Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft zich in de zomermaanden van 2010 schuldig gemaakt aan een vijftal woninginbraken, inbraak in een schuurtje, heling, vernieling en een poging tot zware mishandeling van een agent. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden. De rechtbank is van oordeel dat thans alleen nog een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is. In een behandelverplichting zoals door Centrum Maliebaan geadviseerd, als bijzondere voorwaarde te verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel, ziet de rechtbank geen meerwaarde. Verdachte heeft immers al een langdurig programma in het kader van de ISD achter de rug en is vervolgens na ommekomst van dat traject al snel weer overgegaan tot het plegen van strafbare feiten ondanks zijn verblijf op dat moment in het Motivatiecentrum. Daar komt bij dat verdachte blijk heeft gegeven zich weinig aan te trekken van voorwaarden die door de rechtbank aan hem worden gesteld.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummers: 16/600778-10; 16/600470-11 (ttz.gev.) [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juli 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1973] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats]

thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem

raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht

1 Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 mei 2011, op welke zitting de zaken overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering zijn gevoegd en vervolgens aangehouden tot de terechtzitting van 11 juli 2011, op welke zitting de zaken, met instemming van de officier van justitie en de raadsman, zijn voortgezet in de stand waarin het onderzoek ter terechtzitting zich op 16 mei 2011 bevond.

Ter terechtzitting van 11 juli 2011 hebben de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

parketnummer 16/600778-10:

Feit 1: primair: op 31 juli 2010 te Amersfoort, aan de [adres] een woninginbraak heeft gepleegd

Feit 1: subsidiair: in de periode van 31 juli 2010 tot en met 10 augustus 2010 te Amersfoort een Pandora-armband heeft geheeld

Feit 2: primair: op 10 augustus 2010 te Amersfoort heeft gepoogd om [verbalisant], brigadier van politie terzake de uitoefening van zijn bediening, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen

Feit 2: subsidiair: [verbalisant] voornoemd op genoemde datum en plaats heeft bedreigd

Feit 3: op 10 augustus 2010 te Amersfoort de ruit van een schuur heeft vernield

Feit 4: op 22 juli 2010 te Amersfoort aan de [adres] een woninginbraak heeft gepleegd

Feit 5: in de periode van 2 tot en met 3 augustus 2010 te Amersfoort aan de [adres] een woninginbraak heeft gepleegd

Feit 6: op 23 juni 2010 te Amersfoort aan de [adres] een woninginbraak heeft gepleegd

Feit 7: in de periode van 25 juni 2010 tot en met 7 juli 2010 te Amerfoort aan de [adres] en woninginbraak heeft gepleegd.

parketnummer 16/600470-11:

Feit 1: op 8 januari 2011 te Amersfoort aan de [adres] een woninginbraak heeft gepleegd

Feit 2: op 28 januari 2011 te Vlissingen aan de [adres] een woninginbraak heeft gepleegd en heeft ingebroken in een bij die woning behorende schuur

Feit 3: op 15 maart 2011 in Den Dolder, gemeente Zeist, aan de [adres] een woninginbraak heeft gepleegd

3 De voorvragen

De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaardingen geldig zijn, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is tot schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 16/600778-10 onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en de onder parketnummer 16/600470-11 onder 1, 2 en 3 tenlastgelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangiften in het dossier, de uitslagen van het DNA-onderzoek, zoals neergelegd in een rapport van het NFI en de bekennende verklaringen van verdachte.

De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 16/600778-10 onder 1 primair ten laste is gelegd en vordert ten aanzien van dit feit vrijspraak.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van de onder parketnummer 16/600778-10 onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde feiten niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het navolgende.

Ten aanzien van feit 1 primair heeft de verdediging aangevoerd dat de woninginbraak heeft plaatsgevonden op 31 juli 2010 en dat op 10 augustus 2010 bij verdachte een armband is aangetroffen die soortgelijk is aan de bij de inbraak weggenomen armband. Vanwege het tijdsverloop kan niet meer gesteld worden dat het verdachte is geweest die de armband bij de woninginbraak heeft weggenomen. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde voert de verdediging aan dat verdachte ten aanzien van het bezit van die armband te goeder trouw is geweest en niet wist en ook niet redelijkerwijs moest vermoeden dat de betreffende armband van misdrijf afkomstig was. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.

Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat het maken van een zwaaiende beweging met een koperen vaas in de richting van de aangever [verbalisant] geen poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert, Daar komt bij dat de getuige [aangever 9] het incident heeft gezien en niets heeft verklaard over een zwaaiende beweging met die vaas. Uit de verklaringen blijkt ook overigens niet dat verdachte heeft getracht om de aangever met de vaas te slaan. Voorzover sprake was van een zwaaiende beweging heeft verdachte die gemaakt met de intentie om de aangever te waarschuwen niet dichterbij te komen en zijn achtervolging te staken. Verdachte dient naar de mening van de verdediging van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de verdediging zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van de onder 4 tot en met 6 tenlastegelegde feiten is de verdediging van mening dat deze tot een vrijspraak moeten leiden. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat de bloedsporen, waaruit het DNA-profiel is verkregen, tijdens het plegen van de strafbare feiten zijn achtergebleven en dat deze door de dader zijn achtergelaten. Dit moet ertoe leiden dat verdachte ook van deze feiten zal moeten worden vrijgesproken, aldus de verdediging.

Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van de onder parketnummer 16/600470-11 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte deze feiten heeft bekend.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

parketnummer 16/600778-10:

Feit 1

Op 6 augustus 2010 doet [aangever 1] aangifte van woninginbraak in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Deze inbraak is gepleegd op 31 juli 2011. Bij deze inbraak werd onder meer een Pandora bedelarmband weggenomen.

Op 10 augustus 2010 is verdachte buiten heterdaad aangehouden en is onder hem onder meer een Pandora armband inbeslaggenomen . Deze armband is door de echtgenote van de aangever [aangever 1] herkend als zijnde haar armband .

Verdachte heeft ter zitting van 16 mei 2011 verklaard dat hij die armband had geruild met een junk.

De rechtbank is van oordeel dat het onder parketnummer onder 1 primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Bij verdachte is tien dagen na de inbraak een armband aangetroffen. Gelet op dit tijdsverloop kan de inbraak niet op grond van het aantreffen van de armband bij verdachte aan hem worden toegerekend.

De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.

Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde heling van de armband overweegt de rechtbank dat het ruilen van goederen met iemand in het drugscircuit het risico met zich brengt dat de betreffende goederen van misdrijf afkomstig zijn. Verdachte had dit moeten beseffen, temeer aangezien hij zelf vele jaren in dit circuit heeft doorgebracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte had moeten vermoeden dat de armband van misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feiten 2 en 3:

Op 11 augustus 2010 heeft [verbalisant], brigadier van politie Utrecht, aangifte gedaan.

Hij zag op 10 augustus 2010 verdachte lopen in Amersfoort. [verbalisant] wist dat verdachte gesignaleerd stond en buiten heterdaad kon worden aangehouden. [verbalisant] heeft verdachte staande gehouden en hem zijn personeelspas getoond, zodat verdachte wist dat hij met een politieambtenaar van doen had .

Verdachte is gevlucht en heeft zich opgesloten in een schuurtje. [verbalisant] heeft vervolgens de deur van het schuurtje dichtgehouden, zodat verdachte niet weer kon ontsnappen, in afwachting van zijn collega’s. Verdachte heeft toen de ruit van die schuur vernield . Van deze vernieling heeft de eigenaar van het schuurtje, [aangever 9], aangifte gedaan .

Verdachte is de schuur uit gerend, door een brandgang in de richting van [verbalisant], terwijl hij op dat moment een grote koperen vaas in zijn handen had. Verdachte heeft hiermee een zwaaiende beweging in de richting van [verbalisant] gemaakt. Vanwege de beperkte ruimte in de brandgang kon [verbalisant] zich alleen maar klein maken en zijn hoofd beschermen. Hierdoor kon verdachte hem passeren en verder vluchten.

[verbalisant] is opnieuw achter de verdachte aangegaan en nadat hij hem was gepasseerd, zag [verbalisant] dat hij opnieuw door de verdachte werd aangevallen. Verdachte rende wederom met de vaas in zijn richting. [verbalisant] wist zijn fiets tussen hem en verdachte te plaatsen om zich op die manier te beschermen tegen verdachte. [verbalisant] zag dat verdachte hem meerdere keren met de vaas op het hoofd probeerde te slaan. Verdachte heeft [verbalisant] daarmee niet geraakt, maar dat is niet aan verdachte te danken maar aan het feit dat [verbalisant] zijn fiets tussen hen beiden in hield en de klappen kon ontwijken door achteruit te lopen.

Nadat verdachte nogmaals in zijn richting kwam, heeft [verbalisant] zijn fiets naar verdachte gegooid. Verdachte is over de fiets heen gestapt en wilde weer in de richting van [verbalisant] komen. [verbalisant] heeft daarop verdachte met zijn vuist op zijn hoofd geslagen. Tegelijkertijd maakte verdachte een zwaaiende beweging met de vaas in de richting van [verbalisant]. Vervolgens zijn zowel verdachte als [verbalisant] ten val gekomen waarbij [verbalisant] boven op verdachte terecht is gekomen.

Verdachte is vervolgens aangehouden door andere collega’s. Direct na de aanhouding voelde [verbalisant] pijn aan zijn ribbenkast en had hij het vermoeden dat hij een of meer ribben had gekneusd.

De aangever van de vernieling van het schuurraam, [aangever 9], heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de agent (de rechtbank begrijpt [verbalisant]) zijn fiets voor verdachte heeft gezet en dat verdachte heeft geprobeerd om de agent met de koperen vaas te slaan.

De rechtbank overweegt dat verdachte door het zwaaien met een koperen vaas bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [verbalisant] daarmee zou raken waardoor deze zwaar letsel had kunnen oplopen, zeker als de vaas hem op zijn hoofd zou hebben geraakt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [verbalisant].

Gelet op het voorgaande kunnen de onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

Feiten 4,5,6 en 7:

Op 22 juli 2010 is door [aangever 3] aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres] te [woonplaats] op diezelfde datum. Bij de woninginbraak zijn een telefoon en een fotocamera weggenomen.

De politie heeft een sporenonderzoek in de woning gedaan, waarbij op een envelop in een lade, die door de dader(s) was doorzocht, een bloedspoor is aangetroffen. Dit spoor is veiliggesteld onder zegelnr. AACW7381NL.

Op 4 augustus 2010 heeft [aangever 4] aangifte gedaan van een woninginbraak in de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Deze inbraak is gepleegd in de periode van 2 tot en met 3 augustus 2010. Daarbij zijn een dvd-speler, een beeldscherm en een aantal sleutels weggenomen. De dader(s) is/zijn binnengekomen door inklimming .

Bij een door de politie ingesteld sporenonderzoek is een frisdrankflesje veiliggesteld dat niet van de aangever was. Het flesje is aangetroffen op het tv meubel waaruit de dvd speler is weggenomen. Dit flesje is bemonsterd op speeksel. Deze bemonstering is veiliggesteld onder zegelnummer AACW7468NL

Op 25 juni 2010 is door [aangever 2] aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres] te [woonplaats]. Deze inbraak was gepleegd op 23 juni 2010. Bij deze inbraak zijn een aantal horloges, een aantal portemonnees met inhoud en een televisie weggenomen.

Bij een door de politie ingesteld sporenonderzoek in de woning van aangeefster [aangever 2] is ondermeer een bloedspoor aangetroffen op de rechterdeurpost van het halletje bij de voordeur waarvan een ruitje was vernield. Dit spoor is bemonsterd en veiliggesteld onder zegelnummer AACO9546NL .

Op 10 juli 2010 heeft [aangever 5], namens de benadeelde [benadeelde 2], aangifte gedaan van inbraak in de woning aan de [adres] te [woonplaats], gepleegd in de periode van 25 juni 2010 tot en met 5 juli 2010. Bij deze inbraak is een spelcomputer (X-box) weggenomen.

Bij een door de politie ingesteld sporenonderzoek in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is onder meer een bloedspoor aangetroffen op de vloer voor het tv meubel waaruit de spelcomputer was weggenomen. Dit spoor is veiliggesteld en bemonsterd onder zegelnummer AACO9713NL.

Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de bemonsteringen onderzocht en gebleken is dat het DNA-profiel dat is aangetroffen in de bemonsteringen met zegelnummers AACW7381NL, AACW7468NL, AACO9546NL en AACO9713NL matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat dit profiel aan een ander toebehoort is kleiner dan één op één miljard .

De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting van 16 mei en 11 juli 2011 genoegzaam is aangetoond dat de op de plaatsen delict aangetroffen sporen waaruit het DNA-profiel is verkregen door verdachte zijn achtergelaten ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Gelet op de hiervoor genoemde plaatsen waar deze sporen zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze van de dader van de inbraken afkomstig zijn. Daarbij acht de rechtbank voorts van belang dat verdachte geen andere plausibele verklaring heeft gegeven waarom zijn DNA op deze plaatsen is aangetroffen. Bovendien heeft verdachte ter zitting van 16 mei 2011 verklaard dat hij woninginbraken heeft gepleegd in de periode waarin deze inbraken hebben plaats gevonden.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onder 4 tot en met 7 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

De rechtbank acht de onder parketnummer 16/600470-11 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2011;

- de aangifte van [aangever 6] (feit 1), [aangever 7] (feit 2) en [aangever 8] (feit 3).

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

parketnummer 16/600778-10:

1 subsidiair

In de periode van 31 juli 2010 tot en met 10 augustus 2010 te Amersfoort een armband (Pandora bedelarmband) heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van die armband redelijkerwijs moest vermoeden da het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2 primair:

Op 10 augustus 2010 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant], zijnde een ambtenaar (brigadier van politie) terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een koperen vaas, meermalen heeft gezwaaid in de richting van het hoofd/lichaam van die [verbalisant] (waarbij het aan het meermalen ontwijken door die [verbalisant] te danken is dat hij niet is geraakt), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

3.

Op 10 augustus 2010 te Amersfoort, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een schuur, toebehorende aan [aangever 9], heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die ruit in te slaan;

4.

Op 22 juli 2010 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een telefoon en een fotocamera, toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (het verbreken van een raam van die woning);

5.

in de periode van 2 augustus 2010 tot en met 3 augustus 2010 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een dvd-speler, een beeldscherm en een aantal sleutels, toebehorende aan [aangever 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;

6.

Op 23 juni 2010 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een aantal horloges, een aantal portemonnees (met inhoud) en een televisie, toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (het verbreken van een raam);

7.

In de periode van 25 juni 2010 tot en met 5 juli 2010 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een spelcomputer (X-box), toebehorende aan [aangever 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en een valse sleutel.

Ten aanzien van het onder 7. bewezenverklaarde heeft de rechtbank geconstateerd dat in de tenlastelegging is vermeld dat een computerspel is weggenomen. Uit de aangifte en de daarbij behorende goederenbijlage is evenwel duidelijk geworden dat een spelcomputer is weggenomen. De rechtbank heeft gelet hierop het woord “computerspel” verbeterd in “spelcomputer”. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een kennelijke verschrijving door de steller van de tenlastelegging. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

parketnummer 16/600470-11:

1.

Op 8 januari 2011 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een iPad (merk Apple) en een iPod (merk Apple, type nano) en fotocamera’s (merk Canon) en toebehoren en zonnebrillen en een skibril en een externe harde schijf (merk Western Digital) en een adapter en een USB-stick en een computer en een geldbedrag (met ene totale waarde van 650 euro) en pennen (merk Waterman en Parker) en horloges (merk Brunot Banani en Sigma Topline en Nautica), toebehorende aan [aangever 6], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak op een keukenraam;

2.

Op 28 januari 2011 te Vlissingen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan het [adres]) heeft weggenomen sleutels en een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [aangever 7], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak op het onderraam van de voordeur

en

op 28 januari 2011 te Vlissingen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een schuur (behorend bij een woning gelegen aan het [adres]) heeft weggenomen een fiets (merk Gazelle en type Orange Plus Vv) en toebehoren, toebehorende aan [aangever 7], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;

3.

Op 15 maart 2011 te Den Dolder, gemeente Zeist, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een telefoon (merk Nokia, type E72) en een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak op een ruit van de achterdeur.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 1 subsidiair:

Schuldheling;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 2 primair:

Poging tot zware mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen een ambtenaar terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 3:

Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 4 en 6:

Telkens diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 5:

Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 7:

Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en een valse sleutel;

Ten aanzien van parketnummer 16/600470-11 feit 1 en 3:

Telkens diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

Ten aanzien van parketnummer 16/600470-11 feit 2:

Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

en

Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte na een aanvankelijk zeer positief afgesloten ISD-traject, een terugval heeft gehad. De oorzaak van deze terugval was gelegen in de omstandigheid dat verdachte opnieuw in detentie recht kwam vanwege het uitzitten van vervangende hechtenis naar aanleiding van een niet betaalde geldboete van het CJIB. Hierdoor raakte hij zijn werk en toenmalige vriendin kwijt. Verdachte is toen weer drugs gaan gebruiken en ontspoorde als gevolg daarvan.

De verdediging is van mening dat deze terugval niet geheel aan verdachte valt toe te rekenen, maar ook deels de verantwoordelijkheid is van de maatschappij. Het is immers in strijd met het beleid van de ISD om, na ommekomst van het ISD-traject nog met “oude” straffen te worden geconfronteerd.

De verdediging meent dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de persoon van verdachte, gelet op diens positieve ontwikkeling in de laatste jaren.

Verdachte heeft een excuusbrief geschreven aan alle slachtoffers in deze zaak.

Verdachte heeft inmiddels een urgentieverklaring van de gemeente voor een woning, welke urgentieverklaring in november 2011 verloopt. Zonder deze verklaring maakt verdachte geen kans op een eigen woning waardoor hij ook niet bij De Waag terecht zou kunnen.

De verdediging stelt voor aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen tot november 2011, opdat de reclassering en verdachte zelf de gelegenheid hebben om voor hem een woning te vinden. Daarnaast kan een stevige voorwaardelijk strafdeel en een werkstraf worden opgelegd.

Voorts brengt de verdediging naar voren dat verdachte bereid is om zich te laten opnemen in bijvoorbeeld het Motivatiecentrum. Hij staat daar inmiddels al op de wachtlijst.

Voor het geval de rechtbank een langere vrijheidsstraf oplegt dan zoals voorgesteld, heeft de verdediging een verzoek gedaan tot aanhouding van de zaak teneinde omtrent verdachte een nader reclasseringsrapport op te laten maken waarin een Plan van Aanpak wordt uitgewerkt.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich in de zomermaanden van 2010 schuldig gemaakt aan een vijftal woninginbraken, inbraak in een schuurtje, heling, vernieling en een poging tot zware mishandeling van een agent.

Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.

Ook aan de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een agent van politie, tilt de rechtbank zwaar. Dat verdachte heeft getracht zich aan zijn aanhouding te onttrekken door weg te rennen, is nog enigszins te begrijpen, maar dat verdachte vervolgens op die agent is afgegaan met een koperen vaas en daarmee wild zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met het risico dat hij daarmee die agent ernstig zou verwonden, is naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onaanvaardbaar. Gelet op het feit dat geweldsdelicten, begaan tegen hulpverleners, waaronder ook de politie wordt geschaard, in de maatschappij grote verontwaardiging oproepen en dat het werk van deze hulpverleners door dergelijke delicten wordt bemoeilijkt, is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsstraf op zijn plaats is.

Daar komt bij dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van misdrijven waarbij geweld is gebruikt, vaak, ook nog na lange tijd, de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.

Nadat verdachte ter zake van de gepleegde woninginbraken en het geweldsdelict tegen de agent was aangehouden en in voorlopige hechtenis was geplaatst, heeft de raadkamer van de rechtbank op 22 december 2010 de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst, onder meer onder de voorwaarde dat verdachte zich niet aan nieuwe strafbare feiten zou schuldig maken.

Verdachte is echter kort na ingang van de schorsing van de voorlopige hechtenis, terwijl hij verbleef in het Motivatiecentrum te Den Dolder, weer in de fout gegaan door in januari en maart 2011 opnieuw drie woninginbraken te plegen.

Verdachte heeft daarmee aangetoond geen enkel respect te hebben voor de beslissingen van justitie, althans heeft hij door het opnieuw plegen van drie woninginbraken laten zien dat hij zich van de voorwaarden die justitie hem had opgelegd, niets aantrekt.

Verdachte heeft verklaard dat hij geld nodig had, ondermeer om een treinkaartje te kunnen kopen teneinde zijn vriendin te kunnen bezoeken. De rechtbank leidt hieruit af dat er kennelijk weinig voor nodig is om verdachte tot het plegen van woninginbraken te brengen, zelfs als hij intensief door hulpverlenende instanties wordt begeleid.

De rechtbank rekent verdachte dit extra zwaar aan.

De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van verdachte van 1 april 2011. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 1993 veelvuldig is veroordeeld, voornamelijk ter zake van vermogensdelicten als inbraak en diefstal.

Verdachte is in 2006 veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.

Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte dit traject op een positieve wijze heeft afgesloten.

De rechtbank heeft gelet op het rapport van Centrum Maliebaan van 7 juli 2011, opgemaakt door de heer B.H.V. Dölle, waarin wordt vermeld dat verdachte onder behandeling is geweest van afdeling Eykman van het Motivatiecentrum en daar goede vorderingen heeft gemaakt. Verdachte is uitbehandeld wat betreft zijn verslaving.

De terugval in recidive maakt wel duidelijk dat verdachte nog steeds impulsief kan reageren en dat hij cognitieve beperkingen heeft. Er heeft overleg plaatsgevonden met De Waag om de mogelijkheid van een ambulante behandeling te bespreken. De Waag heeft toegezegd op korte termijn een intakegesprek met verdachte te voeren waarna een behandelaanbod zal worden gedaan. De motivatie van verdachte hiervoor is goed en er zijn geen contra-indicaties voor De Waag om verdachte in behandeling te nemen.

Met de gemeente Amersfoort is contact geweest met betrekking tot de aan verdachte verleende urgentieverklaring voor een woning in Amersfoort. Daaruit is naar voren gekomen dat de urgentie ook op een later moment opnieuw kan worden ingezet of kan worden omgezet in een plaatsing voor begeleid wonen.

Centrum Maliebaan adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling.

De rechtbank is echter van oordeel dat thans alleen nog een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is. In een behandelverplichting zoals door Centrum Maliebaan geadviseerd, als bijzondere voorwaarde te verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel, ziet de rechtbank geen meerwaarde. Verdachte heeft immers al een langdurig programma in het kader van de ISD achter de rug en is vervolgens na ommekomst van dat traject al snel weer overgegaan tot het plegen van strafbare feiten ondanks zijn verblijf op dat moment in het Motivatiecentrum. Daar komt bij dat verdachte blijk heeft gegeven zich weinig aan te trekken van voorwaarden die door de rechtbank aan hem worden gesteld, zoals de voorwaarden die de raadkamer van de rechtbank op 22 december 2010 aan hem heeft opgelegd in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, nu hij gedurende deze schorsing opnieuw drie ernstige strafbare feiten heeft gepleegd.

De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.

6.4 Het ad informandum gevoegde

De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit, te weten:

een woninginbraak gepleegd op 9 augustus 2010 te Amersfoort

7 De benadeelde partij

- De benadeelde partij [verbalisant] vordert een schadevergoeding van € 515,00 voor parketnummer 16/600778-10, feit 2.

De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd.

De verdediging heeft aangevoerd dat de kosten van materiële schade zien op het eigen risico van de benadeelde. Niet duidelijk is of het kosten van de benadeelde zelf betreft of kosten van de meeverzekerden. Dit klemt temeer nu de kosten onder meer betrekking hebben op een medische handeling van 13 augustus 2010, te weten drie dagen na het voorval.

Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging uitdrukkelijk betwist dat sprake is geweest van enige schade bij de benadeelde, althans acht de verdediging deze onvoldoende onderbouwd. Uit de medische rapportage blijkt niet van een kneuzing bij de benadeelde en overigens is die het gevolg geweest van de valpartij bij de aanhouding van verdachte en niet van het zwaaien met de koperen vaas.

De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de verdediging.

De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken voldoende aannemelijk is geworden dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Met betrekking tot de gevorderde materiële schade merkt de rechtbank op dat geenszins onaannemelijk is dat de benadeelde ook drie dagen na het voorval nog medische behandeling heeft moeten ondergaan als gevolg van het bewezenverklaarde feit en dat de kosten van het eigen risico enkel zien op die door de benadeelde zelf ondergane medische behandeling.

De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag voldoende aannemelijk is zodat de vordering zal worden toegewezen.

- De benadeelde partij [aangever 6] vordert een schadevergoeding van € 3.600,00 voor parketnummer 16/600470-11 feit 1.

De officier van justitie heeft de toewijzing van de vordering gevorderd.

De verdediging heeft terzake geen verweer gevoerd.

De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.

- De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 779,45 voor parketnummer 16/600778-10 feit 7.

De officier van justitie heeft de toewijzing van de vordering gevorderd.

De verdediging heeft terzake geen verweer gevoerd.

De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.

Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

8 Het beslag

8.1 De verbeurdverklaring

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.2 De teruggave

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33 a, 36f, 45, 57, 302, 304, 310, 311, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/600778-10 onder 1 primair tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder parketnummer 16/600778-10 onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 en het onder parketnummer 16/600470-11 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 1 subsidiair:

Schuldheling

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 2 primair:

Poging tot zware mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen een ambtenaar terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 3:

Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 4 en 6 en parketnummer 16/600470-11 feit 1 en 3:

Telkens diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 5:

Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;

Ten aanzien van parketnummer 16/600778-10 feit 7:

Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en een valse sleutel;

Ten aanzien van parketnummer 16/600470-11 feit 2:

Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

en

diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.

- verklaart verdachte strafbaar;

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van DRIE (3) JAAR EN ZES (6) MAANDEN;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

een t-shirt, kleur wit met bloedsporen;

- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:

2 rijksdaalders, uitgifte 1959 en 1961 (179814);

2 zilveren tientjes (179815);

1 pandora armband met diverse bedels;

1 koperen kruik (179842).

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant] van € 515,00,. waarvan € 165,00 ter zake van materiële schade en € 350,00 ter zake van immateriële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 6] van € 3.600,00 ter zake van materiële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 779,45 ter zake van materiële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:

- benadeelde partij [verbalisant], € 515,00, 10 dagen hechtenis,

- benadeelde partij [aangever 6], € 3.600,00, 46 dagen hechtenis,

- benadeelde partij [benadeelde 2], € 779,45, 15 dagen hechtenis,

met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juli 2011.

Mr. M.J. Grapperhaus is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature