Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak van een deel van de tenlastelegging. Het hof heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte met een ander samengewoond heeft. Veroordeling voor - kortgezegd - bijstandsfraude i.v.m. het niet opgeven van inkomsten en het niet melden van de vakantie.

Uitspraak



Gerechtshof Leeuwarden

Sector strafrecht

Parketnummer: 24-000746-09

Uitspraak d.d.: 21 juli 2011

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 16 maart 2009 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1961],

wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een werkstraf van 70 uren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,

mr. J.S. Özsaran, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

zij op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 31 januari 2007 tot en met 31 januari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand , opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering via de gemeente [gemeente], dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, aan de (afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de) gemeente [gemeente], (telkens) opzettelijk in het geheel niet gemeld dat

A) zij in voornoemde periode met [naam persoon] een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd, althans dat R.A.F. (als kostganger) zijn hoofdverblijf heeft gehad op het (woon)adres [adres] te [plaats]

en/of

B) zij, verdachte, en/of haar (minderjarige) zoon, [zoon van verdachte], (voor wiens bankrekening zij gemachtigde is) in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal inkomsten en/of (een) gift(en) heeft ontvangen,

en/of

C) zij, verdachte, in voornoemde periode (te weten in de maanden juli en/of augustus 2007) 3 weken, althans langer dan 1 week buiten haar woonplaats heeft verbleven (in verband met vakantie),

zulks terwijl dat (telkens) wel het geval was;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat

zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in de periode 16 april 2007 tot en met 15 december 2007, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, (telkens) een geschrift - een Rechtmatigheidsonderzoeksformulier WWB -, door middel waarvan zij schriftelijk opgave heeft gedaan aan de (afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de) gemeente [gemeente] van gegevens, welke noodzakelijk waren voor de beoordeling van het recht op uitkering krachtens deWet Werk en Bijstand en/of van het bedrag van die uitkering over het tijdvak waarop die opgave betrekking had, welk geschrift (telkens) bestemd was om tot bewijs te dienen van de daarin vermelde feiten, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

A) door in dat geschrift de daarin voorkomende vragen/vraag met betrekking tot door haar genoten inkomsten (waaronder giften) (telkens) hetzij niet, hetzij ontkennend te beantwoorden, zulks terwijl zij in werkelijkheid in dat tijdvak wel inkomsten had genoten en/of giften had ontvangen, dan wel door bij die vragen/vraag (telkens) lagere inkomsten en/of giften te vermelden dan in werkelijkheid het geval was

en/of

B) door in dat geschrift de daarin voorkomende vragen/vraag met betrekking tot verandering van haar woonsituatie en/of persoonsgegevens (onder meer vanwege samenwoning en/of het aantal inwonende personen), (telkens) hetzij niet, hetzij ontkennend te beantwoorden, zulks terwijl in werkelijkheid in dat tijdvak zij, verdachte, met [naam persoon] heeft samengewoond, althans een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd dan wel dat [naam persoon] (vanwege kostgangerschap) zijn hoofdverblijf op het (woon)adres [adres] te [plaats] heeft gehad

en/of

C) door in dat geschrift betreffende de maanden juli en augustus 2007 de daarin voorkomende vragen/vraag met betrekking tot vakantie en/of verblijf in het buitenland, (telkens) hetzij niet, hetzij ontkennend te beantwoorden, zulks terwijl zij, verdachte, in werkelijkheid in de periode van 21 juli 2007 tot en met 06 augustus 2007 op vakantie is geweest, althans in het buitenland heeft verbleven.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging omtrent het bewijs

Aan de verdachte is onder primair, onderdeel A ten laste gelegd dat zij samen met [naam persoon] een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd, althans dat [naam persoon] zijn hoofdverblijf heeft gehad op het (toenmalige) woonadres van verdachte. Ter terechtzitting van het hof is door en namens verdachte aangevoerd dat [naam persoon] regelmatig bij verdachte in huis was, maar dat dit was uit beschermingsoogpunt en niet kan worden aangemerkt als samenwonen. Verdachte verklaart bang te zijn geweest voor haar ex-man, die in het achterste gedeelte van het woonhuis woonde, en hem te hebben willen laten denken dat zij niet alleen in (het voorste deel van het) huis verbleef. Verdachte ontkent stellig met [naam persoon] samen te hebben gewoond en verklaart daardoor niet de noodzaak te hebben gezien zijn aanwezigheid aan de gemeente door te geven.

Mede door de verklaring van verdachte ter terechtzitting is bij het hof twijfel ontstaan over de duiding van de situatie van verdachte. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat het verblijf van [naam persoon] in de woning van verdachte van zodanige omvang was dat dit (ten minste) de conclusie kan rechtvaardigen dat hij daar zijn hoofdverblijf had. Het hof kan niet uitsluiten dat de lezing van verdachte omtrent de aanwezigheid van [naam persoon] juist is. Het hof heeft om die reden niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder primair, onderdeel A ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op tijdstippen, in de periode van 31 januari 2007 tot en met 31 januari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand , opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering via de gemeente [gemeente], dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, aan de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente [gemeente], telkens opzettelijk in het geheel niet gemeld dat

B) zij, verdachte, als gemachtigde van de bankrekening van haar minderjarige zoon, [zoon van verdachte], in voornoemde periode meermalen inkomsten heeft ontvangen,

en

C) zij, verdachte, in voornoemde periode (te weten in de maanden juli en augustus 2007) 3 weken buiten haar woonplaats heeft verbleven in verband met vakantie,

zulks terwijl dat telkens wel het geval was.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het primair bewezen verklaarde levert op:

in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming danwel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft in de periode van 31 januari 2007 tot en met 31 januari 2008 opzettelijk nagelaten gegevens te verstrekken die van belang waren voor het vaststellen van haar of eens anders recht op een uitkering inzake de Wet Werk en Bijstand, dan wel de hoogte of duur daarvan. In genoemde periode heeft verdachte als gemachtigde van de bankrekening van haar zoon inkomsten ontvangen en is zij drie weken op vakantie geweest. Door deze relevante gegevens aan de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente [gemeente] te onthouden heeft verdachte deze afdeling de mogelijkheid ontnomen om volledig inzicht te krijgen in feiten en omstandigheden die van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op de uitkering, dan wel de hoogte of duur daarvan. Het stelsel van sociale zekerheidsuitkeringen is gebaseerd op het vertrouwen dat rechthebbenden zelf hun verantwoordelijkheid nemen door tijdig melding te maken van relevante gegevens. Dat vertrouwen heeft verdachte beschaamd.

Uit het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 mei 2011 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.

Het hof houdt voorts bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze uit het dossier naar voren komen en ter terechtzitting van het hof zijn gebleken.

Gelet op het bovenstaande is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat een werkstraf van 70 uren een passende bestraffing is, met dien verstande dat met het oog op de persoonlijke omstandigheden van verdachte een deel van 50 uren voorwaardelijk opgelegd zal worden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 227b van het Wetboek van Strafrecht .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis.

Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door

mr. E. de Witt, voorzitter,

mr. O. Anjewierden en mr. E. Pennink, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,

en op 21 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. E. Pennink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature