldingsduur van de buitengewone zeebrief) onder Nederlandse vlag kan varen.

14. Ten tijde van het leggen van het beslag was ten aanzien van de DON ALFONSO een buitengewone zeebrief verstrekt. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat het schip toen gerechtigd was de Nederlandse vlag te voeren, zodat op het gelegde beslag op het schip het Beslagverdrag van toepassing was.

15. Greatship heeft nog aangevoerd dat de buitengewone zeebrief niet is afgegeven aan de eigenaar van het schip, maar aan Hoop Lobith en dat voor het maken van proefvaarten met een aanbouw zijnd schip geen zeebrief nodig is. Voor zover Greatship daarmee wil betogen dat de buitengewone zeebrief ten onrechte is afgegeven, en dat afgifte van de buitengewone zeebrief om die reden niet tot gevolg heeft dat de DON ALFONSO ten tijde van het leggen van het beslag niet gerechtigd was de Nederlandse vlag te voeren, gaat het hof aan dit betoog voorbij. Allereerst blijkt uit de buitengewone zeebrief zelf niet dat deze is afgegeven aan Hoop Lobith. De buitengewone zeebrief is wel naar Hoop Lobith gestuurd, maar staat niet op naam van Hoop Lobith. Bovendien volgt uit de buitengewone zeebrief niet dat deze is afgegeven voor het maken van een proefvaart. De gelijktijdig met de buitengewone zeebrief afgegeven vergunning op grond van artikel 2 Bis van de Schepenwet betreft een proefvaart, maar op de buitengewone zeebrief is niet vermeld dat deze is afgegeven ten behoeve van een proefvaart. Dat de buitengewone zeebrief ten onrechte is afgegeven, heeft Greatship dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het hof laat dan nog buiten beschouwing dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat een ten onrechte afgegeven buitengewone zeebrief zijn werking verliest voordat deze is ingetrokken. Uit het systeem van de Zeebrievenwet, die een uitvoerige regeling bevat voor het vervallen en intrekken van zeebrieven, volgt veeleer dat een zeebrief van kracht blijft tot het moment dat deze wordt ingetrokken of vervallen.

16. De slotsom is dat de voorzieningenrechter, gelet op de ten aanzien van de DON ALFONSO verstrekte buitengewone zeebrief, terecht heeft geoordeeld dat het Beslagverdrag van toepassing is op het op de DON ALFONSO gelegde beslag. De grieven falen reeds om die reden. Wat partijen verder nog hebben aangevoerd over de teboekstelling en de nationaliteit van het schip kan om die reden onbesproken blijven.

17. Met grief 3 komt Greatship op tegen de interpretatie door de voorzieningenrechter van het Beslagverdrag. Artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag bepaalt dat de schuldeiser betreffende een zeerechtelijke vordering beslag kan leggen op het schip waarop de zeerechtelijke vordering betrekking heeft en op elk ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de vordering eigenaar was van het schip waarop deze vordering betrekking heeft. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de zeerechtelijke vordering van Greatship, de vordering betreffende de overeenkomst van tijdbevrachting tussen haar en Oceangrafia, betrekking heeft op de GREATSHIP DHRITHI, dat Greatship en niet CFA of Oceanografia eigenaar is van dit schip, zodat artikel 3 lid 1 niet de mogelijkheid opent om beslag te leggen op een schip van Oceanografia, of CFA. Nu de DON ALFONSO eigendom is van CFA heeft Greatship in strijd met artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag beslag gelegd op de DON ALFONSO, aldus de voorzieningenrechter.

18. Greatship meent dat deze interpretatie van artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag onjuist is. De interpretatie leidt ertoe dat een vervrachter voor verhaal van zijn vordering uit hoofde van de bevrachtigingsovereenkomst op de bevrachter nooit beslag zou kunnen leggen op een schip van de bevrachter. De vordering van de vervrachter uit hoofde van die overeenkomst heeft immers per definitie betrekking op het schip van de vervrachter en niet van de bevrachter. Dit resultaat van deze interpretatie is volgens Greatship onaanvaardbaar en kan ook niet de bedoeling zijn geweest van de verdragsopstellers. Het zou er ook toe leiden dat de ratificatie door Nederland van het beslag heeft geleid tot een beperking van de tot dan naar Nederlands recht bestaande beslagmogelijkheden. Uit de parlementaire geschiedenis betreffende de ratificatie volgt echter niet dat dit de bedoeling is geweest, aldus Greatship.

19. Het hof stelt voorop dat een verdrag te goeder trouw moet worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het Verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het Verdrag (artikel 31 lid 1 Weens Verdragenverdrag van 23 mei 1669, inwerking getreden op 27 januari 1980 ).

20. Naar het oordeel van het hof biedt het Beslagverdrag weinig ruimte voor interpretatie. Het Verdrag heeft toepassing in een groot aantal staten, zodat er in het belang van de zeescheepvaart zo min mogelijk twijfel behoort te bestaan over de uitleg ervan. Uit de considerans van het Beslagverdrag volgt dat het de bedoeling van het verdrag is om eenvormige regels vast te stellen. Het aanvaarden van de mogelijkheid van een ruime interpretatie van bepalingen uit dat verdrag is met dat doel in strijd. Dat betekent dat in beginsel de tekst van het Beslagverdrag zo veel als mogelijk naar de letter dient te worden gevolgd (vgl. ook Hof Amsterdam 16 maart 2010, S&S 2011, 26 r.o. 4.6). Naar het oordeel van het hof zijn de bewoordingen van artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag duidelijk. Ze laten er geen twijfel over bestaan dat alleen beslag gelegd kan worden op het schip waarop de vordering betrekking heeft, in dit geval de GREATSHIP DHRITHI, en op schepen die eigendom zijn van de eigenaar van de GREATSHIP DHRITHI.

21. Naar het oordeel van het hof is deze interpretatie ook niet in strijd met de strekking van het Beslagverdrag, te weten enerzijds het beslag op zeeschepen in de Verdragstaten te faciliteren en anderzijds de beslagmogelijkheden aan banden te leggen. Die strekking sluit aan bij wat in de literatuur over het Beslagverdrag (vgl. T.J. Asser, NJB 1953 blz. 753 e.v. en M.H. Claringbould en C.H.J. baron van Lynden, NJB 1986, blz. 837) is geschreven over het karakter van het Verdrag, dat een compromis vormt tussen enerzijds de continentale opvattingen over de mogelijkheid om beslag op schepen te kunnen leggen (waarbij de bescherming van de crediteur voorrang heeft) en anderzijds de Engelse benadering, waarbij de vrije scheepvaart voorrang heeft. Tegen de achtergrond van die strekking is een interpretatie van het Beslagverdrag die ertoe leidt dat in een bepaald geval het leggen van beslag niet is toegestaan terwijl dat bij toepassing van het commune Nederlandse beslagrecht wel zou zijn toegestaan niet, en zeker niet per definitie, onjuist of onaanvaardbaar. Dat bij de toetreding tot het Verdrag noch in de wetgeschiedenis noch in de relevante literatuur op de desbetreffende beperking is gewezen, leidt naar het oordeel van het hof niet tot een ander oordeel.

22. Het hof neemt bij zijn oordeel voorts in aanmerking dat niet gebleken is van een in de kring van de bij het Beslagverdrag aangesloten staten heersende opvatting over de juiste uitleg van artikel 3 lid 1, die er op neerkomt dat een vervrachter voor zijn vordering op de bevrachter uit hoofde van de overeenkomst van bevrachting wel beslag kan leggen op schepen van de bevrachter. Greatship heeft weliswaar gewezen op één uitspraak van een Engelse rechter, maar uit die uitspraak alleen kan het bestaan van een heersende opvatting niet worden afgeleid.

23. Het hof overweegt ten slotte dat nu het Beslagverdrag beoogt eenvormige regels op het gebied van het internationaal goederenrecht te geven, er geen plaats is voor toepassing van uit andere regels van nationaal recht, zoals de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, af te leiden uitzonderingen (vgl. Hoge Raad 1 februari 2008, LJN: BA5799, NJ 2008, 505).

24. De slotsom is dat het hof van oordeel is dat het Beslagverdrag in de weg staat aan het leggen van beslag op de DON ALFONSO door Greatship. De grief faalt dan ook.

25. Nu de grieven falen, zal het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigen. Greatship zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaten: 3 punten, tarief II, waarbij het hof er rekening mee houdt dat voor CFA en de Rabobank dezelfde advocaat is opgetreden).

De beslissing:

Het gerechtshof:

bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 14 juli 2011;

veroordeelt Greatship in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van CFA, de Rabobank en Oceanografia gevallen:

- voor CFA en de Rabobank tezamen op € 649,00 aan verschotten en op

€ 2.682,00 voor geliquideerd salaris van de advocaat;

- voor Oceanografia op € 649,00 aan verschotten en op € 2.682,00 voor geliquideerd salaris van de advocaat;

verklaart de proceskostenveroordeling betreffende Oceanografia uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door mrs. H. de Hek, voorzitter, G. van Rijssen en R.E. Weening, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 26 juli 2011 in bijzijn van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature